Hoofdstuk 8
POV Tony
Toen we eindelijk een plek hadden gevonden om te overnachten zadelden we de paarden af en gingen bezig met het maken van een klein kampvuur. Toen die ook aan was gingen we in een kring zwijgend zitten eten. "Wat is nou het plan?" vraagt Goldur na een hele lange tijd. Silferina grijnst. "Het is heel simpel, maar moeilijk uit te voeren. Moeilijker dan het lijkt tenminste. Ik zal eerst even uitleggen waar ik was." Ik begin meteen aandachtig te luisteren. "Ik was aan het kijken bij een kraampje dat sieraden verkocht toen die man me aansprak met een raadsel." begint ze. Ze vertelt dat het de jager die haar een trucje voor het boogschieten heeft geleerd was en haar meenam om een aantal dingen te bespreken. Ik was opgelucht toen ik hoorde dat het een bekende was, hoewel ik me wel een beetje schaamde voor mijn onnodige bezorgdheid. "Dus mijn overbezorgdheid was voor niets." zeg ik met een rood hoofd als Sil klaar is met praten. "Welnee gekkie! Het is juist schattig." zegt ze lachend, en ze geeft me een zoen. "Ik was ook bezorgd! Ik wil ook een knuffel!" grapt Goldur. We lachen even, hoewel de grap niet eens zo grappig was. Het was eerder om alle spanning even weg te drijven. Silferina geeft Goldur ook een zoen en gaat dan weer zitten. "Goed, nu het plan." Ze kijkt ons om de beurt even aan. "Celvar was het met me erover eens dat we hulp van buitenaf moesten halen, dus moeten we onze ouders om een klein leger vragen als afleiding. Als het leger gearriveerd is op de afgesproken plek en tijd zullen de overige grijze jagers daar ook zijn, die Celvar op gaat trommelen. Terwijl zij met een aanval beginnen moeten wij drieën het paleis binnendringen en uitzoeken wie ervan profiteert dat koning Arnaut weg is, waar Will is en wat zijn kant van het verhaal is. Daarvoor hebben we niet de hele dag, omdat de aanval hoogstens drie uur duren kan voor er aan een kant een heleboel mensen afgeslacht zijn. Om tijd te winnen zodat we het leger vanuit Emara hier hebben zullen een aantal jagers zich soms even laten zien en iets uithalen waardoor alle aandacht daarheen gaat, en niet naar drie tieners die een leger het land binnenloodsen. Het riskante van het plan is dat we te vroeg ontdekt zullen worden en dat we in het kasteel gepakt worden, dus moeten we een contactpersoon hebben om ons veilig door het kasteel te laten lopen." legt Sil uit. Het is een goed plan, dat moet ik wel even zeggen. Er is afleiding van de echte aanval, we komen achter de waarheid en kunnen de naam van de grijze jagers zuiveren. Maar, zoals Sil ook al zei, waterdicht is het niet. We mogen niet verraden of ontdekt worden, iets wat heel lastig is met een leger van vreemde soldaten die van plan zijn het paleis aan te vallen. Dus een contactpersoon en een plek waar de soldaten kunnen verblijven zijn nodig. "Ik denk dat ik een contactpersoon weet." zeg ik, terwijl ik naar Sil kijk. "Jenny is diplomate, en zal in het paleis welkom zijn wanneer ze maar wil. Vrouw Paulien zal wel helpen, omdat haar man Halt ook nog wel eens in gevaar kan zijjn, aangezien hij een gepensioneerde grijze jager is. We hebben ook een plek nodig waar de soldaten verblijven terwijl ze het land in smokkelen, want dat kan je beter in kleine groepen doen, zodat het minder opvalt. Waar of niet?" Silferina en Goldur knikken. "Waar." zeggen ze tegelijkertijd. Dat deden ze ook als we samen iets leuks gingen doen, dingen tegelijkertijd antwoorden. Ik moet er nog steeds aan wennen. "Doen we Jenny dan als contactpersoon?" vraagt Goldur. Ik en Sil halen onze schouders op. "Waarom niet?" "Nee, nee. Het was een vraag om bevestiging." antwoordt Goldur met een rood hoofd. Ik grijns. Dat kan nog wel eens een leuk stelletje worden.
POV Silferina
Als we het plan nog eens besproken hebben gaan Goldur en Tony slapen, terwijl ik de eerste wacht op me neem. Ik wilde het zelf, ook al protesteerden ze allebei. Zo kan ik straks lekker lang doorslapen. Ik tuur in de duisternis, in de hoop dat ik degene die ons aanvallen wil op tijd zie. Ik ben in het nadeel, omdat ik vanuit het licht in de duisternis moet kijken. Eigenlijk moet het andersom zijn, vanuit de duisternis naar het licht. Dan zie je veel beter, en kan de ander je niet zien. Ik ben nu heel erg zichtbaar. Dat moet veranderen. Ik doe mijn mantel om, boog op mijn rug en ga tegen een boom in de schaduwen staan. Nu zien ze alleen Tony en Goldur, en kan ik ze op tijd redden als ze in gevaar zijn. Na een tijdje begon de boom zeer te doen. Ik mag alleen niet bewegen, anders zien ze me misschien. Het doet alleen wel heel erg veel zeer. Net alsof het zijn nagels in mijn rug zet, om me langzaam te verscheuren. Alleen zijn die nagels dan takken. Wacht eens even, nagels? Hoe kom ik daar opeens op? Ik draai me om, om opeens oog in oog te staan met een hond. Het begint te grommen. "Ssst." sis ik boos. De hond stopt en kijkt me nieuwsgierig aan. Het is een zwarte hond met een witte snuit. Ik wist niet dat hier honden liepen. Ik buk en steek mijn hand uit, zodat de hond eraan kan snuffelen. De hond komt hinkend naar me toe. Waarom hinkt het? Als het klaar is met snuffelen gaat de hond tegen me aan liggen. Het likt aan mijn hand. Ik onderdruk een lach. De hond begint zijn poot te likken, waardoor ik een goede blik op een gebroken poot te zien krijg. Iets te goed als je het mij vraagt. Met een blik van afschuw kijk ik ernaar. Hoe kan het daarmee leven? Ik pak twee takken en begin ze zo te snijden dat ze zich als spalken kunnen voordoen. Dan pak ik de poot van de hond, die als tegenaanval in mijn arm bijt. Oké, nog even niet dus. Ik laat los en de hond doet hetzelfde. Heel voorzichtig pak ik wat verband uit een van de zakken, terwijl de hond zijn poot weer likt. Dan pak ik een nieuwe tak, begin die ook te slijpen en spalk daarna zo vlug als ik kan met een hondenbek in mijn arm gedrukt de poot van de hond. Het jankt en bijt nog harder, waardoor ik het verband bijna liet vallen. Als het klaar is laat de hond niet los. "Los." zeg ik piepend. De hond houdt mijn arm nog even vast, en laat dan los, waarna het aan zijn poot begint te snuffelen. Ik kijk naar mijn arm. Kleine druppels bloed wellen op uit de tandafdrukken van de beet. Ik doe er verband omheen en kijk naar de hond. "Ik denk dat jij een naam nodig hebt bijtertje." De hond blaft, waarna ik heel stil om me heen kijk, in de hoop dat niemand dat gehoord had. "Hoe zullen we je noemen?" vraag ik iets zachter dit keer. De hond bijt in mijn vingers, maar dit keer deed het geen pijn, en leek het eerder alsof hij eraan sabbelde. "Ik overleg het morgen wel met de rest." mompel ik. De hond blaft nog een keer, waarna het in slaap valt. Will had ook een hond, voor wij kwamen. Die is helaas dood gegaan, anders had ik nog wat kunnen leren. Ik heb namelijk geen idee hoe ik met deze hier om moet gaan. Ik kijk wel, het lijkt zich in ieder geval te kunnen verdedigen en weet wat het wil, dus ik hoef me geen zorgen te maken over of het gevaar loopt. Misschien kunnen we de hond nog wel gebruiken in ons plan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top