Hoofdstuk 32
"Wat dacht je? Ik heb geen zin om mensen te zien en daarom rommel ik maar met hun brein?" Isabel is furieus en mede daarom loopt Jocelyn gewillig met haar mee, rechtstreeks naar de grotten aan de achterkant van het dorp - enkele tientallen meters van Isabels huis vandaan. De pijnlijke greep om haar arm is de tweede oorzaak die ervoor zorgt dat ze haastig meegaat, zonder tegen te stribbelen.
Per en Isabels dochter zijn zich inmiddels niet meer bewust van haar bestaan en ineens beseft Jocelyn dat de oudere vrouw met haar kan doen wat ze wil, zonder dat iemand daar ooit achter zal komen.
Jocelyn schat in dat Isabels vragen retorisch zijn en doet er het zwijgen toe, totdat ze toch heel graag wil weten waar ze heen wordt gesleept.
"Waar gaan we heen?" Haar stem klinkt benepen. Schuldig genoeg om Isabel te laten ontdooien, hopelijk.
"Weg uit Middelpunt," zegt Isabel kortaf. Ze loopt een grot binnen en Jocelyn moet eerst wennen aan het schemerdonker dat daar heerst. Langzaam maar zeker ziet ze een grote open ruimte, die zo op het oog wordt gebruikt als opslagpunt voor allerhande zaken.
Aan de zij- en achterwand zijn enkele hokjes, die dienst kunnen doen voor van alles en nog wat, en Isabel loopt zelfverzekerd door naar een hokje in het uiterste midden van de achterwand.
Ook daar ligt rommel, maar dat blijkt een bedrieglijke hoeveelheid te zijn. Met een snelle beweging weet Isabel alles in een keer aan de kant te schuiven en maakt een pad vrij naar de rotswand.
Een wand die wordt onderbroken door een opening: openlijk verborgen tussen de rotzooi.
Het zal waarschijnlijk de privé vluchtuitgang van Isabel zijn, mocht de grond haar te heet onder voeten worden in de roedel.
Die gedachte zet Jocelyn aan het denken. Heeft Isabel dan zoveel vijanden of misinterpreteert ze dat gewoon?
"Ga maar voor." De stem van Isabel geeft in ieder geval geen blijk van enig toegeven: daar valt weinig aan te verduidelijken. Jocelyn doet wat haar gezegd wordt en loopt de gang in. Als Isabel de rommel weer terug heeft geschoven, zorgt dat voor een blokkade van de weerschijn aldaar - hoe schemerig ook. De tunnel loopt schuin omlaag. Hierdoor verwacht ze in een ondergronds grottenstelsel terecht te komen. Maar niet is minder waar. Als Jocelyn eenmaal licht ziet aan de andere kant van de tunnel en de duistere gang verruild voor de schemerige avondlucht, merkt ze een vallei op met glooiende hellingen die eindigen in onuitnodigende rotspunten, enkele meters boven en rondom haar.
Isabel komt vlak achter haar aan en dwingt haar op die manier de vallei in te stappen.
Het lijkt op een gigantische kom groen gras, met her en der een spaarzame boom. Het ziet eruit alsof de ingang van de grot de enige toegang is tot dit paradijsje.
Isabel logenstraft die gedachten echter onmiddellijk: "Aan het einde van de vallei kan je er ook in en uit. Die weg is, net zoals deze ingang, ietwat verborgen door de natuur. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik dit stukje grond voor mezelf heb gehouden. Het kan altijd handig zijn voor iets, al wist ik tot op heden niet wat."
Jocelyn kijkt een beetje wantrouwend. Waar Isabel eerst bijna vuur spoog, is ze nu de beminnelijkheid zelve. Ze neemt zich voor om voorzichtig te zijn bij de andere vrouw. Isabel praat intussen door: "Deze plek is wel bekend bij de inwoners van Middelpunt, maar ik heb duidelijk gemaakt dat het mijn toevluchtsoord is en er zal niet veel volk komen."
Jocelyn knikt en laat het effect van de mooie omgeving op zich inwerken. De rust zorgt ervoor dat zij een bepaalde stilte in haar hart gewaar wordt die louterend aanvoelt. Alle zorgen lijken van haar af te glijden en ze ontspant, terwijl ze haar blik nogmaals door de prachtige vallei laat gaan.
Hoewel het rustig is, is het niet per se stil en ze vraagt zich af waar dat borrelende geluid vandaan komt.
Komt het van Middelpunt vandaan?
Ze draait zich om. In de rotswand is ineens geen opening meer te zien en gespannen zoekt ze naar de plek van waaruit ze deze vallei binnen is gekomen. Het lijkt allemaal massieve rots te zijn en ze voelt hoe haar hart begint te razen. Haar keel wordt droog.
"Stel je niet aan." Isabel klinkt enigszins minachtend en Jocelyn keert zich snel naar de ander. "De ingang is makkelijk te vinden, maar de natuur heeft zeker weten voor een mooie zinsbegoocheling gezorgd. Het helpt bij de geheimhouding." Ze wenkt Jocelyn en inderdaad, als zij dicht tegen de wand staat, ziet ze ineens de opening naar de gang. Een permanente schaduw, samen met een vooruitstekende rand, verbergt de plek perfect en Jocelyn is onder de indruk.
"Er is er nog een." Weer wordt ze gewenkt. Bij een tweede schaduw en andersoortige kronkel van de rotswand blijkt inderdaad nog een opening te zijn en nieuwsgierig maakt ze aanstalten om die binnen te lopen.
Isabel geeft bereidwillig aan: "Je riep net wat over rust en stilte en ik kan geen betere plek voor je verzinnen dan dit stukje grond, voor wat jij wilt. Dat daar is de ingang van een separate grot, met slechts een ingang naar deze kant toe. Daar zou je je kunnen huisvesten."
De betreffende grot is niet al te groot, maar wel schoon en droog. Toch is het gorgelende geluid luider geworden. Terwijl ze een snelle blik werpt op de stevig uitziende kast en gelijkwaardig bed met een ietwat twijfelachtig matras, loopt ze vlot langs deze praktische zaken om via een smalle gang in een kleinere grot uit te komen. Dit is overduidelijk de badkamer en Jocelyn staat versteld.
Precies in het midden van de ruimte is een lage, langwerpige put. De bewegingen die het water in het schaarse zonlicht op het plafond reflecteert, zorgen voor duizenden glinsteringen in de kleine ruimte.
"Wauw," zucht Jocelyn.
"Dat is een ondergronds riviertje," wijst Isabel. "Het is een zijtak van de grotere rivier die door Middelpunt stroomt en komt verderop weer met het bovengrondse water samen. In de winter zal het koud zijn, maar je zal altijd water hebben, want bevriezen doet het niet."
Jocelyn zoekt naar woorden. Natuurlijk is dit lang niet zo luxe als in Blauwewater of Buitenhaven, maar dit is háár plekje en ze voelt zich er onmiddellijk thuis.
"Eventueel zou ik wat hulp voor je kunnen regelen, zodat jij hier lekker kan slapen, op tijd je eten en drinken krijgt en dat alles zonder dat iemand ook maar bewust is van het feit dat je hier bent. Daar heb je zelf immers ook al goed voor gezorgd?"
Nog net ziet Jocelyn de scherpe blik van Isabel op zich gericht, totdat die haar mond plooit in een hartelijke glimlach. Het zorgt ervoor dat zij weer weet dat Isabel hier hoogstwaarschijnlijk met een eigen agenda is.
Isabel loopt weer terug naar de grotere kamer, waar ze elkaar weer moeiteloos kunnen verstaan - het water is hier een prettig en eeuwig achtergrondgeluid - en geeft al wat van weg van haar gedachten: "Over dat laatste gesproken, misschien zou jij ook iets voor mij kunnen doen?"
"Natuurlijk, wat je wilt." Hoewel het een beleefd antwoord is, meent Jocelyn daar elk woord van. Isabel heeft haar tot nu toe alleen maar uit de brand geholpen en zij is de ander wel wat dankbaarheid verschuldigd.
"Heb jij ook een gave van de godin gekregen?"
Hier schrikt Jocelyn toch wel van. Haar ogen komen een tikje wijder te staan en onwillekeurig zet ze een stap naar achteren. Isabel kijkt slechts ongeduldig: "Kom op, ik heb ze jou zien gebruiken en ik heb zelf ook een gift van Selene gekregen, waardoor ik alleen maar één en één op hoefde te tellen."
"Wat voor gave heb jij dan ontvangen?" Jocelyn is geïntrigeerd.
"Dat komt nog wel," Isabel lacht mysterieus. "Jij eerst."
"Eerlijk gezegd weet ik dat niet goed," bekend Jocelyn. "De godin is vertrokken zonder mij antwoorden te geven. Ze heeft me aan mijn lot overgelaten." Eigenlijk kan ze daar nog steeds niet over uit. Was het nou echt teveel gevraagd om enkele minuten langer te blijven?
Ze besluit te zeggen wat ze in ieder geval al voor elkaar heeft gekregen: "Ik heb ervoor gezorgd dat ik niet achtervolgt wordt door degenen die me terug zouden willen halen. Op de een of andere manier kan ik in de geest van een ander komen, of dat nou een mens of een dier is."
"Interessant," Isabel kijkt er gepast nadenkend bij. "Dus als ik jou vraag om Middelpunt aan het oog te onttrekken van diegenen die me kwaad willen doen, dan zou jij dat kunnen?"
"Misschien wel." Het klinkt als iets wat ze inderdáád zou kunnen. Toch overrompelt door die gedachte, glimlacht ze voorzichtig. Iets wat Isabel feilloos oppikt.
"Mooi," nu is ze tevreden. "Dan wil ik je bij deze vragen om dat te doen. Ik heb nu overal wachtposten rondlopen, maar eigenlijk wil ik daar niet al mijn mankracht aan opofferen."
Jocelyn kijkt verward. Ze heeft slechts die twee wachten bij de poort gezien. Isabel verklaart: "Er lopen dagelijks heel wat pelotons hun rondes in het Woud. Maar je hebt zelf ook gemerkt: daar heb jijzelf bijvoorbeeld probleemloos doorheen kunnen glippen." Haar gezicht wordt duisterder, terwijl ze grimmig haar zin afmaakt: "Ik wil niet verrast worden."
Dat er nog zoveel manschappen zijn in dit dorpje.
"Dat kan ik voor je doen," zegt Jocelyn. Ze vraagt zich af waarom Isabel zo hamert op die geheimhouding en weer lijkt Isabel precies te weten wat er zich in haar hoofd afspeelt. Met een snelle blik op de jongere vrouw, zegt die: "Ik heb het niet zo op de weerwolfkoning. Hij zal direct de baas willen spelen hier en ik wil graag mijn zaakjes voor mijzelf houden."
Dat snapt Jocelyn wel en ze zegt: "Dat lijkt me een geweldige deal. Ik neem het struinen van je mannen over en jij zorgt voor mijn veiligheid."
De vrouwen schudden elkaars hand en de deal is bezegeld. Jocelyn maakt zich op voor een moment van rust in haar turbulente leven, terwijl Isabel al druk aan het regelen is dat alles hier op orde komt voor de komende nacht - en alle daaropvolgende nachten.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top