1.2

In mijn hoofd begon zich een plannetje te vormen. Als ik hem kon afleiden, zou dat er misschien voor zorgen dat het meisje kon ontsnappen. En ik kon snel zwemmen, ik zou hem vast ook voor blijven. Als we eenmaal de oever hadden bereikt, zou het gevaar geweken zijn. Het was onmogelijk dat een watermonster op land sneller was dan een paard.

Toen ik dichtbij genoeg was, strekte ik mijn rechterarm uit en pakte een van zijn enkels vast. Zo hard als ik kon trok ik eraan. Tot mijn opluchting had het effect. Zijn kop keerde zich naar mij toe en hij keek me boos aan. Ik vergrootte zijn verbazing door met mijn andere hand onder zijn voet te kietelen. Hij opende zijn mond. Te zien aan de luchtbellen die naar buiten kwamen, wilde hij me iets duidelijk maken. Het was vast niet iets vriendelijks.

Hij liet het meisje los en richtte zijn aandacht volledig op mij. Ze kon veilig weer naar boven zwemmen en gelukkig deed ze dat ook meteen. Ze was niet snel, maar het monster keurde haar geen blik meer waardig. Ze was ontsnapt. Ik had haar gered.

Maar nu moest wel het tweede deel van mijn plan nog lukken: zelf wegkomen. En snel, want ik begon in ademnood te raken. Zoals mijn vader het me had geleerd, trappelde ik krachtig met twee voeten tegelijk om zo snel mogelijk weer boven te komen. Hoe meer energie ik gebruikte, hoe sterker het brandende gevoel in mijn longen werd. Nog even en ik zou stikken.

Ineens veranderde de drukkende pijn in mijn borst in een stekende pijn. Ik draaide mijn hoofd in de verwachting een klauw of tanden te zien, maar er was niks. Er was iets anders aan de hand dan dat het monster me te pakken had gekregen.

Net voordat ik vanwege instinct wilde inademen en mijn longen zich zouden vullen met water, stopten de pijnscheuten. Ik had geen behoefte meer om adem te halen. Alsof ik ineens zelf in een vis was veranderd. Toen ik aan mijn nek voelde op de plek waar het pijn deed, werden mijn vermoedens bevestigd. Ik had kieuwen gekregen en kon nu dus onder water ademen.

Dit moest wel een tweede Openbaring zijn. Ik wist niet dat het mogelijk was om zo snel na mijn eerste Openbaring ook een tweede te krijgen, maar voor nu ging ik me daar geen zorgen om maken. Eerst moest ik het meisje zien te redden. Gelukkig gaf dit me een stuk meer tijd.

Maar niet oneindig. Er zat nog steeds een woedend vissenmonster achter me aan.

Nu mijn ademnood weg was, voelde ik ineens een nieuwe vastberadenheid. Het monster moest boeten voor zijn daden. Ik ging niet voor hem vluchten, zo makkelijk kwam hij er niet vanaf. Het moest duidelijk zijn dat hij met zijn klauwen van mensen af moest blijven.

Ik stopte met wegzwemmen en wachtte tot hij me had ingehaald. Daarna keek ik hem recht in zijn ogen. Zijn gezichtsuitdrukking verraste me. Hij leek eerder geschokt, bijna zelfs verdrietig, in plaats van boos. Het was echter vast een truc. Ik kon me niet veroorloven om daar in te trappen.

Ik balde mijn handen tot vuisten en sloeg twee keer achter elkaar hard op zijn ontblote tanden. Ondanks dat het water mijn klappen enigszins afremde, braken zijn tanden af. Kleine stukjes wit zakten naar de bodem en er bleven gaten over in zijn mond. Om mijn punt nog één keer goed duidelijk te maken, sloeg ik een laatste keer op zijn neus. Het water eromheen begon meteen rood te kleuren. Daarna zwom ik terug naar boven. Hij had de boodschap vast begrepen en ik voelde me door mijn vernieuwde krachten en zijn verwondingen nu sterk genoeg om hem voor te kunnen blijven.

Terwijl ik op de oever klom ging er een schok van adrenaline door me heen. Het voelde alsof ik de hele wereld aankon. Het was me gelukt. Ik had een gevaarlijk monster een pak slaag gegeven en iemands leven gered! Dit was de eerste keer dat ik vanwege mijn magische aanleg daadwerkelijk een goede daad verricht had, in plaats van dat ik telekinese (mijn eerste Openbaring) gebruikte om 's ochtends een snee brood naar me toe te laten vliegen of 's avonds de deur van mijn slaapkamer dicht te doen.

Ik kon echter nog niet te lang stilstaan bij mijn overwinning. Misschien kwam het monster nog achter ons aan. Eerst moest ik mezelf en het meisje verder in veiligheid brengen.

Dat laatste bleek niet nodig te zijn. In de tijd dat ik het monster een pak rammel had gegeven, had ze blijkbaar de benen genomen. Ze was in geen velden of wegen meer te bekennen. De enige aanwijzing dat ze hier wel was geweest, waren de vochtige voetafdrukken in het zand. Knap, want zo lang had mijn gevecht met het monster nou ook weer niet geduurd, en er was geen enkele plek in de omgeving waar ze zich zo snel had kunnen verstoppen. Het was ook onmogelijk dat een meisje van haar leeftijd zo hard had gerend dat ze nu niet meer in zicht was.

Nou ja, het maakte toch niet uit. Voor nu was ze veilig en dat was waar het echt om ging. Ze had Vlugvoet gelukkig laten staan, zodat mijn uitweg ook nog intact was. Ik rende naar mijn geliefde viervoeter toe en klom op zijn rug. Pas toen we een stuk verder waren, wierp ik een blik achterom.

Het monster was ook uit het water geklommen. Hij had zijn drietand neergelegd en was op zijn knieën gaan zitten, zijn ogen strak op mij gericht. Er liep nog steeds bloed uit zijn mond, maar hij deed geen enkele poging om het te stelpen. In plaats daarvan gebruikte hij zijn visachtige hand om vocht weg te halen onder zijn oog. Het zou net zo goed de regen kunnen zijn, maar de voorzichtige beweging waarmee het monster het weghaalde, deed het lijken alsof hij een traantje wegpinkte. Zoals hij daar zat, zou ik bijna medelijden krijgen.

Ware het niet dat hij net bijna een onschuldig meisje vermoord had. Het was een monster dat nu doorhad dat het verloren had en daarom met een truc probeerde mij toch te verslaan. Ik zou er niet in trappen. Met mijn hielen gaf ik Vlugvoet een klein zetje om hem duidelijk te maken dat hij harder moest rijden.

Een misvormde, raspende stem die nog lang door mijn hoofd zou blijven spoken riep me na. 'Fynn.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top