Hoofdstuk 36

Isabel verdwijnt in de grot en Jocelyn wacht totdat ze haar voetstappen niet meer hoort. De lentebries laat het gras zachtjes bewegen en ook de paar bomen ritselen zachtjes. De zon wordt scheller nu het middag is. Het is hier wederom vredig, maar nu weet ze dat dit alles schijn is.
Ze zucht terwijl ze het meisje voor haar neus van top tot teen bekijkt. Hoe kan ze dit het beste aanpakken?
Dan haalt ze haar schouders op. Zij heeft de macht aan haar zijde, dus ze doet het eerst wat in haar opkomt.

'Wordt wakker,' beveelt ze Minnie met haar mentale stem, waarna ze toekijkt hoe die inderdaad uit een diepe slaap wakker lijkt te worden. Ze knippert heftig met haar violette ogen en heft haar vingertoppen naar haar slapen, als om een hoofdpijn weg te masseren.

Minnies blik loenst ietwat, maar dat kan zijn omdat ze recht in de zon kijkt en Jocelyn kijkt peinzend terug. Iets klopt niet in het beeld voor haar, maar ze weet niet wat.

Minnie zegt: "Buh, wah...?" en Jocelyn zorgt dat ze haar gezicht strak houdt, terwijl ze vanbinnen een beetje moet lachen. Maar haar 'gast' voelt zich ongemakkelijk en dus trekt Jocelyn haar snel uit de zon, naar de rand van het glooiende landschap, waar een boom voor wat schaduw zorgt.

"Hoi," zegt Minnie dan en Jocelyn ziet hoe de ogen van de ander beginnen te glimmen. Van de weeromstuit glimlacht ze terug. Dit lijkt haar een leuke meid, een goede vriendin voor Linda, zoals Isabel haar dochter altijd noemt. Er verkrampt iets in haar binnenste omdat ze het gevoel heeft twee personen een schijnvriendschap op te laten bouwen en dat terwijl dat zonder inmenging van Isabel uit had kunnen bloeien tot een echte vriendschap.
Maar het is niet nodig om te speculeren. Als het aan haar ligt, zal dit een laatste plannetje van Isabel zijn. Zij moet klaar zijn met dat gekonkel.
Intussen ziet ze Minnie schichtig om zich heen kijken en ze denkt te weten waarom zij ineens zo angstig kijkt. Direct probeert zij haar erbij te helpen en ze zegt zacht: "Ze is hier niet. Je kunt gerust zijn."

Minnie kijkt nu naar Jocelyn en heeft een schattende blik in haar ogen. Haastig vervolgt ze: "Hoi, ik ben Jocelyn. Ik hoorde dat jij Minnie heet. Je bevindt je nu in de spookvallei en ik heb je uit je hypnose gehaald om wat herinneringen bij jou weg te werken."

Dat moet voldoende informatie zijn voor nu. Ze ziet hoe Minnie geschrokken kijkt terwijl de jongere vrouw dat alles probeert te verwerken. Jocelyn wacht even geduldig tot ze zo ver is, maar kan haar eigen nieuwsgierigheid niet bedwingen. Die waterige, bloeddoorlopen ogen zijn niet natuurlijk en dat is wat er niet klopt.
Ze doet een stap dichterbij en wijst er naar. "Hee, heb jij lenzen in, ofzo? Die heb ik nog nooit bij een weerwolf gezien."

Even twijfelt ze. Had ze dat gedeelte over een weerwolf wel mogen zeggen? Maar ze zijn hier in Middelpunt, hier zal ze niet snel een mens verwachten. Bovendien is Minnie dusdanig knap zoals alleen weerwolven dat zijn.
Minnie weert haar intussen zwakjes af en zegt: "Wacht. Wat zei je nou over die herinneringen?"

Tegelijk deinst ze wat achteruit en alles in haar houding geeft aan dat ze bekend is met Isabels methode en dat ze Jocelyn over één kam scheert met haar. Dat doet meer pijn dan ze dacht. Ze voelt de drang om zich tegen dit wonderlijke meisje vrij te pleiten en haastig zegt ze: "Minnie, ik doe dat niet. Alsjeblieft, vertrouw me. Anders had ik dat allang kunnen doen, zonder dat je daar wat van had gemerkt." Ze aarzelt even, omdat ze misschien al te veel heeft gezegd. Het volgende kan ze dan ook wel benoemen: "Zonder dat je er wat tegen had kunnen doen. Geloof me."

Ze ziet hoe er een behoedzame blik in Minnies ogen sluipt en voelt zich tot op het bot verdrietig. Zacht zegt ze: "Ik zal je wat over mijzelf vertellen, dan kan je daarna beslissen wat je gaat doen."

Daarna kan ze Minnie alsnog tegenhouden, wat haar actie ook zal zijn, maar dat gegeven verkiest ze te negeren. Minnie knikt al. En waarom ook niet? Er is niet echt iets anders wat ze zou kunnen doen.

***

Jocelyn begint aarzelend, zoekend naar woorden. Wat kan zij de ander vertellen? Haar hele levensverhaal is zo bizar. Sommige dingen zijn ook dermate privé dat ze die sowieso zal skippen. Misschien is het handig om bij haar aankomst in Middelpunt te beginnen? Dat doet ter zake voor het hier en nu. Wat daarvoor is gebeurd, hoeft Minnie niet te weten.
"Ik ben hier een klein jaar geleden terechtgekomen. Ik zat... niet lekker in mijn vel op dat moment en Isabel heeft zich toen over mij ontfermd." Hierop zwijgt ze om haar gedachten opnieuw op een rijtje te zetten.

Ze kijkt gepijnigd naar Minnie en die knikt blanco terug. Ze moet met meer komen dan dit magere zinnetje.

Weifelend gaat ze door: "Ik kom er nu pas achter wat voor monster ze eigenlijk is. Ze gebruikt mij als haar klankbord en ik heb gaandeweg met steeds meer afschuw haar steeds ijzingwekkender verhalen aangehoord. Ik wil hier weg, maar ik wil ook de mensen die in haar macht zijn niet aan hun lot overlaten. Onder andere de mensen van jouw groepje. Die zijn allemaal onder haar invloed."
Dat laatste zegt ze er voor de zekerheid bij. Ze weet niet precies wat Minnie weet.

Minnie sluit even haar ogen en Jocelyn kijkt zwijgend toe. Dan draait de brunette zich weer naar haar toe en zegt abrupt: "Jij beschikt over soortgelijke krachten als Isabel. Wat kan jij?"

Geschokt kijkt Jocelyn toe hoe dit wel erg jonge meisje, ze lijkt geen dag ouder dan zestien, opeens wel heel volwassen uit de hoek komt. Haar gedachten gaan alle kanten op. Paniek voert de boventoon, maar ook berusting. Die vraag viel natuurlijk te verwachten.
Traag zegt ze: "Ik kan grote groepen mensen beïnvloeden met mijn gedachten." In gedachten knikt ze: ja, dat moet ongeveer de kern van haar kunnen zijn.
Ze wacht met ingehouden adem op Minnies reactie en die stelt niet teleur.

Minnie zet een gigantische stap bij haar vandaan en kijkt haar met grote geschokte ogen aan. Weer trekt er een pijnscheut door haar heen terwijl ze wegkijkt. Ze kan het even niet aan dat ze wordt veroordeeld en te licht bevonden wordt door iemand die bijna tien jaar jonger lijkt te zijn.
De tiener is alweer bezig met een vervolgvraag: "Waarom laat je je koeioneren door Isabel als jij zoveel sterker bent?"

Jocelyn moet een schampere lach inhouden. Eerlijk zegt ze: "Ik weet niet of ik zoveel sterker ben. Mijn krachten zijn anders, uitgebreider. Fysiek ben ik in ieder geval niet sterker."
Bij die laatste woorden legt ze een hand op haar keel, waar Isabel haar nog niet zo lang geleden heeft beetgegrepen.
Het komt als een verrassing als Minnie naar voren stapt en vlak bij haar blijft stilstaan. De hand op haar schouder voelt louterend en het jongere meisje zegt zacht: "Wil je me vergeven dat ik zo agressief was net. Ik zie in je ogen dat je oprecht bent en het goede wilt doen. Ik wil je graag bij ons plan betrekken." Ze wacht even en eindigt met: "Ik hoop dat ik daarin geen fout maak."

Er vlamt een vreugde in Jocelyn op die ze niet voor zich kan houden. De opluchting spoelt door haar heen en haar kuiltjes verschijnen als ze eenvoudig antwoordt: "Ik doe graag mee. Met onze gezamenlijke informatie zullen we toch wel tot een goede uitkomst kunnen komen?"

Maar als zij bij deze groep wil horen, dan zal ze geheel open kaart moeten spelen. Straks rennen al deze weerwolven er vandoor, in hun wolf, en zal zij alleen achterblijven in haar mens. Ze wil het niet, maar het moet gezegd worden. Toch speelt Jocelyn ietwat met de waarheid als ze losbarst: "Ik moet je nog wel iets anders vertellen. Iets belangrijks." Ze slikt opnieuw. "Ik ben geen weerwolf. Tenminste, dat denk ik. Ik heb me nog nooit kunnen veranderen."

***

Minnie is even stil, maar dan zegt ze: "Maar je bent zo mooi. Dat zijn alle weerwolven."

Nu is niet de tijd voor valse bescheidenheid. Met een theatraal gebaar heft ze haar handen omhoog en zegt gekscherend: "Ik ben gewoon een heel mooi mens." Zachtjes vult ze aan: "Of zoiets."

Minnie knikt even en zegt dan: "Ik ken het. Ik ben een halfwolf, al kan ik wel in mijn wolf veranderen."
Het meisje draait even weg, het lijkt alsof ze zich schaamt voor een gedachte, waardoor Jocelyn haastig zegt: "We hoeven het er verder niet over te hebben. In principe is dit voldoende informatie."
Als de ander niet alles verteld, hoeft zij dat immers ook niet te doen? Alleen relevante gegevens zijn nu van toepassing.

De tiener lijkt blij dat ze het er niet verder over hebben, maar heeft nog wat anders op haar lever, te zien aan haar heftig bewegende keel.
"Nu we toch bommen aan het droppen zijn," zegt ze. "Ik... ik eh... ben eigenlijk een man."

Jocelyn lacht geschokt en kijkt ongelovig naar het slanke meisje voor haar. Minnie ziet dat en zegt nuchter: "Die lenzen irriteren me toch verschrikkelijk. Die gaan uit," om de daad bij het woord te voegen.

"Rode ogen?" vraagt Jocelyn dan terwijl ze zwijgend naar deze - nog relatief kleine - verandering kijkt.

"O ja, ik ben een albino," reageert Minnie tevreden. "Isabel kent mij zo, vandaar dat ik me heb vermomd."

Jocelyn heeft het idee dat ze vandaag voldoende schokkende onthullingen heeft meegemaakt voor de rest van haar leven en het lukt haar nauwelijks om hier heftig op te reageren. Ze schudt slechts even haar hoofd, om dan een nieuwe vraag te lanceren: "Je heet dus geen Minnie...?" de ander daarmee uitlokkend om haar - correctie: zíjn - echte naam te noemen.

"Dat is zo," zegt Minnie. "Ik heet eigenlijk Max." Jocelyn lacht schaterend en is verrast door haar eigen natuurlijke reactie. Ze kan zich niet heugen wanneer ze voor het laatst zo oprecht heeft gelachen. De situatie is er absoluut niet naar, maar ze voelt hoe deeltjes geluk door haar aderen stromen.
Misschien is ze veel te lang alleen gebleven, geïsoleerd van mensen. De mens, en de weerwolf al helemaal niet, is niet gemaakt om kluizenaar te zijn, dat bewijst zij maar weer.

Jocelyn bekijkt Minnie - nee: Max - van top tot teen. Haar kleding is ontegenzeggelijk vrouwelijk, net zoals haar kapsel. Eigenlijk kan ze maar nauwelijks geloven dat die daar de waarheid over spreekt. Max lacht even en reikt naar zijn haren, waarvan hij ineens een hele dot van zijn hoofd trekt. Zijn haar is nog steeds bruin, maar een stuk korter en rommeliger.
"Het is geverfd," verklaart hij. "Eigenlijk heb ik wit haar."

"Hoe oud ben je?" vraagt Jocelyn voorzichtig. Als Minnie leek ze nog niet zo oud. Bij lange na niet oud genoeg om iets dergelijks met zoveel succes te bewerkstelligen.
Aan de andere kant: wat weet zij daar nou van? Vanaf haar zestiende had ze wel wat anders aan haar hoofd dan dergelijke geintjes.

"Achttien," reageert Max inmiddels. "Iets ouder dan Rosalinde."

Jocelyn knikt maar. Dit is best veel om te bevatten. Waarom kijkt Max haar zo indringend aan. Moet er nóg wat van zijn hart? En ja hoor, hij is nog lang niet klaar met al die onthullingen. Uitdagend zegt hij: "Rosalinde is mijn zielsverwant."

Jocelyn kreunt. Dat kan er ook nog wel bij.

***

Zachtjes lopen Jocelyn en Max door de gang richting Middelpunt. Jocelyn is daar een jaar geleden voor het laatst geweest en Max is vrij vlot gekaapt toen hij als Minnie het dorpje betrad, dus ze weten allebei niet zo goed wat ze kunnen verwachten.
Jocelyn heeft Max geïnformeerd over de tien gekaapten die als haar hulp en wacht fungeren. Allebei verwachten ze dat die zich in de grot, met uitzicht op Middelpunt, zullen bevinden, aangevuld met Max' trawanten.

Het zal dus een drukke bedoening zijn, maar wel in stilte, gezien hun geestelijke staat. Voorzichtigheid is geboden.

"Ssst," sist Max richting Jocelyn, die achter hem loopt, en zij knikt tegen zijn verdwijnende rug. Ook zij heeft het geluid gehoord. Er praten mensen met elkaar. Het is goed om te weten wie dat zijn voordat zij de grot uit stormen.
Max houdt halt en Jocelyn ziet over zijn schouder dat de grot een grote verandering heeft ondergaan sinds zij daar een jaar geleden doorheen liep.

Er is een structuur zichtbaar. De gammele hokjes zijn weg en ook van de rommel is geen spoor meer te bekennen. Ze kunnen rechtstreeks de grot inkijken, waar ze aan de zijkanten stapelbedden ziet, en ze mogen blij zijn dat niemand op deze gang let.
Jocelyn vraagt zich even af waarom hij nu zo openlijk in beeld is, maar dat zal waarschijnlijk niet uitmaken omdat er tegenwoordig dag en nacht gekaapte wolven in de grot zijn, die voor er voor haar veiligheid neer zijn gezet.

Het grootste gedeelte van het midden wordt gedomineerd door enkele picknicktafels, waar meerdere personen aan zitten. Het is een kale bedoening in de grot, waarschijnlijk omdat de bewoners van de grot geen eigen mening hebben en dientengevolge geen behoefte aan vrije tijd of persoonlijke zaken.
Jocelyn vindt de situatie verschrikkelijk en voelt zich ontzettend schuldig omdat zij zich de aanstichter waant tot deze onwetende hel. Als zij hier niet was, was de hele bewaking en geheimhouderij ook niet nodig geweest.

Max heeft geen geduld voor haar schuldgevoel, maar pakt haar mouw en ze luistert mee.

Een frisse meisjesstem is net aan het woord en Jocelyn hoort: "...weet je hoe ik heet?"

Max grijpt haar hand en begint er hard in te knijpen. Jocelyn had de link nog niet gelegd, maar neemt door zijn reactie aan dat Rosalinde net aan het woord was.
Een ander reageert: "O, van Max. Die houdt niet meer op met over je praten."

Max kijkt Jocelyn grijnzend aan en wijst naar zichzelf.

Rosalinde reageert en Jocelyn hoort hoe verbaasd ze klinkt: Max heeft blijkbaar nog niet alle ballen open op tafel weten te leggen, voordat hij gekaapt werd.
"En wie is Max?"

Voordat Jocelyn hem tegen kan houden, zet Max een stap naar voren, waardoor alle ogen op hem - en haar - worden gericht.

"Ik ben Max," zegt hij triomfantelijk.

Jocelyn ziet in de gauwigheid dat enkelen weer verlost zijn van hun betovering en hen met grote ogen aanstaren, maar een groot deel, waaronder de haar bekende garde, staren nog steeds zielloos voor zich uit.
Max praat door, iets dat hij graag lijkt te doen, en verklaart: "Ik ben in vermomming, eigenlijk heb ik kort wit haar. En o ja, ik ben een man."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top