Hoofdstuk 7

POV Tony
De volgende morgen moesten ik en Silferina lopen en ging onze ontvoerder op het paard. Hij reed in een rustig tempo, zodat we hem makkelijk bij konden houden. Volgens Silferina had hij ons vannacht bijna vertedert zien slapen, om dan weer nors te worden toen hij merkte dat Silferina hem bekeek. Volgens mij heeft Silferina er de volste vertrouwen in dat het allemaal uiteindelijk wel goed komt. Ik weet het nog niet zo. "We zijn bijna bij het kamp." Onze ontvoerder kijkt ons streng aan. "Gedraag je." Het kamp? Ik en Silferina wisselen even van blik. "Wat denk je dat hij bedoelt?" fluistert Silferina. "Een kamp. Misschien van de Opalen." fluister ik terug. Silferina knikt een paar keer en trekt een moeilijk gezicht. "Ik had gehoopt van die bende af te zijn..." mompelt ze. Ik glimlach naar haar en stoot haar bemoedigend aan. Sil glimlacht terug en loopt met opgeheven hoofd verder. Na een tijdje zien we een paar tenten verschijnen tussen de bomen. In het kamp zelf was het druk. Er waren mensen bezig te koken, schoonmaken, de was ophangen, oefenen... Ik en Silferina kijken verbaasd toe hoe een vuureter een vlam van een meter of meer uitspuwt. Onze ontvoerder trekt zachtjes aan het touw waar we mee vast zitten en neemt ons mee naar een tent. De tent zelf was leeg, op een paal die het hele gebeuren leek te ondersteunen na. Daar bond hij mij en Silferina aan vast, met onze ruggen naar elkaar. Als hij klaar is knikt hij nog een keer naar ons - Silferina knikte uit beleefdheid denk ik even terug - en loopt hij de tent uit. Er valt een lange stilte, waarin ik en Silferina naar de tentflap waardoor onze ontvoerder zojuist verdwenen is staren. "Hij laat ons gewoon achter." Silferina zei het als een bevestigende zin, maar het klonk als een vraag. Ik knik, maar bedenk me dan dat Silferina me waarschijnlijk niet zo goed kan zien. "Blijkbaar." Er valt weer een stilte. "En nu?" vraagt Silferina. Ik haal mijn schouders op. "Wachten."

POV Silferina
Ik haat wachten. Al helemaal als ik vastgebonden ben aan een paal en Tony achter me zit, ook vastgebonden aan diezelfde paal. Onze ontvoerder is vertrokken en niet meer terug gekomen, dus blijkbaar moeten we het zelf uit gaan zoeken. Ik probeer een makkelijkere zithouding te vinden, maar mijn bewegingsvrijheid was beperkt door die paal en mijn armen eromheen. Ik geef mijn pogingen op en leun achterover, deels tegen Tony's warme rug aan. Daar put ik troost uit terwijl ik mijn ogen sluit in de hoop dat de hoofdpijn wat minder wordt. Na een tijdje deed hij dat ook, maar toen merkte ik ook dat ik slaperig werd. Ik open mijn ogen weer. Slapen kan straks wel. Eerst wil ik weten wat deze plek is, wie deze mensen zijn en wat ik en Tony hier doen, behalve gegijzeld/ontvoerd zijn. "Hoe zou het in het paleis zijn?" vraagt Tony half tegen zichzelf, half tegen mij. Ik haal mijn schouders op. "Geen idee. Waarschijnlijk is het daar een gekkenhuis. Will die in zijn eentje veldonderzoek doet, Goldur die mensen ondervraagt, Jenny die Goldur tegenhoudt als hij de neiging krijgt kwaad te worden, Tigerai die het leger aan het werk zet en mijn ouders..." Ik val even stil. "Zullen doodongerust zijn en waarschijnlijk niet kunnen slapen van de zorgen." Tony zegt niks, maar geeft een klein kneepje in mijn hand, die hij na enige moeite gevonden had. Ik glimlach en knipper mijn tranen weg. Ik mis ze. Ik mis ze enorm. "Weet je waar dit me aan doet denken?" vraagt Tony zacht. "Aan onze eerste ontvoering." Ik frons mijn wenkbrauwen. "Hoezo dat?" "Nou, we zaten samen opgesloten waarschijnlijk, waren weggetrokken uit onze huizen en maakten onze familie en vrienden gek van verdriet." "Jouw familie was dood." zeg ik zacht, en meteen wilde ik dat ik mijn mond had gehouden. "Sorry Toto. Het floepte eruit." zeg ik verontschuldigend. Tony zwijgt nog steeds. "Toto?" "Geeft niet Sil." zegt hij zacht. "Ik was het zelf ook vergeten." "Nee Tony, ik was bot. Ik-" "Sil." zegt Tony. "Het geeft niet." Het blijft weer een tijdje stil. Ik knijp in Tony's hand, maar hij knijpt niet terug. Misschien moet ik het even laten voor wat het is. Dan gaat de tentflap weer open.

POV Tony
Er stapt een bruinharige man met bruine ogen in de tent. Hij grijnst gemeen naar ons, al zag ik wel een beetje paniek in zijn ogen toen hij me aankeek. "Zo zo, daar hebben we ze dan." zegt hij vrolijk. "De prinses en haar vriendje." Ik rol met mijn ogen en leun met mijn hoofd tegen de paal aan. Silferina snuift. "Tony heeft een naam hoor." Lief van haar, dat ze het voor me opneemt. Waarschijnlijk wilde ze het gewoon nog steeds goedmaken voor die opmerking van daarnet. Ja, het deed pijn. Ja, ik was even van slag. Maar Silferina zei het niet expres. Ze was gewoon een beetje gefrustreerd, en dan zegt ze wel vaker dingen die ze niet wil zeggen. "En Silferina ook." voeg ik er dus aan toe. "Bijnamen zijn dus nergens voor nodig." "Nee? Ik vond het wel leuk." De bruinharige man klinkt nep-teleurgesteld. "Wie ben je?" vraagt Silferina. "En wat wil je met ons?" voeg ik eraan toe. De man grinnikt. "Jullie maken elkaars zinnen af. Zo grappig." Hij is zenuwachtig- flitst door mijn hoofd heen. Waarom? "Geldar is de naam. Ik heb jullie gevangen genomen omdat mijn baas dat wil. Ze wil de laatste paar landen even omver krijgen met jullie, zodat ze de hele wereld in haar bezit heeft." De hele wereld? Ik frons mijn wenkbrauwen. "Verbazingwekkend hè?" zegt Geldar vrolijk als hij mijn gezicht ziet. "Vooral omdat niemand, maar dan ook helemaal niemand iets door heeft gehad. Dat is een van haar specialiteiten, niemand iets door laten hebben." "Is jouw baas toevallig iemand die zich 'de Baas' noemt?" vraag ik. Ik denk aan de bende van de Opalen en de Isitopes, die allebei werkten voor iemand die ze 'de Baas' noemden. Geldar grijnst. "Jij bent een slimmerd. Ik mag je wel." "Allemaal fijn en aardig, maar dat is geen antwoord op zijn vraag." zegt Silferina droog. Geldar draait zich naar haar om. "Ja." Hij kijkt mij weer aan. "Toevallig wel ja."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top