Hoofdstuk 29
"Waar is Amanda?" Er zweeft een vrouwenstem door de bibliotheek en Jocelyn buigt zich nog dieper over het boek dat ze pretendeert te lezen. Ze heeft helemaal geen zin om aan de mooie vrouw te denken.
"Die is bij Sander." Jocelyn kijkt abrupt op als ze die naam hoort en verstijft als ze de betekenis van die opeenvolgende zinnen in elkaar puzzelt.
Het is enkele weken na het moerassurfen en de verstandhouding tussen haar en hem is tot het vriespunt gedaald.
Als ze hem ziet, staat ze vrijwel direct nadrukkelijk op om ergens anders heen te gaan - waar dan ook.
Sander heeft de boodschap luid en duidelijk begrepen, maar dat wil niet zeggen dat ze zich niet hyperbewust zijn van de ander.
Zij hunkert naar hem, of ze nou wil of niet, en ze weet dat dat ook voor hem geldt.
"Is dat wel verstandig?" Jocelyn weet nog steeds niet wie er praten, maar ze moet haar oren spitsen om het goed te horen. De stemmen verwijderen zich van haar verstopplekje.
"Natuurlijk niet, maar ja: hij moet wat," zegt de man.
"Heeft hij haar naar zijn kamer gebracht?" De vrouwenstem is doorspekt met opwinding over dit spectaculaire nieuwtje en Jocelyn voelt het gal bij zichzelf omhoog komen.
De man reageert niet meer met woorden, maar ze kan nog net zijn positieve hum horen. Jocelyn beseft dat ze al enkele seconden doodstil zit, op haar vingers na die de bladzijden van het boek aan het verpulveren zijn.
De stilte keert weer in de gigantische zaal en zij hoort nog slechts het ruizen van haar hart in haar oren. Haar borstkas voelt aan alsof hij op ontploffen staat en ze slikt moeizaam.
Ze weet moeiteloos waar Sanders vertrekken zich bevinden: hij woont in dezelfde vleugel als de koninklijke familie, hoewel ze er nog nooit is geweest. Op de een of andere manier heeft ze in de afgelopen maanden allerlei hapjes en brokjes informatie over hem verzameld, waardoor ze een goed beeld van zijn karakter en dagindeling heeft gekregen.
Uiteraard was dit specifieke punt op zijn agenda onbekend voor haar.
Ze loert stiekem om een goedgevulde boekenkast heen, maar zowel Reinout als Emiel zijn in geen velden of wegen te bekennen. Eerlijk gezegd voelt het kaal aan, zo zonder die altijd aanwezige lijfwacht. Het is al even geleden dat zij alleen is gelaten - met uitzondering van de eeuwige nacht. Sinds de gebeurtenissen met Oscar zoekt ze hen zelf op als ze te lang zonder gezelschap is.
Deze keer kan ze het zich eigenlijk niet herinneren wanneer haar bewaking weg is gegaan. Ze wisselen zo vaak, dat ze niet eens weet wie ze voor het laatst heeft gezien.
Zijn ze het eindelijk zat, haar haar eeuwige rondes te zien lopen? Tegenwoordig is dat een klein kringetje van de bieb naar haar bed en weer terug.
De bibliotheek heeft enkele langwerpige smalle ramen aan de kant waar zij verborgen zat en ze merkt dat het donker begint te worden, hoewel de maan vol is en een zilverachtige gloed over de omgeving werpt. Haar gebruikelijke patroon is dat ze over een uur waarschijnlijk moeheid voor zal wenden, meer vermoeidheid dan ze nu al standaard voelt, en dan gaat ze naar bed. Het is nu nog geen acht uur en het ook niet zo dat ze van haar gewend zijn dat ze het laat maakt. Het tegenovergestelde is het geval.
Een ijzig gevoel maakt zich van haar meester als ze ongezien naar boven glipt, naar de plek waar Sander zijn kamers heeft.
Inwonende gezinnen hebben zich al teruggetrokken en de jeugd is buiten, daar waar ze in hun wolf kunnen zijn. De trappen binnen echoën zelfs een beetje, zo stil is het er.
Het is tijd om Sander te confronteren.
Omdat hij de onderbevelhebber is, zijn zijn kamers groter en luxueuzer dan die van de gewone soldaten. Nu het vredestijd is, slaapt hij niet bij zijn mannen; iets wat hij anders klaarblijkelijk wel zou doen.
Ze probeert te negeren dat ze elk flintertje informatie dat over Sander gaat altijd gretig heeft opgevangen.
De vlinders in haar maag fladderen nerveus. Haar gevoel is dolblij om het feit dat ze hem zo zal zien. Haar verstand brult er bovenuit om aan te geven dat dit geen plezierig bezoekje zal zijn.
Ze gaat hem confronteren en daarna gaat ze naar de weerwolfkoning en -koningin. Het is tijd voor haar om dit hoofdstuk af te sluiten en weer naar Buitenhaven te gaan.
Het is apríl. Wordt het niet gewoon tijd om hun verlies te nemen en door te gaan met hun - gescheiden - levens?
Zachtjes sluipt ze door de gangen, wiens paden voorzien zijn van luxe aanvoelende vloerbedekking. Ze strijkt met haar vingers langs het weelderige behang aan de muur en waant zich voor even weer terug in de Sterrenhemel van Buitenhaven, gezien het materiaal en de sfeer zo gelijkaardig is.
Ze ziet al dat ze zich in de koninklijke vleugel bevindt, aangezien ze her en der wat wachtposten ziet staan. De mannen zien haar ook, maar halen slechts een wenkbrauw omhoog. Men kent haar inmiddels wel, hoewel niet erg goed.
Tot zo ver gaat haar informatie en zachtjes vraagt ze aan een oudere wacht, zijn donkere haren; zowel die van zijn hoofd als van zijn ringbaardje zijn doorspekt met grijze strepen: "Waar kan ik de kamer van Sander vinden?"
Het kan haar nu even niet schelen wat een ander daar van kan denken, en de ander denkt een hoop: te zien aan zijn hoog opgetrokken wenkbrauwen en fonkelende blik. Zwijgend blijft ze hem aankijken, knarsetandend maar noodgedwongen geduldig.
Uiteindelijk heeft hij genoeg aan zijn schunnige bedenksels en besluit haar te helpen. Met een handbeweging wijst hij de weg: "De gang uit en dan de eerste deur aan je linkerhand."
Ze bedankt hem en aarzelt dan even. "Is hij daar ook?" Anders is de hele trip voor niks.
Maar ja, hij is er. De dikke knipoog van de wacht zegt genoeg en het gefluisterde: "Veel plezier," laat ook niks aan de verbeelding over. Haar hart breekt bijna. Een deel van haar had tot nu gehoopt dat hij daar niet zou zijn. Dat ze het hele gesprek verbeeldt zou hebben en dat hij gewoon buiten zou zijn, met de andere jeugd.
Haar voetstappen worden compleet gedempt door de vloerbedekking, wat haar de gelegenheid geeft om onhoorbaar naderbij te komen. Ze legt haar oor tegen de deur en bevriest.
De geluiden geven aan dat hij daar niet alleen is.
Haar hart doet zo verschrikkelijk veel pijn.
Ze dwingt zichzelf om eerst te luisteren. Ze hoort gekreun. Diep, vloeiend en zeer mannelijk. Jocelyn legt haar platte rechterhand geluidloos tegen de deur en sluit haar ogen. De tranen branden achter haar gesloten oogleden.
Een vrouwenstem hijgt, haar stem schiet omhoog als ze onduidelijke woorden uitroept. Ze is overduidelijk in extase.
Jocelyn voelt gal omhoog komen als haar brein tot de betekenis van dit gebeuren komt. Ze kromt haar hand en krast daardoor met haar nagels over de deur.
De geluiden gaan onverminderd door en zij voelt zich misselijk worden.
"O ja, Jocelyn!"
Verrast verstart ze. Dit is overduidelijk Sander.
Doet hij alsof zíj zijn bedpartner is?
Haar gevoelens zijn verwarrend en verpletterend. Haar borstkas voelt aan alsof haar hart in duizenden stukjes wordt vermalen en de pijn is scherp en intens.
Met abrupte, hakkende bewegingen, klauwt ze een hand naar de klink en stort bijna in zijn geheel tegen de deur aan, die hard open zwaait door dat geweld. Hij knalt tegen de muur, voordat hij weer - op een minder hoge snelheid - terugkaatst en langzaam achter haar in zijn slot valt terwijl Jocelyn de kamer in wankelt.
De gordijnen zijn dicht en nu ook het zachte licht op de gang wegvalt - gewoon veroorzaakt door elektriciteit en niet door fakkels, hoewel ze dat constant blijft verwachten omdat het paleis zo ouderwets aandoet - blijkt dat het aardedonker is in Sanders slaapkamer.
Het is er ook doodstil.
Even blijft Jocelyn net zo geluidloos staan en ze spitst haar oren. Haar blik richt ze op de plek waar ze het bed net heeft zien staan en haar vingers tasten naar een lichtknopje, die ze uiteindelijk op de gebruikelijke plek naast de deur vindt, en brengt verandering in de duistere situatie.
Nu zien ze elkaar.
Sander kijkt naar haar, en Jocelyn kijkt naar Sander en de blonde vrouw die zich om hem heen heeft verstrengelt, en meer aandacht heeft voor de perfecte spieren van haar bedpartner, dan voor het onverwachte bezoek bij de deur.
Het is Amanda.
Natuurlijk is het Amanda. Had ze iets anders verwacht, zeker na dat afgeluisterde gesprek?
Haar lichaam wist het in ieder geval niet. De pijn zorgt er bijna voor dat er iets in haar borst explodeert en ze deinst naar achteren. Het geluidje dat uit haar mond komt kan ze niet voorkomen, maar behelst alle wanhoop die ze op dat moment voelt.
"Jocelyn, wacht!" De uitdrukkingen op zijn gezicht wisselen snel. Jocelyn ziet eerst vreugde, maar dat wordt snel vervangen door schuld. Een stiekeme blik naar achteren zegt haar al genoeg. Ze heeft hem betrapt bij een behoorlijk comprimerende situatie en hij beseft dat ook.
"Het is niet wat je denkt," zegt hij. Jocelyn heeft genoeg gehoord. Natúúrlijk is het niet wat ze denkt dat het is. Of wat ze gehoord heeft. Denkt hij dat ze achterlijk is ofzo?
Ze draait zich om en grijpt naar de klink. Ze moet hier weg, haar adem zit hoog en een gevoel van paniek overheerst.
Sander is gelijk uit bed en legt, na enkele snelle passen, zijn hand over de hare en belet haar weg te gaan. Zonder iets te zien, worstelt ze om weg te komen, maar hij laat haar niet gaan. Intussen heeft hij haar beide polsen vast en smeekt haar zacht om te stoppen met tegenstribbelen.
"Laat me," hijgt ze uiteindelijk verstikt en ze opent haar ogen.
Sander is ontzettend naakt en hij ziet er verhit uit. De schuld in zijn ogen is vervangen door een moeilijke. Hij kreunt: "Eh, kan je iets minder bewegen..." en Jocelyn merkt tot haar afschuw dat hij fysiek reageert op haar gekronkel.
De tranen beginnen over haar wangen te rollen en ze probeert te doen wat hij vraagt. Niet dat hij naar háár luistert, maar zo is het leven, toch? "Laat me los," zegt ze nog een keer. Duidelijker nu.
Sander aarzelt en uiteindelijk houdt hij haar iets minder stevig vast. Ze kan nog steeds niet wegkomen, maar de pijnlijke grip om haar polsen is weg.
"Het eh... was niet de bedoeling dat je dit zou zien," zegt hij uiteindelijk. Hij klinkt niet echter niet zo betrapt als ze had verwacht. Omdat Jocelyn geen andere keuze heeft dan te blijven, kijkt ze naar de grond en wacht ze af wat hij nog meer te zeggen heeft.
Sander zwijgt even, maar omdat ze niet reageert, praat hij verder: "Ik had het contact nodig."
Jocelyn kijkt kil naar Amanda, die in de tussentijd uit bed tracht te sluipen en naar een kamerjas reikt. Zij verstijft direct en zakt terug in het bed, bewegingloos.
"Jocelyn..." Sander klinkt nu hulpeloos. Nu onderbreekt zij hem wel.
"En het komt niet in je op dat je mij iets dergelijks ontzegt?" Jocelyn negeert Amanda nadrukkelijk en kijkt Sander aan bij die woorden. Aan zijn blik te zien, is dat inderdaad bij hem opgekomen. Hij kijkt opstandig.
"Jij hebt je portie toch al gehad?" is het slechtste weerwoord die hij kan bedenken. Het laat haar weten hoe diepgeworteld zijn gedachten over haar verleden zijn. Hoe hij over haar denkt.
Stráft hij haar hiermee?
Het doet verschrikkelijk veel pijn.
Onwillekeurig krimpt Jocelyn in elkaar en ze voelt hoe haar hart nog verder breekt. Ze wist niet dat dat mogelijk was.
"Laat me gaan, dit gaat nooit meer goed komen tussen ons," spreekt ze beslist.
"Nee!" De kreet van Sander is echt en ondanks de hele situatie waarin ze zich bevinden, twijfelt Jocelyn. Zachter zegt hij - sméékt hij: "Alsjeblieft, doe me dat niet aan. Geef me alsjeblieft toestemming om jou vaker te zien, om jou te leren kennen. Dan kunnen we hier samen aan werken?"
Jocelyn zegt niks, maar laat haar blik nadrukkelijk door de ruimte gaan, waar Amanda in zijn bed ligt en dan naar haar polsen, die nog steeds door hem vast worden gehouden.
Waarom blijven die fijne schokjes - zelfs nu nog - maar door haar lichaam trekken? Ze kan het niet aan, al deze tegenstrijdige gevoelens en zijn verraad.
Onwillekeurig snikt ze, maar dat is wel genoeg voor Sander om haar los te laten.
"Weet je wat?" Zijn stem is nu haastig, brabbelend bijna. "Geef me een nieuwe kans. Vanaf nu zal ik al mijn aandacht aan jou besteden, of je dat nou wilt of niet. Er is niemand anders in mijn gedachten dan jij, nooit geweest."
Vanuit haar ooghoeken ziet Jocelyn hoe Amanda bij die woorden in elkaar krimpt. Voor Sander was het misschien niet echt, maar voor de mooie blondine is het een heel ander verhaal.
Nóg een leven die hij verruïneerd.
Dan knikt Jocelyn. Ze zal nu alles zeggen om hier weg te komen. "Zoek me morgenochtend maar op," hoort ze zichzelf zeggen.
Gretig knikt Sander en dan is ze eindelijk vrij om te gaan. Sander houdt de deur zelfs voor haar open.
Zonder een laatste blik op de twee aanwezigen te werpen, rent ze bijna de deur uit en holt langs de verbaasde wacht weer naar de trap, naar beneden.
Eenmaal in haar kamer aangekomen, smijt ze een grote handtas op haar bed - de handige weekendtas is spoorloos verdwenen na haar mislukte vlucht in januari - en vult hem met allerhande kleding en nuttige zaken. Haar gedachten wentelen onafgebroken door haar hoofd, het beeld van hem en Amanda in zijn bed blijft maar terugkomen.
Het trauma met Oscar dringt weer glashelder door in haar pijnlijke gemoedstoestand, wat het er niet beter op maakt.
Ze heeft nu geen gunstig weerbericht - met een bijpassende stortbui - om haar exit vanuit Blauwewater te verdoezelen, maar er is geen haar op haar hoofd die eraan denkt om hier langer te blijven.
Om de wachten bij de voordeur te ontwijken, weet ze in een leegstaande buurkamer te komen, van waaruit ze uit het raam kan klimmen, naar buiten.
Ze belandt in de koninklijke tuin en haast zich er doorheen. Op de vlucht voor haar zielsverwant.
—> einde van deel 2 <—
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top