Hoofdstuk 49
"Alfa?" Brent kijkt zijn Alfa aan en maakt aanstalten om naar Jocelyn te lopen. Wat hij daarna van plan is, kan zij wel raden. Ze kijkt hem recht aan en veegt haar tranen ruw weg. Ze heeft wat trots gekweekt in de loop der jaren en het is noodzakelijk voor haar om niet te jammeren over haar naderende einde.
Tot haar verrassing merkt ze dat Hemming peinzend zijn hoofd schudt. Hij bekijkt haar met een onderzoekende blik en ondanks haar vaste voornemen deinst ze iets achteruit.
Deze man is alleen maar uit op macht, ten koste van alles; dat blijkt uit zijn hele keiharde uitstraling.
Hij komt dichterbij en Jocelyn leunt naar achteren, aangezien haar bewaking haar niet verder achteruit laat lopen. Ze merkt hoe haar hart bonst en ze slikt om haar droge keel te bevochtigen. Een lichte hyperventilatie danst over haar huid en ze balt haar vuisten om het nare gevoel te doen stoppen.
"We veranderen de plannen," zegt Hemming, terwijl hij nog steeds naar Jocelyn kijkt. Het is haar onmogelijk om de golf van angst tegen te houden en ze focust zich op haar ogen die ze koste wat het kost niet af wil wenden.
Haar ademhaling wordt weer rustiger als hij omkijkt, naar Brent.
"Al de Alfa's van Mångata zijn nu in deze buurt, maar het lijkt me sterk dat ze hun partners mee hebben genomen." Hij grinnikt vies: "We weten allemaal dat weerwolfprinses Alexis hoogzwanger is en ik kan me zo voorstellen dat de anderen ook niet stonden te springen om hun zielsverwant mee te nemen." Hij spuugt 'zielsverwant' uit alsof het een vies woord is.
"Wat stel je voor?" Het is een vrouw die de vraag stelt. Het valt Jocelyn op dat zij, net zoals alle anderen om haar heen, lichte ogen en een donkere haardos heeft. Het contrast is zelfs goed zichtbaar in het schaarse licht en de verder nachtelijke omgeving.
"We gaan naar Blauwewater, Usha," antwoordt Hemming met een grijns. Jocelyn heeft allang geleerd dat zijn lachjes niet te vertrouwen zijn en ze beseft direct dat dit niet goed is.
"Is zij geen ballast?" Dit vraagt Marcus, de grootste van hen allemaal.
"Ze mag wel op mijn rug," zegt een ander. Deze man ziet er minder moordlustig uit en Jocelyn kijkt hem onwillekeurig dankbaar aan. Het voelt fijn dat er wat menselijkheid heerst in het vijandelijke kamp.
"Dat is een goed idee, Jim," reageert Hemming, zonder op Marcus' opmerking in te gaan. Jocelyn weet niet zeker waarom hij haar laat leven, maar ze gokt omdat ze - hoe dan ook - de dochter van een Alfa is.
Hemming is dol op macht uitoefenen op degenen met macht. Wie weet komt zij nog van pas.
Ze hoopt hem het tegendeel te bewijzen. Wat er ook gaat gebeuren, zij heeft haar hoop niet verloren.
***
De rit voelt aan als een déjà vu: weer wordt ze tegen haar zin meegenomen naar Blauwewater door een groep vijandelijke weerwolven. Toch zijn haar gevoelens van een hele andere orde. Dit keer is haar zielsverwant - tegen wil en dank - niet bij haar en is zij niet zeker van een pijnloze afloop.
Op dit moment schat ze in dat ze nog even blijft leven, maar voor hoe lang blijft onzeker.
De groep is erg doelgericht, waardoor ze de weerwolven niet goed leert kennen, hoewel ze dat onverminderd blijft proberen. Haar enige kans is tijdens het avondeten, aangezien ze slechts op dat moment in hun mens terug veranderen. Maar dan zijn de aanwezigen stil en ze staan niet erg open voor een geforceerd gesprek van haar kant.
Jocelyn heeft ook nog haar eigen agenda, waardoor ze zich gedwongen kalm houdt. Omdat ze er zich van bewust is dat ze minder op een rouwende weerwolf lijkt dan zou moeten, volgens haar tegenstanders heeft ze immers net haar zielsverwant verloren, heeft ze getracht een geloofwaardig treurend gevoel op te roepen.
Dat kostte haar echter erg veel van zichzelf. Te veel.
Voor nu hoopt ze dat het genoeg is dat ze niet probeert te vluchten en dat ze geen problemen veroorzaakt.
Al haar spullen zijn achtergebleven in het kamp bij het moeras - bij het dode lichaam van Roderik - en naar gelang de dagen voorbij gaan, voelt ze zich smeriger worden.
Hemming let niet erg op haar. Hij heeft andere zaken aan zijn hoofd nu hij zijn plannen om heeft gegooid. Jocelyn vraagt zich af wat het oorspronkelijke idee was. Misschien wilde hij wel naar de Hanekam gaan, om via de bergketen naar de Grim Empire te vluchten. Zij weet maar al te goed dat hij daar connecties heeft.
Maar sinds hij daarvan af is geweken, wordt met de dag duidelijker dat hij zijn zinnen op het koninkrijk Mångata heeft gezet. Zijn huidige ambitie is om de nieuwe Alfakoning te worden. Jocelyn ziet aan hem dat hij die hoop koestert.
Haar hoop is dat hij daarin zal falen, maar tot die tijd vindt ze het ook niet erg dat hij er zijn focus op legt. In de bossen is een dergelijke gedachtegang nog ongevaarlijk, vindt ze.
Het is op dit moment alarmerender dat hij naar haar toe komt. Het ziet er naar uit dat hij toe is aan een babbeltje. Jocelyn verstijft op haar plekje, iets afgelegen van de rest.
Dat Brent en Usha hem volgen, is geen goede zaak: dat zijn de twee leiders na Hemming.
Zijn interesse blijkt die van een wetenschappelijke soort te zijn: "Vertel eens, Jocelyn, hoe zit dat met jou en je wolf?"
"Wat is daarmee?" vraagt ze onverschillig. Haar stem kraakt. Ze heeft geen zin om hem ter wille te staan, maar het is natuurlijk zaak om voorzichtig te blijven. Hij hoeft maar in een íets slechtere bui te raken bij haar in de buurt en dat kan zo maar haar einde betekenen.
"Nou ja... omdat je moeder een selkie is, weet ik niet of je wel in een weerwolf kan veranderen," reageert hij koud.
Jocelyn gaat verrast overeind zitten en staart de Alfa woordeloos aan. "Een... selkie?" zegt ze uiteindelijk vragend. Vanbinnen weet ze dat ze had moeten doen alsof dit geen nieuws voor haar is, maar ze is te verrast. Haar gehele masker valt, terwijl ze bedenkt wat dit voor haar betekent.
In een fractie van een seconde verspringen haar gedachten naar een verhaal van Christel, die het over deze fabelsoort had. Alleen nu is maar al te duidelijk dat het geen fabel betreft.
"Je wist het niet?" Hemming lacht zonder humor. "Zelfs ik heb mijn oudste zoon geholpen," zegt hij dan mysterieus, met een bitter randje om zijn stem.
Jocelyn krijgt op dat moment echter teveel informatie over zich heen om daar een betekenis uit te kunnen onttrekken.
"Een selkie," herhaalt ze en ze kijkt hem aan, echter zonder iets anders te zien dan de beelden in haar hoofd. Een zeehond die haar huid af kan werpen als ze op het land is om dan in een wonderschone vrouw te veranderen.
De legende gaat dat als iemand haar zeehondenhuid steelt, die dan de macht over haar heeft.
Het geluid, het vat haar ongeloof en haar verdriet samen, ontsnapt tegen haar wil als ze ook de relatie van haar ouders ineens als puzzelstukjes in elkaar ziet vallen.
Haar moeder is gestorven terwijl ze de gevangene was van haar vader.
Voordat ze nadenkt over de gevolgen, schiet ze overeind en valt de Alfa aan. Als van een afstandje ziet ze hoe zijn ogen glinsteren en er een brede grijns over zijn gelaat trekt.
Hij mag dan plezier hebben in haar uitbarsting, het is ook niet zo dat hij het tolereert. Moeiteloos grijpt hij haar polsen vast, waarvan ze haar handen tot klauwen heeft gevormd. Ze wil hem pijn doen op alle manieren die haar mogelijk zijn, maar hij gunt haar geen uitweg.
De tranen stromen over haar wangen, tranen die ze zichzelf beloofd had niet te laten vallen in de nabijheid van de vijand. Van hem.
Ze probeert hem te ontworstelen, maar hij houdt haar goed vast en ze is machteloos in zijn sterke greep. Alfa Hemming lacht meedogenloos.
"Ik vermoord je!" schreeuwt ze recht in zijn gezicht en hij kijkt slechts lichtjes ongelovig.
"O ja? Wie neem je daarvoor mee?" Zijn toon is honend. Hard.
Jocelyn verstijft even. Het lijkt alsof ze haar oren spitst, maar verder gebeurt er niks om haar heen.
Ze zakt helemaal in elkaar, alleen haar vastgehouden handen zorgen ervoor dat ze niet tegen de wrede Alfa aan valt, en begint vervolgens schokkend te huilen.
Dat is het moment dat Hemming haar met een walgend geluid loslaat. Hij laat haar plompverloren op de bosgrond vallen en loopt bij haar vandaan. Ze kan niet anders dan hem laten gaan.
"Slaap vannacht goed," hoort ze hem tegen zijn ondergeschikten zeggen. "Morgen arriveren we bij het paleis en dat moeten we met een fris gemoed overvallen. We zijn maar met z'n tienen, per slot van rekening."
"Tien?" hoort ze Brent zeggen.
"Ja, jij gaat Jocelyn bewaken," zegt Hemming.
Jocelyn voelt hoe ze in paniek begint te raken. Het is haar allemaal teveel. Haar hoop, dat Sander in de buurt zou zijn, is de grond in geboord toen ze hem net nodig had. Er is niks wat ze kan doen om Hemmings plannen te voorkomen en haar hoofd loopt over door de nieuwe gegevens die ze over haar moeder heeft gekregen.
Haar ademhaling wordt steeds heftiger en het voelt aan alsof ze een hartaanval krijgt. De nieuwe handen om haar bovenarmen maken het er niet beter op en ze slaat hard om zich heen.
"Rustig," zegt de kalme stem van Usha. "Adem met mij mee."
Maar Jocelyn is al te ver heen in haar angstaanval. Ze merkt hoe de randen van haar bewustzijn steeds korreliger worden, totdat ze ineens alleen maar zwart ziet.
Ze merkt niet meer dat Usha haar voorzichtig naast een boom neerlegt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top