Hoofdstuk 23
POV Tony
Een dag later kwamen we bij het kasteel aan. Nadat we beiden even onze emoties los hadden gelaten konden we ons beter concentreren op onze taak. Althans, proberen. Mijn hoofd zat nog vol van de opoffering van Goldur - waar ik keer op keer aan herinnerd werd door Goldurs paard die naast me reed - en mijn moeder, mijn vader, Faralla, Joris, de problemen daar en de hoop dat Celvar koning Arnaut en koningin Cassandra vinden kan. Silferina worstelt waarschijnlijk met hetzelfde. Het is alleen zaak dat we ons hoofd er nu even bij kunnen houden. "En?" vraagt Silferina, waarmee ze me uit mijn gepeins haalde. Ik schud mijn hoofd. "Nog steeds geen duif. Ik denk dat het wel even duren kan voor ze een moment heeft gevonden om een duif te sturen." Silferina knikt. "Zullen we dan maar wat gaan eten?" Ik draai me om en zag dat ze een klein kampvuur gemaakt had, met boven het vuur een kleine stoofpot. De stoofpot die Will altijd voor ons maakte, en het ons daarmee ook probeerde te leren. Silferina kon het beter dan ik, maar dat is eigenlijk ook wel logisch. Ik glimlach naar haar.
POV Silferina
Na het eten lag ik op Tony's borst naar het bladerdak te kijken. Tony was in slaap gevallen, waarmee ik de taak op me heb genomen de wacht te nemen. Goldur is gevangen genomen of dood, Celvar probeert samen met de twintig Emaraanse soldaten koning Arnaut te vinden en wij zitten hier te wachten op een bericht van vrouwe Pauline. Het is vreemd, maar ik mis iets. Ik kom met een ruk overeind. Levis! Na we van boord gingen heb ik hem niet meer gezien. Waar is hij? "Waddisser?" vraagt Tony slaperig. Oeps. Blijkbaar had ik hem wakker gemaakt. "Levis, waar is Levis?" Tony gaapt en haalt zijn schouders op. "Geen idee. Was die niet bij de soldaten?" Oh ja, die ging met de soldaten mee. Ik laat me weer op Tony's borst vallen. "Sorry, ik raak erg gestrest van lang wachten." Tony pakt mijn hand en knijpt er zacht in. "Ik hou ook niet van wachten, maar toch is het het enige dat we nu kunnen doen." Boven ons klinkt het geluid van flapperende vleugels. Een mollige duif komt naar ons toe gevlogen, om met een plof op de grond terecht te komen. Ik grijns. "Wie zegt dat?"
POV Tony
De duif had het volgende bericht bij zich:
Geen tijd voor formaliteiten.
Over drie dagen is het nieuwe maan, wat betekent dat het extreem donker zal zijn.
Bovendien is Clinn dat terug van zijn reis.
Waar hij heen is weet ik niet, maar ik weet dat hij dan ongeveer terug zal zijn.
Ik heb voor elkaar gekregen dat jullie hier als infiltrant binnen kunnen komen.
De soldaten weten van niks, maar Jenny en Madelyn zijn hier ook.
We hebben kleren voor jullie, die we over een dag naar buiten zullen smokkelen en in Wills boshut zullen leggen.
Pas goed op jullie zelf.
Vrouwe Pauline
Ik en Sil kijken elkaar aan. "We hebben in ieder geval al iets." zegt Silferina. "Wat dan? Dit briefje?" Ik wapper sarcastisch met het briefje. Sil rolt met haar ogen. "We weten een datum dat we het paleis in kunnen, we weten dat we er kunnen infiltreren, we weten waar onze vermommingen zullen liggen en we weten dat er zes mensen daarbinnen te vertrouwen zijn, Jenny van de herberg, Jenny, vrouw Pauline, Madelyn, Claire en Lucinda. Blijkbaar die twee ook." Ik grijns naar haar. "Haat je ze nog steeds?" "Jupp." Ik geef haar een kus op haar voorhoofd. "Trek het je niet aan. Misschien zijn ze veranderd." "Dat weet ik niet zo zeker hoor. Misschien zijn ze wat veranderd en snappen ze dat wat Clinn ook doet niet goed is, maar vertrouwen en aardig vinden ga ik ze nooit." "Dat zei je een jaar ofzo geleden ook over Madelyn." "Madelyn is anders! Zij gaf aan dat ze bang was voor Lucinda. Bovendien, als ze niet met Lucinda en Claire was deed ze wel aardig tegen me. Althans, een beetje." Volgens mij weet Sil heus wel dat ik daar een punt had. Het blijft even stil. "Wat gaan we in die drie dagen doen? Ik bedoel, op oefenen, liggen, die kleren ophalen en in het dorp eten kopen na." Ik haal mijn schouders op. "Ik denk niet dat we iets anders doen kunnen helaas. Misschien kunnen we op de een of andere manier nog wat te weten komen over Goldur en Celvar. Misschien moeten we inderdaad even een kijkje in het dorp gaan nemen." stel ik voor. Silferina denkt er even over na. "Misschien is het handig dat we ons nu in onze eigen vermommingen steken en daar een kijkje gaan kijken. Wie weet komen we inderdaad nog achter belangrijke informatie." Met dat in ons achterhoofd gaan we naar onze tassen, vissen de kleren eruit en kleden ons om. Als we klaar zijn verstoppen we het kamp en de paarden en gaan naar het dorp. Ik hoop dat we achter iets nuttigs komen.
POV Silferina
Als we terug komen zijn we niks wijzer. We waren maar in een herberg aan een van de tafeltjes gaan zitten, als een stelletje. Dat doen de meeste stelletjes wel vaker. Bovendien was het fijn om met gesloten ogen op Tony's schouder te doen alsof ik sliep maar ondertussen alles af te luisteren. Niemand had wat door, en als ze vroegen of ik sliep zei Tony dat het inderdaad zo was. Een keer maakte hij een grapje tegenover de waard, door met zijn schouder te bewegen. Ik moest zo roerloos mogelijk blijven zitten, maar tegelijkertijd wel doen alsof ik iets merkte. Dus trok ik een boos gezicht en 'sliep' verder. Helaas voor mij was mijn gezicht zo grappig dat Tony er zo nodig een opmerking over moest maken. "Volgens mij vond ze dat niet echt fijn." Nee joh. De waard moest erg hard lachen, waardoor het ijs tegenover de andere klanten ook gebroken was. Die waren wat stil op het begin, tot dit gebeurde. Ik vond het alleen niet zo graappig, en dat heb ik ook tegen Tony gezegd. Het enige wat hij toen deed was zijn schouders ophalen en me plagerig aankijken. "Ik moest toch iets? Jouw pesten leek me het makkelijkst om het ijs te breken." Daar had hij wel een punt. "Hé, heb je nog honger?" vraagt Tony. Zijn stem liet me uit mijn gedachten opschrikken. Ik schud mijn hoofd. "Volgens mij had de waard expres meer eten op mijn bord neergelegd." Tony grijnst. "Je was ook zo uitgeput..." Ik geef hem een harde stomp. Lachend duikt hij aan de kant, waardoor hij mijn ene hand ontwijkte, maar mijn andere hand juist harder aan kwam. "Oef!" Tony hapt naar adem. "Verdiend." zeg ik boos. Mijn vuist was keihard in zijn maag terecht gekomen. Als Tony weer een beetje op adem is pookt hij in het kampvuur. "Jammer dat we niets te weten zijn gekomen." Ik haal mijn schouders op. "Je kan niet alles hebben. Misschien komen we morgen wat te weten." Ik hoop dat dat zo is. Informatie is een kostbaar goed in deze tijden.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top