Hoofdstuk 48
Er verstrijken enkele dagen. Sander is veel in zijn wolfvorm en geeft Jocelyn op gezette tijden de stand van zaken door over het leger dat onderweg is naar de vijandelijke roedel.
Zij tweeën zijn in hun kamp tussen de bomen gebleven, maar houden het moeras constant in de gaten. Sander heeft aangegeven dat het hem een perfecte uitwijkplaats lijkt voor de roedelleden van de Donkere Laagte en Jocelyn is het met hem eens.
Natuurlijk weet die stam niet dat Blauwewater, het dichterbij zijnde Maneschijn en, als kers op de taart, ook de oosterlijk gelegen Opkomst-roedel* zich klaarmaken om de beste verdediging denkbaar uit te voeren: de aanval. Het is aan hem en haar om ze onwetend te houden en te zorgen voor een oogje in het zeil.
De dagen zijn daarom gevuld met spanning en er is nauwelijks ontlading omdat ze weinig tijd voor elkaar hebben. Ze houden om en om de wacht, waardoor ze op de een of andere manier toch veel slaap missen. De resterende tijd zijn ze voedsel aan het vergaren en de omgeving aan het verkennen. Heel af en toe wagen ze zich aan het moerassurfen. Deels als ontspanning, deels door noodzaak.
Het moeras hier is een stuk wateriger, maar ook meer begroeid met diverse eilandjes waar de vegetatie hier en daar hoog opschiet. Het maakt het er onoverzichtelijk en ze moeten constant opletten dat ze niet worden gezien.
Tot nu hebben ze niemand van de vijandelijke stam ontmoet, maar ze blijven voorzichtig.
Roderik en Sander hebben vaste tijden afgesproken om contact met elkaar te hebben, waardoor ze zich daar niet constant mee bezig hoeven te houden.
Sander heeft botweg geweigerd om haar met hem te laten praten, een voorstel die ze voorzichtig had geplaatst om hem zo goed mogelijk bij te kunnen staan. Ze kan niet zeggen dat ze het heel erg vindt, want Roderik geeft haar de kriebels.
Het laatste nieuws is dat het leger van Blauwewater snel optrekt in het Woud. Sander is tevreden over de snelheid waarmee ze dat doen aangezien hij dat niet had verwacht. Vijfhonderd vechtlustige weerwolven vormen een grote en daardoor logge groep. Maar ze zijn in hun wolf en het ontbreken van vertragende goederen en personen, zoals kinderen, helpt absoluut.
***
Sander noemt haar naam en Jocelyn kijkt opgelucht op. De zon staat hoog aan de hemel, wat aangeeft dat de tijd om te lunchen snel nadert, en ze had hem al eerder verwacht. Hij zal zo de volgende wacht op zich nemen, terwijl zij in de tussentijd voor het eten zorgt.
Ze zijn nog niet lang in elkaars nabijheid, maar ze hebben een prettige verstandhouding ontwikkeld.
Haar zielsverwant kijkt echter gefronst en Jocelyn staat op van haar wachtplekje.
"Wat is er?" vraagt ze, terwijl ze naar hem toe loopt voor een zoen.
"Roderik staat niet meer op zijn post en ik zie enkel leegte als ik naar zijn gedachten reik," antwoordt hij bezorgd. "Misschien is hij naar de hoofdgroep toe, maar ik vind dat hij dat wel even had moeten aangeven. Nu weet ik niet precies waar ze zijn, of waar hij is."
"Ze vallen dus nog niet onder jouw geestelijke bereik?" begrijpt Jocelyn.
"Nee," antwoordt hij grimmig. "We moeten vanaf nu extra goed opletten."
"Dat is prima, ik breng je zo wel je lunch," geeft Jocelyn bereidwillig aan. Hij geeft haar nog een zoen, maar ze merkt aan zijn afwezige blik dat hij mijlenver is met zijn gedachten.
***
"Ga jij maar slapen," zegt Sander beslist. Ze kijkt bezorgd toe, want hij is uit zijn doen. De uren van het wachtlopen zijn kalm verlopen, maar uit alles blijkt dat het hem niet lekker zit.
"Wat ga jij doen?" Zij hoeft hem niet te vertellen dat het juist nu goed is om de wacht te houden. De climax nadert met rasse schreden.
"Ik ga op onderzoek uit, kijken of ik Roderik kan vinden," zegt hij, met een scherpe blik op haar gezicht.
"Maar hij is hier... tien uur vandaan," schrikt Jocelyn.
"Zo ver ga ik niet. Maar ik wil iets verder het Woud in dan we normaal doen," verbetert hij zichzelf. "Als ik in mijn wolf ga, kan ik misschien ook de hoofdgroep linken. Ik schat dat ze nu dichtbij genoeg zijn."
"Dan houd ik de wacht," zegt Jocelyn beslist. Ze had zich verheugd op haar bed van mos en bladeren, maar staat alweer op om gehoor te geven aan haar eigen woorden.
"Nee, jij gaat slapen," zegt Sander bruusk. Hij scant haar gezicht en duwt haar zachtjes terug. "Je bent moe, ik zie het aan je ogen."
"Maar..." Haar weerwoord wordt in de kiem gesmoord door zijn lippen die de hare zachtjes beroeren.
"Ga maar slapen," zegt hij opnieuw. "Ik denk dat dit moeras zo effectief is als het lijkt. Hier zal niemand vandaan ontsnappen en áls dat gebeurt, dan denk ik niet dat dat juist vannacht gaat gebeuren."
Jocelyn wil hem nog wijzen op zijn eigen voorgevoel, maar zwijgt als ze zijn standvastige blik ziet. Hij zal niet van gedachten veranderen en ze haalt haar schouders op.
Prima, wat jij wilt.
"Doe voorzichtig," maant ze hem dringend en ze zoenen elkaar ter afscheid. Ze mist hem nu al en aan zijn blik te zien geldt dat ook voor hem.
Het zorgt ervoor dat ze haar volgende voorstel doet: "Of ik ga mee?"
Sander lacht even en tilt haar op om haar op het bed te vleien. "Jij gaat slapen," herhaalt hij. "Ik kom weer terug."
***
Er klinkt een onnatuurlijk krakend geluid aan de rand van het Woud en Jocelyn draait wat in haar slaap. De vingers die haar blote arm strelen laten haar echter weer ontspannen. Het is fijn dat Sander weer terug is en ze begroet hem mompelend. Ze hoort zijn bewegingen als hij aanstalten maakt om bij haar te gaan liggen.
Toch klopt er iets niet.
Jocelyn vecht tegen de slaap, die haar nog in zijn macht heeft. Haar bewegingen worden onrustiger.
De geur klopt niet. Waar Sander omhult wordt door een verslavende geur: sterk, kruidig en mannelijk, ruikt ze nu iets anders. Scherp zweet. Onstuitbare opwinding.
De vingers beginnen haar opnieuw te strelen en iemand bukt om haar zoentjes in haar nek te geven. Jocelyn is in één keer klaarwakker en verstijft. Er verschijnt kippenvel op haar gehele lichaam. Wat moet ik doen?
Wie is dat?
De ander heeft niet door dat ze gealarmeerd is geraakt. Hij kreunt in extase en haastige handen maken een beginnetje om haar uit te kleden.
Jocelyn maakt een klein geluidje. Haar ogen staan wagenwijd open en ze probeert haar adem onder controle te houden: ze is radeloos.
De man begint hard te hijgen en Jocelyn vervloekt zichzelf omdat ze hem niet tegenhoudt. Zijn onverminderde strelingen geven aan dat hij er zich niet van bewust is dat zij onraad ruikt.
Op het moment dat zij - eindelijk - weer de macht over haar ledematen terugkrijgt, worden ze beiden door een nieuw geluid opgeschrikt.
De donkere nacht maakt plaats voor zicht als er twee bundels licht op de kleine open plek schijnen.
Jocelyn schiet overeind en schreeuwt het uit. Die ontlading móet ze kwijt.
Naast zich ziet ze Roderik, compleet naakt. Zijn opwinding maakt echter al plaats voor schrik, want het blijkt dat hij de vijand rechtstreeks naar haar kamp heeft geleidt.
"Goedenacht," klinkt het vrolijk en Jocelyn heft haar arm omhoog om wat te kunnen zien. "Zet ze overeind."
Voordat ze de kans krijgt om nogmaals te schreeuwen, grijpen twee paar handen haar hardhandig beet en staat ze even later wankel op haar benen. De tegenpartij is goed verstopt doordat zij zich achter het licht bevinden. Jocelyns opvlammende hoop, dat zij tot de Blauwewater-roedel behoren, wordt echter direct teniet gedaan als de leider dichterbij komt.
"Wie hebben we hier?" klinkt zijn stem. Hij klinkt blij-verrast. Jocelyn herkent zijn stem ook. Sanders voorgevoel bleek juist, net zoals de hare: de vijand heeft zich een weg door het moeras gebaand op het slechts mogelijke tijdstip.
"Jocelyn," zegt Alfa Hemming tevreden. Zijn stem laat het verleden tot leven komen. Jocelyn ziet weer voor zich hoe hij haar moeder wurgde en hoe hij haar tijden later intimideerde in Buitenhaven.
"Ik kom jou ook overal tegen," zegt hij vrolijk. "Misschien moeten we elkaar eens uitnodigen op de thee, elkaar eens goed leren kennen," spot hij verder.
"Alfa," zegt een ander. "Wat moeten we met ze doen?"
"Normaal gesproken zou ik ze direct vermoorden," zegt Hemming onverschillig. "Maar dat ik Jocelyn hier weer tegenkom, vind ik toch erg speciaal."
Hij laat zijn blik over Roderik gaan, die door twee anderen wordt vastgehouden. Roderik houdt zich koest, al ziet Jocelyn niet wat hij anders zou kunnen doen. Ze zijn overweldigd door een grote overmacht.
"Is dat jouw zielsverwant?" vraagt Hemming geïnteresseerd? Hij laat zijn blik minachtend over het voorkomen van de ander gaan. "Een beetje oud voor je, vind je ook niet?"
Jocelyn krijgt op dat moment, tussen alle paniek door, een flits van inspiratie.
Ze doet een poging om bij Roderik te komen, wat haar uiteraard niet lukt met haar eigen bewaking, en zegt dan ietwat stotterend: "Nee, dat is mijn zielsverwant niet. Hij is inderdaad veel te oud."
Ze zet een angstig gezicht op, wat niet heel moeilijk is in deze situatie, en probeert Hemming overtuigend aan te kijken. Hemming lacht tevreden.
"Dan vind je het vast ook niet erg dat ik hem voor jouw ogen vermoord?"
Ze krijgt het voor elkaar om nog banger te kijken en ze schreeuwt opnieuw. "Nee!"
"Ik ben er van overtuigt dat je beter kunt krijgen," zegt Hemming onverschillig. Hij wijst naar een man die vlak naast hem staat: "Herken je Brent hier nog? Hij was er destijds ook bij, toen wij jouw moeder... ontmoetten. Net zoals Marcus," stelt hij de grote man opnieuw voor die Roderik vasthoudt. Er beginnen grote tranen over haar wangen te glijden en ze snikt radeloos. Dit keer is er niks gespeeld. De Alfa knikt tevreden.
Hij wenkt met zijn hoofd en Jocelyn verstrakt compleet.
Marcus legt zijn gigantische hand om de kin van Roderik en houdt zijn andere hand tegen de zijkant van diens hoofd. Het kost Jocelyn geen moeite om in horror te schreeuwen, terwijl het hoofd van haar nep-zielsverwant met een krakend geluid om zijn as draait.
Ze vecht als een razende om bij Roderik te komen en huilt met lange uithalen.
Ze merkt nauwelijks dat haar bewaking haar loslaat, waardoor ze op haar knieën terechtkomt. Het geeft haar de mogelijkheid om naar het ontzielde lichaam van haar vermeende zielsverwant te kruipen. Het lijkt haar gepast om te schreeuwen en dat doet ze dan ook. Ze geeft zich helemaal over aan haar verdriet en begint uiteindelijk zachtjes te snikken. Ze moet wat in zichzelf overwinnen, maar het lukt haar om zich over het slachtoffer te werpen en te huilen alsof haar hart is gebroken. Ze wordt met rust gelaten, maar ze spitst haar oren, beducht op elk geluidje dat erop zal wijzen dat zij de volgende is.
"Onderzoek haar en het kamp," zegt Hemming en ze voelt hoe er handen over haar lichaam glijden. Ze verstijft, maar dat lijkt haar een natuurlijke reactie; er wordt niet vreemd op gereageerd.
"Een pistool," is het volgende wat tot haar mistige gedachten doordringt. Haar hoofd wordt met een ruk naar achteren getrokken als iemand hardhandig aan haar haren trekt. Jocelyn wordt gedwongen om op te staan en ze kijkt naar Hemming die net haar damespistooltje overhandigd krijgt.
"Tuttut," grinnikt die. "Krijg je nou klauwtjes?"
Haar enige verweer is om te zwijgen en dat is wat ze doet. Ze kijkt hem slechts aan en haalt haar neus op.
Hemming gooit het pistool met een wijde boog het Woud in en Jocelyn krimpt in elkaar. Nou heeft ze helemaal niks meer waarmee ze zich kan verdedigen.
Ze kreunt zachtjes. Door de omstandigheden heeft het heel lang geduurd voordat ze samen kwam met haar zielsverwant. Het doet haar pijn als ze beseft dat het nu al tot een einde komt. Het ziet er naar uit dat zij deze nacht niet zal overleven, net nu ze eindelijk gelukkig is.
*Zie: de Jacht, daarin heet de roedel 'Sunrise'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top