Hoofdstuk 1
Een hoge gil was net hoorbaar tussen het gekletter van de regen en deed me opschrikken uit mijn overpeinzingen. Benieuwd naar wat er aan de hand was, keek ik naar waar het geluid vandaan was gekomen. Wat ik daar zag gaf me de rillingen.
Op de oever van de wild stromende rivier stond een wezen dat ongeveer even groot was als een volwassen man. Hij liep rechtop en had armen en benen, maar daar hield de gelijkenis met een mens dan ook wel weer op. Hij had meer weg van een uit de kluiten gewassen vis. Hij was blauw, zijn buik wat lichter getint dan de rest van zijn lichaam. Van zijn kop tot het uiteinde van zijn staart liep een gifgroene kam. Door zijn dubbele rij scherpe tanden en de drietand in zijn linkerhand zag hij er angstaanjagend uit. Maar dat was niet de reden dat mijn haren recht overeind waren gaan staan.
Nee, waar ik echt van schrok was het kleine meisje met lange donkerblonde haren dat hij in een houdgreep hield met zijn rechterarm. Ze probeerde verwoed om vrij te komen, maar ze maakte geen kans. Toen ze doorhad dat ik hun kant op keek, schreeuwde ze nogmaals. De angst en paniek waren zelfs vijftig meter verderop in haar stem te horen.
Vertwijfeld liet ik Vlugvoet, mijn betrouwbare zwarte ros, stoppen. Moest ik helpen? Elke vezel in mijn lichaam schreeuwde dat ik door moest rijden. Vechten met een duidelijk boosaardig wezen was levensgevaarlijk. Elk mens dat goed bij zijn hoofd was, zou het niet eens overwegen. Het monster zou me waarschijnlijk gewoon laten gaan als ik hem niet lastig viel. Dan zouden die scherpe tanden van hem niet in mijn lichaam eindigen.
Maar het zicht van het meisje, dat inmiddels van de kant het water in getrokken was, haalde meteen beelden die ik al lange tijd buiten probeerde te sluiten terug naar boven. Alles wat ik (de afgelopen maanden eindelijk enigszins met succes) uit mijn gedachten had proberen te verbannen, kwam nu weer bovendrijven. Hoe bang ik ook mocht zijn, hoe zeer ik mijn gedachten zich ertegen voelde verzetten om naar de rivier te rijden, iets in mij wist dat ik nu actie moest ondernemen. Dit was een kans om iets meer tot vrede te komen met mijn verleden. Daarom verzette ik me tegen mijn overlevingsinstinct en spoorde ik Vlugvoet aan om naar de oever te rijden.
Een paar meter bij de rivier vandaan liet ik hem inhouden. Ik kon niet echt met dieren communiceren, maar toch leek het altijd alsof Vlugvoet me kon verstaan als ik tegen hem praatte. Daarom zei ik: 'Wacht hier. Breng jezelf in veiligheid als het nodig is,' terwijl ik over zijn neus aaide.
Hij hinnikte.
Uit de zadeltas haalde ik de stok die ik had meegenomen om appels uit de bomen te halen. De gemuteerde vis mocht er dan wel gevaarlijk uitzien, een goede klap op zijn kop zou hem vast pijn doen. Als ik hem kon verrassen, kon ik hem misschien bewusteloos slaan en met het meisje vluchten.
Gelukkig lette hij totaal niet op mij. Hij was druk bezig om het tegenstribbelende meisje naar de rivier te brengen. Met een schok besefte ik wat hij van plan was: hij wilde haar laten verdrinken. Als ik niet snel was, zouden ze onder water verdwijnen en was mijn kans om nog iets te doen verkeken.
Ik sprintte naar het monster toe en bewoog de stok naar achteren om goed uit te kunnen halen. Zo hard als ik kon sloeg ik naar de plek waar zijn kop een tel eerder was geweest. Ik miste en verloor mijn balans. De stok vloog uit mijn handen en ik viel met mijn gezicht in het zand. Toen ik weer opkeek, zag ik tegen het licht van een bliksemflits op de achtergrond nog net een hand onder water verdwijnen.
Met het knarsende zand nog tussen mijn tanden sprong ik het water in. De kou was overweldigend. Ik voelde hoe mijn buikspieren zich aanspanden, mijn ademhaling zwaarder en onregelmatiger werd. Het werd licht voor mijn ogen door alle prikkels. Even dacht ik dat ik flauw zou vallen, dat ik het meisje niet kon helpen.
Gelukkig ging het net goed. Mijn lichaam raakte langzaam gewend aan het water, maar ik had geen tijd om te wachten. Ik moest het meisje redden. Met elke seconde die ik treuzelde, kwam haar dood een seconde dichterbij.
Ik deed mijn hoofd onder water om te zien waar ik naartoe moest zwemmen, beet door de nieuwe pijnscheut die de kou veroorzaakte heen, en keek. Toen ik zag wat er aan de hand was, schrok ik zo erg dat ik bijna mijn mond open deed en een slok water binnenkreeg. Het monster had het meisje nog steeds in een stevige houdgreep en bevond zich inmiddels al bijna op de bodem van de rivier, vlakbij een gat in de zijkant van de rivierbedding. Hij was duidelijk van plan haar daar naartoe te brengen, waarschijnlijk om haar te laten verdrinken of misschien op een andere manier te vermoorden.
Ik kwam nog één keer boven, nam een diepe teug lucht en dook achter ze aan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top