Hoofdstuk 13

POV Silferina
Eindelijk komen we in de haven aan. Ik herkende het eerst niet, maar Tony zei dat het dezelfde haven was als de haven die we eerder namen naar Emara. Goldur zei het niet te weten, maar dat is ook logisch. Hij komt uit Enara, Araluen is nieuw voor hem. Maar als dit de goede haven is, hoeven we alleen nog maar een boot te vinden die ons naar Emara wilde brengen. En dat was moeilijk dan het leek. "Nee, ik neem geen drie tieners aan boord. Al helemaal geen paarden. Dan wordt mijn schip te zwaar." Ik bedank de man en loop naar Tony, die teleurgesteld afdruipt bij een andere schipper. "En?" "Hij wilde geen paarden aan boord." antwoordt hij. Ik geef hem een zoen op zijn wang. "We vinden wel iemand. Heb je Goldur toevallig nog gezien?" Tony, ik en Goldur hadden besloten in vermomming, en gescheiden te werken. Dan vroegen we het wel voor drie mensen, maar als we apart gingen konden we meer schippers tegelijkertijd vragen. "Nee. Ik heb hem nog niet gezien. Zullen we hier dan maar op hem wachten?" "Niet nodig." zegt de stem van Goldur. Hij klonk opgewonden. "Ik heb iemand gevonden, maar hij wil pas morgen uitvaren. Oh ja, en hij wilde de vracht en jullie even zien, zodat hij er zeker van was dat er geen rovers aan boord gingen. Zie ik er gevaarlijk uit ofzo dat hij daarmee kwam?" Ik grijns naar hem. "Ja, heel gevaarlijk. Kom, laten we ons gezicht dan maar even laten zien." Ik pak Danser bij de teugels en loop achter Goldur aan. Tony kwam achter mij aan, met Bellado. Waar Goldurs paard is weet ik niet, maar die zal vast al wel aan boord zijn.

POV Tony
Als we bij het schip aankomen komt hij me heel bekend voor. Waarvan kwam ik dan weer niet op, maar ik wist zeker dat ik het ergens van kende. De schipper kwam naar ons toe gelopen. "Zijn dit je vrienden?" Goldur knikt. "Oké. Vooraf betalen graag. We vertrekken morgenochtend vroeg, dus zorg ervoor dat je hier op tijd staat. De paarden wil ik wel alvast inladen, maar de hond moeten jullie bij je houden." Hij knikt naar Levis. Waarom komt die schipper me bekend voor? De schipper neemt Silferina in zich op. Dan komt hij bij mij. Zijn ogen versperren. "Jij-jij..." Hij kijkt even om zich heen, trekt ons het schip op en gaat daar op gedempte toon verder, als hij er zeker van is dat niemand hem hoort. "Jij bent de leerling van jager Will! Heb je je vriendin in Emara gevonden?" Nu weet ik weer waarom hij me zo bekend voorkwam. "Kapitein Mentrom!" zeg ik verbaasd. Hij glimlacht. "Blij dat je me nog herkent. En?" Ik knik naar Sil, die er een beetje verbaasd bij staat. "Dat is ze." "Aaah. Dus jij bent de grijze jaagster die ervoor zorgde dat de kinderen weer vrij kwamen? De grijze jaagster die Clare helpen wilde?" Silferina kneep haar ogen tot spleetjes. "Clare?" "Dat meisje dat in de zee gegooid werd." Dan lichtten haar ogen op. "Oh! Ja?" Kapitein Mentrom geeft haar een klap op haar schouders. "Goed gedaan. Bedankt dat je dat wilde doen." "Euh... Graag gedaan." Kapitein Mentrom richt zich tot Goldur. "Jullie hoeven niet de volle mep te betalen. Hier." Hij geeft Goldur wat geld. "Hier is de helft van datgene dat je betaalde. Ik wacht morgen wel op jullie, maar het is wel netjes om op tijd te komen." Kapitein Mentrom kijkt even om zich heen. "Nou vlug. Ga van boord, zoek een plek om te slapen en ben hier op tijd. Dan vaar ik jullie naar Emara." We knikken, bedanken hem en gaan op zoek naar een slaapplaats. "Ha! Eindelijk een beetje geluk." zegt Sil opgewekt. Ik lach even en neem haar in mijn armen. "Laten we hopen dat dat zo blijft, niet?" Ze knikt. Goldur glimlacht naar ons. "Zullen we dan een herberg gaan zoeken die dicht bij de kade is?" We knikken en gaan op pad.

POV Silferina
De volgende morgen stonden we veel eerder op dan alle andere gasten, waardoor we verbaasd aan werden gekeken door de waard. "Normale tieners staan niet zo vroeg op..." zegt hij met een beleefde glimlach. Ik glimlach slaperig terug. "Normale tieners hoeven ook niet op tijd op te staan om met een boot mee te mogen." De waard neemt onze bestellingen op en loopt snel weer weg. Goldur kijkt me streng aan. "Dat was niet erg aardig Sil." "Dus? Ik ben moe, wil slapen en hij begon!" protesteer ik. Tony gaapt en krabt Levis onder zijn kin. Het blijft even stil. "Hebben jullie je wapens?" vraagt Tony op fluistertoon. Ik knik. Mijn boog zit in mijn tas, mijn werpmessen in mijn laarzen - net zoals op de kar toen ik meegenomen werd door de kinderrovers - en mijn Saksische mes zit onder mijn shirt. Ik draag wel een rok, maar in het echt is dat mijn grijze jagers-mantel. Ik wordt soms een beetje raar aangekeken, maar dan zeg ik gewoon dat ik vanuit het buitenland kom - Emara, ik lieg niet - en het daar in de mode is - dat is wel gelogen - en de meeste mensen houden dan hun mond. Onder mijn 'rok' heb ik een broek aan, dus ik ben mobieler dan de meeste rovers of dieven denken. Moehahaha. Na het ontbijt gingen we weg. We betaalden de waard en gingen de herberg uit. De herberg was niet ver van de kade, maar we moesten door een donkere steeg, en de meeste donkere stegen zijn gevaarlijk. We liepen de steeg rustig door, alsof er niks aan de hand is. Levis gromde niet, dus er was geen gevaar. We kwamen dan ook ongedeerd aan de overkant, waar het schip van kapitein Mentrom ons al opwachtte. "Ah! Daar zijn jullie. Netjes op tijd hoor. Kom aan boord, kom aan boord." Ik denk dat kapitein Mentrom zich besefte dat hij in de problemen kwam als hij ons aan boord meenam, dus ik ben hem dan ook dankbaar dat hij het wilde doen. Na een tijdje vertrokken we. De wind waait door mijn haar. Ik sta op het dek, te genieten van Tony's arm om me heen en de opkomende zon. Ik hoop echt dat het vanaf nu op rolletjes gaat. Maar helaas heb ik het gevoel dat ons dat geluk helaas niet gegund is. Wat het ook is, wat er ook aan de hand is, waar Will ook is... Ik denk dat het uiteindelijk allemaal op zijn pootjes terecht zal komen. Ik hoop het.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top