Hoofdstuk 2. De val ontvouwt zich
Terwijl Halt naar het kamp van de Krijgers van Blauw Bloed werd geleid, hield hij zijn omgeving scherp in de gaten. Elke beweging van de krijgers, elk ritselen van bladeren, en zelfs de geur van de aarde droegen bij aan zijn waakzaamheid. Hij registreerde elk detail van het terrein, op zoek naar zwakke plekken in hun verdediging. Ondanks zijn vastberadenheid om te ontsnappen, wist hij dat hij geduldig moest zijn en zijn kans moest afwachten.
Eenmaal in het kamp werd hij de hoofdtent binnengebracht. De binnenruimte was somber verlicht, met een laaghangend tentzeil dat een beklemmende sfeer creëerde. Aan een tafel zat de krijger die eerder als zijn gevangen-nemer had opgetreden. Op de tafel lag een landkaart, vol met aantekeningen en markeringen. "Ga zitten, Halt Arratay. Nu is het moment gekomen dat ik me aan u voorstel," zei de man met een vastberaden stem.
Halt, nog steeds vastgebonden maar alert, nam plaats aan de tafel tegenover Kael, de leider van de Krijgers van Blauw Bloed. Hij observeerde de man grondig. Kael had een indringende uitstraling, met doordringende ogen die zowel vastberadenheid als slimheid leken te belichamen. Er was iets bijna hypnotiserends aan zijn blik, iets wat Halt waakzaam hield.
"Ik ben Kael," begon de man, zijn toon kalm maar doortastend. "Ik weet dat u vele vragen hebt voor ons, maar wij hebben er slechts één voor u. Ik geef u nu de kans om vragen te stellen. Het is misschien wel de laatste die u krijgt."
Halt hield zijn blik strak op Kael gericht terwijl hij nadacht over zijn volgende zet. Hij wist dat hij voorzichtig moest zijn met zijn vragen; elke verkeerde beweging kon zijn situatie verder verslechteren. Toch was dit ook een kans om waardevolle informatie te verzamelen die hem kon helpen zijn lot te begrijpen en misschien zelfs te veranderen.
"Kael," begon Halt, zijn stem rustig maar vastbesloten, "wat is het doel van de Krijgers van Blauw Bloed? Waarom hebben jullie mij gevangengenomen en wat willen jullie van mij?"
Kael glimlachte en streek over de kaart op tafel voordat hij antwoord gaf. "Ons doel is eenvoudig, Halt. Wij streven naar wraak op de man die onze oude garde bijna helemaal alleen heeft weten te verslaan."
Halt fronste zijn wenkbrauwen bij het horen van Kael woorden. De vermelding van een 'man die bijna de hele oude garde wist te verslaan' deed hem denken aan de mappen van Carross, die hij had gelezen, zouden ze dan toch waar zijn. "Ik dacht dat de oude garde ernaar streefde om in elk koninkrijk de rechtmatige troonopvolger op de troon te krijgen," zei hij nadenkend.
Kael knikte langzaam, alsof hij Halt's opmerking waardeerde. "Dat was inderdaad het oorspronkelijke doel van de oude garde," bevestigde hij. "Maar de geschiedenis heeft zich anders ontvouwd. Er was een man die ons geloof omgooide en ervoor zorgde dat een ander doel belangrijker werd."
Halt voelde een frons op zijn voorhoofd dieper worden. "Wie is deze man waar je het over hebt?" vroeg hij nieuwsgierig. Hij wilde weten of de mappen van Carross over deze mythische figuur waar waren.
"Zijn naam is Christian Garlyn Dash," antwoordde Kael, zijn stem doordrenkt van verontwaardiging en haat. "Hij wist de oude garde bijna te verslaan door pijl na pijl uit zijn boog af te schieten. Toen al zijn pijlen op waren, wisten de leden van de oude garde hem te overmeesteren en hebben ze hem gedood met een van zijn eigen pijlen. Een lot dat u ook te wachten staat als u ons niet vertelt wat wij willen weten."
Halt voelde de angst zich in zijn lichaam nestelen, maar hij liet het niet merken. "Garlyn Dash, ik weet wie hij was, al heb ik hem nooit gekend. Carross, de prins van de Skandiers, heeft mij over hem verteld." Hij wist dat het niet erg was dit aan Kael te vertellen; waarschijnlijk wisten ze het toch al.
Evon knikte langzaam. "Halt, u kunt ons niet te slim af zijn met woorden; wij weten immers alles al. Ik zal u nu dezelfde vraag stellen die mijn vader vele jaren geleden aan Carross stelde."
De spanning in de tent was voelbaar terwijl Kael sprak. Halt wist dat hij voorzichtig moest zijn met zijn reactie. Zijn hart klopte snel; hij bereidde zich voor op de vraag die zou komen, wetende dat zijn antwoord cruciaal zou zijn voor zijn lot en dat van zijn nichtje.
Evon keek Halt recht in de ogen en vervolgde met een serieuze toon: "Halt Arratay, waar houdt Rolph Dash zich schuil?"
Halt keek Evon aan, verwarring vulde zijn geest. Hij wist dat Rolph Dash de kleinzoon was van Garlyn Dash, maar waar hij was wist hij niet. "Ik weet wie Rolph Dash is, maar waar hij is, daar ben ik niet van op de hoogte."
Kael's gezichtsuitdrukking verstrakte terwijl hij Halt bleef aankijken. De stilte in de tent was bijna tastbaar; Halt kon de spanning voelen toenemen terwijl hij afwachtte hoe Kael zou reageren op zijn woorden.
Na een lange, gespannen stilte brak Kael eindelijk zijn zwijgen. Zijn stem was koel en doordringend. "Ik geloof u. U zult vanavond sterven; we kunnen niet hebben dat u anderen op de hoogte stelt van onze komst."
Halt's hart zonk. Hij vond het niet erg zelf te sterven, maar hij was bang dat Caitlyn hetzelfde lot zou wachten. "Wat doen jullie met Caitlyn als ik dood ben?"
Kael keek Halt aan. "Als jij dood bent, laten we haar gaan. Ze is geen gevaar voor ons, dus haar doden is nutteloos."
De woorden van Kael gaven Halt een sprankje hoop voor Caitlyn's veiligheid, maar zijn eigen situatie bleef somber. Hij wist dat hij weinig tijd had om te handelen en dat elke verkeerde beweging fataal kon zijn. Ondanks de dreiging van zijn naderende einde, bleef Halt vastberaden en kalm. "Hoe kan ik er zeker van zijn dat u haar laat gaan als ik dood ben?"
Kael knikte. "U heeft een punt. Vlak voor we u doden, laten we haar gaan."
"Daarmee kan ik akkoord gaan," zei Halt rustig, zich verbazend over zijn eigen kalmte. Het voelde bijna ironisch, maar hij wist dat hij deze kans moest aangrijpen.
Kael grijnsde even en gaf toen het bevel, om Halt weg te brengen, aan de twee mannen die de hele tijd op wacht hadden gestaan bij de ingang van de tent. Terwijl ze hem vastgrepen, vroeg Halt zich af, of hij klaar was voor de dood.
In lente jaar 677.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top