1.3

Ik klopte op de eikenhouten voordeur. Het weer was inmiddels opgeklaard, maar het stenen pad was nog steeds nat van de hevige regenval van de afgelopen dagen. Het water dat van me afstroomde, viel in kleine spetters uiteen in de plassen water op het pad.

Na een paar seconden klonken er voetstappen. Het geluid van metaal dat over hout schraapte, vertelde me dat het deurluikje opengemaakt werd zodat ik bekeken kon worden.

'Ah, Fynn, jij bent het.' Mijn vader deed de deur open en gebaarde me om snel naar binnen te komen. Er stonden rimpels op zijn zongebruinde huid. Terwijl hij door zijn peper-en-zoutkleurige baardje wreef, zei hij: 'Jongen toch, je bent helemaal nat. Blijf hier maar even wachten zodat de rest van het huis droog blijft, dan zal ik een warm bad voor je vullen.'

Ik knikte. 'Dankjewel.'

Hij liep weg en kwam na enkele minuten weer terug. 'Ben je alweer een beetje opgedroogd?'

'Ja, ik denk het wel.' Het water liep inmiddels niet meer in stroompjes van me af. Het druppelde alleen nog maar.

'Goed, loop dan maar door naar de schuur. Pak maar goed je rust, en zorg dat je er niet uit komt voor je helemaal opgewarmd bent. Het zou... zonde zijn als je vandaag ziek werd.'

Ik volgde zijn advies en liep langs onze kleine eetkamer, onze knusse keuken met het houtfornuis en een eindeloze hoeveelheid potjes kruiden, en onze grote tuin met varkenshok naar de schuur. De schuur was, net als bijna alle gebouwen op ons terrein op de stal na, niet bijzonder groot. Al ons gereedschap en de ploeg die we hadden, pasten er precies in. Alleen in het midden van het gebouw was nog ruimte om te lopen. Precies in dat midden had mijn vader een teil met heet water neergezet. De stoom kwam er vanaf.

Omdat ik wist dat niemand me zou storen—mama kwam eigenlijk nooit in de schuur en papa zou me in alle rust in bad laten gaan—trok ik mijn natte kleren uit en stapte in het warme water. De tintelende sensatie van mijn huid die van verkleumd langzaamaan overging naar opgewarmd deed in het begin een beetje pijn, maar daar beet ik doorheen. Na een paar minuten koelde het water iets af en was mijn lichaam gewend, waardoor het bad comfortabel aanvoelde. Ik sloot mijn ogen. Onwillekeurig schoten mijn gedachten terug naar wat er net in die regenbui aan de oever van de rivier gebeurd was.

Ondanks de comfortabele warmte van het water voelde ik achtereenvolgens de schok, het onoverwinnelijke gevoel en de verbazing weer toen ik terugdacht aan hoe het meisje onder water was gesleept, hoe ik het monster verslagen had en hoe het monster verdrietig had geleken en mijn naam kende. Als ik eraan terugdacht, hoorde ik weer de raspende, onverwacht hoge stem van het monster. Ik had de stem en het monster niet herkend, maar hij mij duidelijk wel. Nu begon het me ineens te dagen wat zijn houding op het einde, op zijn knieën, waarschijnlijk had betekend. Herkenning.

Het was een vreemd contrast. Het ene moment had het monster op het punt gestaan om een jong meisje te laten verdrinken en wie weet bloederigere dingen te doen, het andere moment was er geen sprake van geweld meer geweest. Vanaf het moment dat het monster met mij te maken had gehad, had hij niks gewelddadigs meer gedaan. Hij had me hem in elkaar laten slaan zonder terug te vechten, en op de rivier had hij een traantje weggepinkt. Toen was hij zittend op zijn knieën geëindigd, en had hij me nageroepen met een stem waar waardering uit had gesproken. Ik wist niet hoe het kon, want dit was de eerste keer dat ik met een monster van die soort in aanraking kwam. Maar ik wist wel dat het klopte. Het monster had me herkend en was duidelijk op me gesteld. Ik zou er bijna nog een schuldgevoel van krijgen.

Uiteindelijk overheerste vooral de trots. Ik had het monster verslagen. Hij had zich tegenover mij weliswaar niet gewelddadig opgesteld, hij had wel bijna een meisje vermoord. Ik was niet bang geweest om het goede te doen en het voelde alsof ik op deze manier een stukje boete gedaan had voor het verleden. Het loste lang niet alles op, maar het hielp wel. Er was nog hoop dat ik het ooit allemaal goed zou maken.

Het was misschien verstandig geweest van het meisje om uiteindelijk weg te rennen, maar ik vond het wel jammer. Ik had haar graag willen spreken. Wat had ze op dat moment van de dag daar gedaan? Hoe had het monster haar te pakken gekregen? Wat was haar naam? Had ze familie en vrienden? Wat waren haar hobby's? Ik probeerde het van me af te schudden omdat het geen nut had om te blijven malen over iets dat toch nooit meer zou gebeuren, maar het ging slechts moeizaam. Iets in het meisje had duidelijk mijn aandacht getrokken en mijn gedachten waren niet van plan haar los te laten, net zoals dat ze niet van plan waren te stoppen met nadenken over hoe ze ooit zo snel weggevlucht kon zijn. Iets daaraan klopte gewoon niet.

Mijn handen waren inmiddels gerimpeld van het water en mijn gedachten zouden toch niet tot rust komen. Het was beter om maar weer aan de slag te gaan en papa te helpen met het werk op de boerderij. Vergeten zou ik alles toch niet. Wat werkte er dan beter dan iets actiefs gaan doen om de gedachten naar de achtergrond te verdrijven? Ik wist uit meerdere maanden ervaring dat dat als een zonnetje werkte om je zorgen te vergeten.

Inmiddels hoorde ik geen regen meer op het dak van het kleine schuurtje tikken en stapte ik uit de tijl om me af te drogen. Ik trok de wijde, stugge lichtbruine broek en de lichte mantel die papa klaar had gelegd aan, waarna ik in mijn laarzen stapte. Ik wierp nog een laatste blik in de spiegel om te kijken of ik er weer enigszins fatsoenlijk uitzag en keek recht in mijn eigen bruine ogen. Mijn donkerblonde haar hing eigenwijs als altijd warrig om mijn gezicht heen en mijn wangen waren nog glad omdat ik me vanochtend geschoren had, iets wat ik deed sinds mijn vijftiende verjaardag.

Nadat ik mijn eigen uiterlijk goed had gekeurd liep ik over het erf naar het varkensverblijf. Het natte gras maakte een soppend geluid onder mijn voeten, maar het was nog niks vergeleken met de modder bij de varkens. In plaats van een droge, kleverige massa waar je overheen kon lopen, lag er nu een meer van modder waar ik tot mijn knieën in weg zou zakken als ik één verkeerde stap zette.

Mijn vader stond in het midden van het verblijf op het kleine pad dat langs de modder liep. Hij was bezig maïs uit te delen aan de varkens en praatte ondertussen tegen ze, een gewoonte die ik van hem had overgenomen.

'Kijk, het laatste varkentje is ook gearriveerd,' zei hij, terwijl hij me een stevige klap op mijn rug gaf. 'Al moet ik zeggen dat je er na je bad wat schoner uitziet dan onze vriendjes hier. Je bent weer helemaal fris, goed zo. Klaar om het bezoek dat zo langs komt te ontvangen. Er komt een gast op visite. Je zult denk ik wel geïnteresseerd in hem zijn. Je moet je op je best presenteren, dus ga maar snel weer naar binnen. Het is niet de bedoeling dat je na je bad van net meteen weer onder de modder komt te zitten.'

Een vreemde stem gaf antwoord voor ik een gevatte opmerking terug kon maken. 'Dat maakt mij niks uit, Thomas. Je weet toch dat ze bij mij ook zeker geen schone kleren houden?'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top