Hoofdstuk 18
POV Silferina
Ik werd wakker in mijn kamer op het kasteel. De eerste paar minuten staarde ik alleen maar naar het plafond. Alles was terug. Alle momenten hier van toen ik klein was. Alles. Het voelt alleen.... Alsof het niet echt van mij is. Alsof ik de herinneringen van iemand anders heb. Ik denk dat het nog wel even duurt voor ik ze een plekje heb gegeven, maar een herinnering heeft dat al. De dag dat ik meegenomen werd flitst weer voor mijn ogen langs. Ik hoor de kreten van pijn en schrik weer, ik ruik en voel het vuur. Even dacht ik dat ik flauw ging vallen, maar dat gebeurde niet. Het is een vreselijke herinnering, maar hij is echt van mij en mij alleen. Ik ril even. Waarom gebeuren er zulke slechte dingen in deze wereld? Ik haal even diep adem en kijk om me heen. Niemand te zien. Ik hijs mezelf overeind, klim uit bed, doe mijn laarzen weer aan en sluip naar de deur. Daar luister ik even. Er is niemand op de gang. Mooi. Ik doe de deur zo zachtjes mogelijk open. Net als ik hem achter me dicht wil doen besef ik me wat een heisa ik veroorzaak als ik gewoon weg ga. Ik sluip weer naar binnen, pak en stuk perkament, krabbel een boodschap voor de anderen, leg hem op mijn kussen en sluip de deur weer uit. Geregeld. Ik sluit de deur en ren zo zachtjes mogelijk de gang uit, naar buiten toe. Ik heb even tijd voor mezelf nodig.
POV Tony
Ik bloos als ik de bezorgde gezichten om me heen zie. "Gaat het wel Tony? We hoorden je schreeuwen." zegt de moeder van Silferina bezorgd. Ze legt een hand op mijn arm, als geruststelling. Joris en zijn vrouw kijken me bezorgd en nieuwsgierig aan. "Het gaat wel." mompel ik. "Maar waarom schreeuwde je dan?" vraagt Linda. Ik slik als ik aan mijn droom, mijn herinnering terug denk. Ik bijt op mijn lip. "I-ik..." Tranen wellen op in mijn ogen. Silferina's moeder leek te snappen dat ik even moest huilen, want ze nam me in haar armen. Ik huilde alle woede, haat en al het verdriet eruit. Woede vanwege de kinderrovers, omdat ze Silferina hadden ontvoert en mijn moeder hebben gedood. Haat omdat ze mijn moeder hebben gedood. Verdriet omdat mijn moeder dood is, en ik dat gezien heb. Mijn vader stierf voor het land, mijn moeder voor mij. Nog natrillend ga ik zitten en wrijf in mijn ogen. "Ik zag dat ze mijn moeder doodden." zeg ik. Meer hoefde ik niet te zeggen. Het werd heel stil. "Sorry daarvoor, maar om je herinneringen terug te krijgen wakkert dat spul de sterkste aan, de meest heftige. Heel veel mensen worden schreeuwend wakker, geloof me." zegt Joris. Zijn ogen kijken me emotieloos aan. "We hebben overigens even gepraat over de kwestie, want Joris en Linda zijn hier om steun te krijgen voor een opstandig nomadenvolk in Faralla, maar ze willen wel even wachten tot de situatie in Araluen is opgelost. We geven jullie vijftig soldaten mee, jullie helpen koning Arnaut en Will en dan komen jullie terug. Dan mag je mee naar je thuisland, als je dat wil." vertelt de vader van Silferina. Ik wil wel, maar ik weet niet of dat wel zo verstandig is. Ik kijk rond, op zoek naar steun. Goldur knikt naar me. "Als je het wil moet je het doen. Misschien kan je helpen. In Faralla kennen ze mensen zoals jij niet. Dan kan in hun voordeel werken. Bovendien heeft Araluen er op die manier een bevriend land erbij, wat altijd handig is voor de economie." zegt hij. Dan knik ik. "Goed. Ik ga mee." Joris krijgt tranen in zijn ogen. "Je doet me echt heel erg aan je vader denken."
POV Silferina
Ik dwaal een beetje door de paleistuinen. Alles is bekend, ik weet precies waar je je het best verstoppen kan, welke hoekjes het best zijn als je wil afluisteren, waar alle zalen zijn en ik ken de tuinen door en door. Toch voelt het niet helemaal prettig. Ik loop langs de heggen en ga met mijn hand door de bladeren. Ze kriebelen onder mijn hand. Ik heb mijn geheugen terug, dat is in ieder geval fijn. Maar of ik die herinneringen me ooit eigen kan maken? Ik betwijfel het. Onder mijn hand houdt de heg op en kom ik bij de grot waar ik bij mijn 'welkom thuis'-feest met Tony, Goldur en Jenny was. Ik loop naar binnen. Vroeger gebruikten ik en Goldur het om te spelen. Dan deden we tikk,ertje, verstoppertje, soldaatje of een ander kinderspelletje die we wel eens deden. Soms was Tigerai erbij, maar die speelde liever met zijn leeftijdsgenootjes. Ik zucht en laat me langs de muur van de grot zakken. Vroeger wilde ik juist weten wat er voor ik in kasteel Redmont gebeurde was, maar nu weet ik niet of deze herinneringen wel van mij zijn. Ik ben anders, groter, ouder. Ik zal waarschijnlijk niet met Goldur gaan spelen hier, of koekjes stelen uit de keukens met hem. Ik zal niet meer bij mijn vader op schoot gaan zitten bij het slapengaan, zodat ik naar de plaatjes kon kijken van het boek waaruit hij voorlas. Ik trek mijn kap over mijn hoofd en ga in de schaduwen zitten. Ik wil niet gestoord worden. Gelukkig zal waarschijnlijk Tony de enige zijn die me ziet, maar zelfs hij moet goed opletten. Dat was een van de lessen van Will, kijken of we elkaar konden zien als we verstopt waren. Les die we eruit geleerd hebben; denk nooit dat je onzichtbaar bent. Denk altijd dat iets of iemand je ziet, waardoor je nog stiller en nog dieper in de schaduwen moet gaan. Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan Will denk. Zullen we hem op tijd kunnen bevrijden? Zullen we er achter komen wat er aan de hand is in Araluen? Ik weet het niet. Dan krijg ik een idee. Er zijn twee mensen hier die er wel een antwoord op hebben. Ik sta op en loop de grot uit. Tijd om ze dan eens even een bezoekje te brengen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top