Hoofdstuk 19

POV Silferina
Na ons ontmoeten met de slang hadden ik en Danser door dat de woestijn geen gezellige plek was. We namen die nacht om de beurt de wacht op ons, wachtend op alle verrassingen die de woestijn nog voor ons had. Ook nu, nu we samen over het hete zand lopen, zijn we continu op onze hoede. En dat maakt hongerig. Ik en Danser zijn erg verzwakt door het gebrek aan water en eten. We hebben nog een fles, en nemen elke dag een slok, om het te sparen. Maar omdat we het niet gewend zijn raken we erdoor verwakt. De enige hoop die we hebben is dat we een waterbron tegenkomen. Of mensen, die hebben meestal ook water bij zich. Danser duwt met haar neus tegen mijn schouder. "Wat is er?" fluister ik, allereerst omdat mijn keel niet helemaal meer functioneert - wat het al twee dagen niet doet - en ten tweede omdat Danser mogelijke vijanden opgemerkt kan hebben. Ook al ben ik verzwakt, ik weet me - hopelijk - wel te verdedigen als er een aanval is. Voor Danser kon antwoorden zag ik wat ze bedoelde. Er kwamen drie ruiters op ons af gereden. Drie is niet veel, dus dat kan ik wel aan, samen met Danser. Als het vijanden zijn dan. Dat weet ik namelijk niet. Danser briest. Ik vertrouw dit niet helemaal. Ik klop haar in haar nek. We lopen gewoon verder, alsof er niks aan de hand is. Als het vrienden zijn, Grenam of Karalla, zullen ze het vreemd vinden als we wegrennen. Dat moet natuurlijk ook weer niet. Nu ze dichterbij kwamen kon ik ze beter observeren. Het waren drie mannen, alledrie met een rode doek om hun hoofd. Ze hadden een olijfkleurige huid, dus ik denk dat ze van hier komen. Ik pak voor de zekerheid mijn Saksische mes. Dat met die slang overkomt me niet nog eens. De mannen komen dichterbij. Danser legt haar oren in haar nek. "Het bevalt mij ook niet." fluister ik vanuit mijn mondhoek. Dûh. Ik moet moeite doen niet te lachen. Ik denk trouwens ook niet dat dat goed geklonken had, met mijn schorre keel. "Nahjin." zegt een van de mannen. Hij wijst naar mij en lacht. De andere twee lachen mee. Nahjin, wat betekent dat? De drie mannen zijn gestopt met lachen en kijken me dreigend aan. Ik laat mijn mes zien en kijk dreigend terug, klaar om te vechten. Ze waren verbaasd, dat kon je aan hun gezichten zien. Verbaasd omdat ik een mes had? Verbaasd omdat ik, een meisje, zich kan verdedigen? Nou, als het dat laatste is... Dat pik ik niet. Dat heb ik nooit gepikt, van niemand niet. Dan wijst een van de drie mannen met enorme ogen naar een plek achter me.

POV Tony
Tijdens de rustpauze praatte Auron met Joris. Ik denk dat het over militaire dingen gaat, maar aan het gezicht van Joris te zien is het een beetje ongemakkelijk, dus mijn intuïtie zegt van niet. "Tony!" Jenny zwaait naar me. "Kom!" Ik loop naar Jenny en Goldur toe. Goldur zit op zijn hurken naar een stuk grond te kijken. "Wat is dit?" Hij wijst naar een stuk zand, waar een pootafdruk te zien is. Ik kniel naast hem neer. De pootafdruk was van een roofdier, een groot roofdier, maar geen beer. Vier klauwen, grote poot... "Ik denk een katachtige." "Dan is er een katachtige in de buurt." zegt Goldur grimmig. Ik trek mijn wenkbrauw op. "Hoezo?" Jenny wijst op een spoor van pootafdrukken. "Het zijn er heel veel." Ik schud mijn hoofd. "Het was er een en hij was hier uren geleden. De pootafdruk heeft alweer een beetje zand in zich zitten, waardoor ze minder zichtbaar worden. Dat kan alleen als er al wind langs is geweest, en dat kan alleen uren geleden zijn, want toen waaide het zachtjes." leg ik uit. Goldur en Jenny knikken. "Jij bent hier de expert." Goldur grijnst. Ik rol met mijn ogen. Betekent niet dat ik het goed heb. Ik denk weer aan Silferina. Die zei ook altijd dat ik daar goed in was. Ik zie dingen die zij niet zag, maar wel belangrijk waren. Ik bijt op mijn lip. We waren een echt team, kenden elkaar door en door en hielden van elkaar. Ik mis haar enorm. "Denken jullie dat we de Isitopes nog tegen komen?" zegt Jenny, een onderwerp aansnijdend om de stilte die heerste te verbreken. Goldur haalt zijn schouders op. "Geen idee. De kans is er." Ik glimlach. "Ik denk niet dat ze zomaar een groep van zo'n zeshonderd man aan zullen vallen. Behalve als ze ons onderschatten." Goldur grinnikt. "Emaraanse soldaten? Ik denk dat ze die kennen hoor. En anders hebben ze de verhalen gehoord." Jenny kijkt hem verbaasd aan. "Verhalen?" Goldurs ogen beginnen we glinsteren, hoewel de vreugde een beetje verdwenen was sinds Silferina verdween in de zandstorm. We missen haar allemaal enorm. "Ja, ze zeggen dat Emaraanse soldaten oorlogsmachines zijn, die tot de laatste man doorvechten. Dat klopt ook wel, maar Emaranen zijn strategischer dan andere landen. We hebben in het verleden veel oorlog moeten voeren, en van het verleden kunnen we in het heden veel leren, zeggen pap en Tigerai altijd. We vechten door, zolang er hoop is dat we kunnen winnen. Als die hoop wegebt, zullen we vechten om waardig te sterven." "Maar als je dan doorvecht sterf je toch juist zinloos?" zegt Jenny met opgetrokken wenkbrauw. Goldur schudt zijn hoofd. "Emaranen denken dat er geen betere manier is dan vechten en sterven voor je vaderland. Dat wordt ze vanaf dat ze geboren zijn ingeprent. Vanaf je vierde mag je lessen nemen, vanaf je twaalfde mag je bij de legeropleiding. Als je twintig bent en de afsluitingstoets haalt, mag je het leger in. De meesten slagen wel, maar zonder die toets mag je het leger niet in, tenzij je lie van de koninklijke familie bent." Goldur grijnst even. "Dan wordt je ervoor getraind te vechten op hoog niveau, en leer je hoe je een leger moet leiden. De enige die het echt nodig zal hebben is Tigerai, maar dat maakt even niet uit." Het blijft even stil. Ik snap nu wel waar Silferina haar vechtkunsten vandaan heeft. Het zit gewoon in haar bloed. "Zou er wat te eten zijn?" vraagt Goldur. Jenny rolt met haar ogen. "Kan je niet wachten tot etenstijd?" Goldur schudt zijn hoofd. "Ik luister altijd naar mijn maag, en die knort, dus heb ik honger." Ik grinnik even. "Denk niet dat je wat krijgt. Jij en je maag hebben even pech." Goldur trekt een pruillipje. "Steun je me niet?" Ik schud mijn hoofd. "Je wordt veel te dik zo." Goldur prikt in zijn maag. "Valt wel mee." Jenny glimlacht. "En anders wordt je toch gewoon een papzak." zegt ze opgewekt, waarna ik in lachen uit barst als ik een extreem dikke Goldur voor me zie. Goldur mompelt wat. "Jullie gunnen me ook helemaal niks."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top