Hoofdstuk 26
"Jocelyn." Zijn stem is gespannen, net zoals zijn hele houding.
Stijfjes staat Jocelyn op en aapt zijn toon na: "Sander."
"Ben je hier alleen heengelopen?"
Uitdagend knikt ze. Het is niet zo dat ze echt weg is gekomen, dus hij hoeft zich nergens zorgen om te maken. Zijn frons laat iets anders blijken.
"De afspraak was dat je te allen tijden bij iemand zou zijn."
"Ik ben toch bij Mo?" Jocelyn begint te mokken. Ze is hier nog geen half uur en ze beseft dat Mo gelijk had: ze zou niet ver zijn gekomen.
Sander zucht, maar besluit het erbij te laten. Hij zegt: "Wil je het de volgende keer even laten weten? Dan begeleid ik je hierheen."
Aan de ene kant is Jocelyn blij verrast dat hij haar niet met grof geweld van deze plaats weghoudt, aan de andere kant is ze niet gelukkig met wat hij impliceert.
"En dan blijf je hier de hele tijd om me heen hangen? Om ervoor te zorgen dat ik niet per ongeluk iets verder loop?" Ze heft een wenkbrauw op.
Sander kiest eieren voor zijn geld. Hij zegt grimmig: "Monique is een volbloedweerwolf en kan jou zonder moeite tegenhouden. Iets wat zij ook zal doen mocht dat nodig zijn." Hierbij kijkt hij Mo strak aan en die kijkt opgelaten, maar ze knikt wel.
Jocelyn balt haar vuisten nu ook dit laatste flintertje hoop verdwijnt.
Ze troost zichzelf met het feit dat ze toch liever niet naar de Grim Empire was gegaan. Ze moet iets anders bedenken. Maar wat?
Het besef komt als een mokerslag: zij kan dit niet alleen en niemand lijkt haar te willen, of te kúnnen, helpen.
Omdat haar zin om bij Mo te zijn momenteel helemaal weg is, zegt ze nors: "Mo, ik vond het heel gezellig. Mag ik nog eens langskomen?"
De andere jonge vrouw knikt, een voorzichtige glimlach om haar lippen. "Je bent altijd welkom," zegt ze zacht. Jocelyn weet dat ze er een vriendin bij heeft. Dat zij niet kan helpen, ligt niet aan haar. Dat ligt aan de grote eikel met wie ze, na het afscheid, meeloopt: terug naar het paleis.
Sander draagt haar tas terug en lijkt precies te weten wat haar eigenlijke plan was. Maar hij vraagt niks en Jocelyn zegt niks.
Ze zeggen sowieso geen woord, terwijl ze door het dorp lopen. Een stuk openlijker dan haar route op de heenweg en ze ziet nu ook de markt, waar de moeder van Mo zich waarschijnlijk bevindt - tenzij ze aan het kletsen is met Mo's tante, die in het paleis werkt.
Het is pas als ze in het bos zijn, op de brede, doch kronkelige laan die tussen het paleis en het dorp is gemaakt, als hij even stil houdt. Jocelyn houdt haar ogen strak op de bosbodem gericht en wacht af wat hij wil zeggen.
"Jocelyn." Omdat hij verder niks zegt, kijkt ze uiteindelijk op naar hem. Daar leek hij op te wachten, want hij kijkt broeierig terug.
"Wil je me alsjeblieft een kans geven?"
De smeekbede is oprecht, dat is te zien in zijn bruine ogen - een tint donkerder dan haar eigen. Ze slikt als ze zijn knappe gezicht scant en is eventjes kwijt waarom ze hem al zolang tegenhoudt. Maar dan weet ze het weer, de ontvoering. De vrijheidsberoving. Het feit dat hij allerlei aannames over haar heeft, zonder dat bij haar te verifiëren.
Hij ziet dat haar ogen verharden en hij zucht een beetje moedeloos als hij doorheeft wat haar antwoord is. Jocelyn kijkt weer naar de grond en probeert verder te lopen, maar Sander verzet geen stap. Weer kijkt ze vragend naar hem.
In een grote stap is hij bij haar en voordat ze beseft wat hij van plan is, heeft hij haar tas op een bemoste omgevallen boomstam gelegd en grijpt haar vast in haar nek.
Hoewel hij razendsnel is, voelt zijn aanval niet als dusdanig aan. Sander beweegt zijn vingers oneindig zacht over haar gevoelige huid. Zijn warme vingers trekken sporen van genot over haar verkleumde delen en ze kan hem slechts aanstaren, terwijl haar lichaam alle fijne schokjes - van zijn vingers op haar huid - probeert te verwerken en geen gelegenheid heeft om iets anders te doen of op te merken.
Als hij eenmaal zijn duim op haar halsslagader heeft gelegd, voelt ze de pulserende drang in haar lichaam.
"Mag ik je misschien markeren?"
Zijn ogen staren haar hypnotiserend aan en Jocelyns gedachten zijn compleet blanco. Ze heeft geen idee wat hij zegt, laat staan wat de betekenis van zijn woorden zijn. Sander praat door: "Dan kan ik je begeleiden in het worden van een wolf en voel je de band tussen ons beter."
Jocelyn schrikt op. Het woordje 'begeleiden' heeft een dreigende lading, omdat hij dat woord eerder heeft gebruikt, toen hij haar net had ontvoerd.
De pijn, die door haar hart flitst, zorgt ervoor dat ze weer na kan denken en een stap achteruit kan zetten, hoe klein ook.
Het is voldoende. Een pijnscheut schiet kort door zijn blik, voordat hij ze onleesbaar weet te maken. Ze heeft nu geen idee meer wat hij denkt en ze kijkt hem afwachtend aan.
Zijn lippen op haar mond zijn een complete verrassing. Hij geeft bijna geen druk, het is slechts een korte veeg, nauwelijks een zoen te noemen.
De tintelingen banen een weg van haar lippen naar haar wangen, die roze blosjes krijgen, en naar haar hart, die verwarmd wordt - zelfs een slag overslaat.
Sander heeft zich alweer abrupt naar de tas gedraaid. Hij pakt hem op en loopt met grote passen voor haar uit. Het kost haar moeite om hem bij te houden en ze is uiteindelijk blij als ze bij het paleis zijn, waar hij haar - zonder haar verder met een blik waardig te keuren - aan Reinout overhandigd.
Hij zegt geen woord meer tegen haar.
Reinout kijkt enigszins schuldbewust, waarschijnlijk omdat zij alleen losliep, maar ook daar maakt Sander geen woorden aan vuil. Hij zegt: "Ze mag naar Mo, als ze dat wil."
Dan loopt hij van hen weg en Jocelyn voelt hoe de warme gloed uit haar lichaam wegvloeit.
***
Vanaf die dag komt Jocelyn inderdaad vaker bij Mo. Zij leert haar moeder kennen, die een oudere versie van Mo is. Ze ziet de liefde die de twee voor elkaar hebben en dat doet haar goed, hoewel haar hart elke keer opnieuw pijnlijk wringt als ze het ziet.
Als het leven rechtvaardiger was geweest, had zij ook nog een moeder gehad die ze zo lief kon hebben.
Sander en Jocelyn gedragen zich ijzig tegen elkaar. Op dit moment doen ze beiden het uiterste om de ander niet dichterbij te laten komen, fysiek en mentaal. En zo gaat januari over in februari.
***
Leeswaarschuwing: onderstaande bevat een heftige scène
De bewaking laat af en toe wat gaten vallen en Jocelyn laat dat stoïcijns langs zich heen glijden. Pogingen om te ontsnappen doet ze niet, want ze weet dat ze geen kans maakt. Andere, grotere woonplaatsen zijn te ver weg om op tijd te bereiken. Een kleiner dorpje zal haar niet kunnen beschermen.
Af en toe weet ze een mes te jatten uit de keukens, maar ze zou niet weten wat ze ermee moet doen en uiteindelijk wordt hij altijd gevonden en bij haar weggehaald, waarna ze zich opnieuw onvrij en machteloos voelt. Sander heeft daar waarschijnlijk niet eens wat mee te maken, maar het voelt goed om hem van alles de schuld te geven en dus doet ze dat - hoewel alleen in gedachten.
"Hoi."
Jocelyn keert zich verrast om, terwijl ze naar de bron van het geluid zoekt. Ze bevindt zich momenteel in een van de lange blinde gangen die het paleis rijk is, terwijl ze via een omweg en ongezien naar de bibliotheek tracht te sluipen, haar toevluchtsoord.
Achter haar staat een jonge man, hij lijkt iets jonger dan Sander te zijn en Jocelyn herkend hem als een voormalige aanbidder van Amanda.
Amanda heeft tegenwoordig wat anders aan haar hoofd, iets wat Jocelyn pisnijdig maakt.
Deze man lijkt eenzaam.
"Hoi," zegt ze behoedzaam. Hij blokkeert de weg terug en het is daarom maar goed dat ze daar niet heen hoeft. Ze vindt dat ze voldoende interactie heeft getoond en knikt vaag terwijl ze zich weer naar de andere kant van de gang draait om verder te lopen.
"Is het wel de bedoeling dat je zo alleen bent?" Zoals elke weerwolf, is ook deze man aantrekkelijk, maar de blik in zijn ogen bevalt haar niet.
"Ja," zegt ze kortaf. Het blijkt een vergissing om hem nogmaals aan te kijken en ze schrikt van de smeulende blik die zijn oogopslag ineens domineert. Koortsachtig vraagt ze zich af of het niet overdreven is om te gaan rennen, direct daarop gevolgd door de vraag of dat überhaupt zin heeft, in een weerwolvengemeenschap.
Wel zet ze de pas erin en hoopt zo voldoende meters tussen hem en haar te maken.
Dit alles is tevergeefs, want de gang is langer dan ze had ingecalculeerd en hij is zo veel sneller. Ineens loopt hij naast haar, hoewel hij haar niet aanraakt. Ze moet iets omhoog kijken om oogcontact te kunnen maken en ze ziet een smerig grijnsje zijn gelaat verwringen.
"Ga weg," zegt ze kortaf, terwijl haar hart in haar keel hamert. Haar vingers trillen en ze balt ze tot vuisten. Zo onveilig heeft ze zich hier nog nooit gevoeld.
"Nee," zegt de ander simpelweg.
Als ze het goed heeft, luidt zijn naam 'Oscar'. Ze probeert het uit: "Oscar, toch?"
Hij knikt en heeft een triomfantelijk lichtje in zijn ogen. Niks wat zij doet of zegt, zal hem van zijn plan afhouden, wat dat ook mag zijn. Toch probeert ze iets: "Waarom niet?"
"Ik moet hier toevallig ook zijn," antwoordt hij, een wenkbrauw arrogant opgeheven. Jocelyn zucht.
"Prima," reageert ze. Haar plan is duidelijk: aan het einde van de gang zal zij wachten waar hij heen gaat en raad eens, zij zal dan de andere kant op gaan.
Jammer genoeg stopt hij haar al voordat ze ook maar bij het einde van de gang zijn. Eerlijk gezegd had ze eerder niet door hoe lang en vooral, hoe ononderbroken, enkele gangen hier in het paleis zijn. Het voelt opeens slecht aan.
Met een krachtige arm drukt hij haar tegen een witgepleisterde muur en stopt hun gang daardoor abrupt.
"Blijf van me af," hijgt Jocelyn, terwijl ze een paniekaanval op voelt komen. Wild worstelt ze om vrij te komen, maar hij heeft een goed moment afgewacht en ze kan niet van hem loskomen in deze lege en verder doodstille gang.
"Voor een kusje," spot Oscar, maar de vurige blik in zijn ogen geeft aan dat hij meer dan dat verwacht. "Sander hoeft jou niet, dus heb ik besloten een kansje te wagen."
De pijn die door haar heen schiet, is van een andere orde, puur op die laatste woorden gericht. Sander hoeft me niet. Het zorgt er bijna voor dat ze haar tegenwerkingen stopt. Bijna.
"Nee, dank je," weet ze er kil uit te brengen. "Laat me gaan."
Haar stem klinkt vervormd door in de lange ruimte, alsof een vreemde ze uitspreekt. Ze hoopt dat de wanhoop niet hoorbaar is.
Weer worstelt ze, maar dat werkt averechts. Oscar komt dichterbij en weet - ondanks haar tegenwerpingen - een kusje in haar hals te planten. Jocelyn kermt van angst. "Wat ben je toch mooi," kreunt hij en Jocelyn kan er in de verste verte geen compliment in ontdekken, terwijl de doodsangst door haar aderen sijpelt.
Dan verstart hij even en neemt wat afstand om haar intens van top tot teen te bekijken. Dit belooft niet veel goeds: hij heeft iets bedacht en dat zal zij niet leuk vinden.
Prompt ziet ze zijn ogen rood worden en dan opent hij zijn mond. Hij lijkt niet van plan om zich volledig in een wolf te veranderen, maar zijn tanden worden wel dermate scherp en lang dat ze niet meer in zijn mensenmond passen.
"Als hij je niet markeert, dan zal ik het doen," belooft hij, ietwat slissend, en Jocelyn haalt scherp adem als zijn plan tot haar doordringt. Ze rukt haar hoofd naar achteren, er niet aan denkend hoe dicht ze bij de muur staat. Met een knal komt haar achterhoofd tegen het keiharde oppervlakte en ze voelt de scherpe pijn door haar schedel razen.
Het maakt haar gedachten ook helderder. De paniek lost iets op.
Ze roept: "Nee!" en worstelt driftig. Hij houdt haar nu bij een enkele bovenarm vast en met zijn andere omklemt hij haar keel, om haar daar stil te houden. Daar kan ze niet aan ontkomen, maar het zorgt dat haar andere arm meer bewegingsvrijheid krijgt en dat is voldoende.
Met trillende vingers weet ze in de zak van haar spijkerbroek te grijpen en uiteindelijk lukt het haar duim en wijsvinger om het zakmes - de buit van de dag, gevonden en meegenomen vanuit Mo's huis - te krijgen en uit haar zak te wippen.
Terwijl de tanden van Oscar steeds dichterbij komen, laat ze in paniek bijna het kleinood vallen, maar de godin lijkt bij haar te zijn, want ze weet hem op het laatste moment stevig vast te grijpen. Het mesje is normaal gezien lastig met twee vingers te openen, maar dat lukt nu - als door een wonder - heel gemakkelijk.
Zonder een moment langer te aarzelen, steekt Jocelyn toe. Het kan haar niet schelen waar ze hem raakt, áls ze hem maar raakt.
Oscar jankt van schrik en pijn terwijl zijn ogen en mond direct naar hun menselijke kleur en afmetingen terug veranderen. Hij bloedt als een rund uit een wond in zijn zij, door haar veroorzaakt. Toch reikt hij opnieuw naar haar terwijl hij zijn ogen tot smalle streepjes brengt. Hij brult agressief, maar er is niemand die erop reageert. Zij is nog steeds alleen met hem en ze moet het zelf opknappen. Met haar verstand op nul en haar ogen een stuk groter dan normaal, steekt ze hem pardoes nog een keer diep in zijn huid en vlees, vlak naast de eerdere wond, en laat dan het mes vallen, alsof ze zich eraan gebrand heeft. Dan rent ze weg terwijl ze elk moment zijn zware adem in haar nek verwacht. Haar gedachten buitelen over elkaar heen en ze is volkomen in paniek.
In haar slaapkamer komt ze tot rust en het duurt nog dik een uur voordat Reinout haar weet te vinden en voor haar deur begint te posten.
In die tijd is het haar gelukt zich mentaal bijeen te rapen en er valt niks meer aan haar te zien, als hij haar goedenacht wenst, voordat hij haar opsluit voor de nacht.
Die handelingen zorgen ervoor dat ze besluit niks van de aanranding aan iemand te vertellen. Het is zij tegen de wereld.
Oscar weet zijn wonden onder de radar te houden, waarschijnlijk helpt zijn snelle genezing daarbij. Heel af en toe ziet ze hem, bijvoorbeeld in de eetzaal - het centrale punt voor de gehele roedel, maar over het algemeen weet ze hem succesvol te ontlopen.
Maar ze wordt stiller dan ze al was en ze trekt zich nog meer in zichzelf terug.
Sander is daar de dupe van.
***
Elke keer als hij in de buurt komt, probeert Jocelyn hem te negeren, hoezeer haar eigen lichaam daar ook tegen protesteert. Ze proeft aan Mo's houding dat zij het niet helemaal eens is met haar gedrag, maar Mo is er vooral voor dat iemand zijn eigen leven moet leven en bemoeit zich slechts met die van Jocelyn als zij daar specifiek naar vraagt. Jocelyn is daarom voorzichtig met haar vragen en aangezien Sander en Mo elkaar niet heel vaak zien - het is altijd een ander die de wacht houdt als ze bij het meer is - is er eigenlijk niks aan de hand.
Sander is niet blij met de gang van zaken, dat is te zien aan zijn gezichtsuitdrukking die een mengsel van ongelukkigheid en de diepste teleurstelling uitbeeldt. Maar hij tracht overduidelijk haar wensen te respecteren en hij taait af.
Maar hij blijft niet stilzitten. Hij gaat verder met zijn eigen plannen.
Als ze Sander nu ziet lopen - en als hij doorheeft dat zij kijkt, buigt hij zich naar Amanda, die als een trouwe schaduw ineens altijd in zijn buurt is.
Ze weet niet of zij iets samen hebben, maar hij laat er alles aan gelegen om het daar wel op te laten lijken.
De pijn in haar hart voelt telkens opnieuw aan alsof ze het voor het eerst ziet. Het litteken op haar ziel wordt wederom opengerukt.
Jocelyn krimpt keer op keer mentaal in elkaar en het kost veel te veel energie om te vragen haar te laten gaan, aangezien hij onmiskenbaar niks meer voor haar voelt.
Het lukt haar zelfs niet om te lachen, al was het maar in zichzelf en ontzettend sarcastisch, om zijn verhaal over zielsverwanten die hij destijds tegen haar ophing.
Hij heeft ontegenzeglijk tegen haar gelogen.
Ze gaat steeds minder vaak naar Mo en verliest haar interesse in de wereld. Toch valt haar iets op en uiteindelijk vraagt ze het aan een schaars bezoekje aan Mo.
"Waarom is iedereen zo chagrijnig in het paleis?" Mo komt daar zelf weliswaar nauwelijks, maar op de een of andere manier is ze altijd op de hoogte van de laatste nieuwtjes. Ook nu kijkt ze Jocelyn aan alsof die iets overduidelijks mist. Jocelyn kijkt vragend terug.
Mo zucht en praat langzaam, alsof ze het tegen een klein kind heeft: "Wist je dat nog niet? Dat komt door jou."
"Eh... Hoezo?" Jocelyn snapt er niks meer van. Zij doet zo min mogelijk en kan onmogelijk al die impact hebben op de sfeer in het paleis.
"Jij wilt niks met Sander te maken hebben, waardoor Amanda kans weer denkt te maken bij hem." Verschrikt houdt Mo even haar mond, maar Jocelyn geeft ongeduldig aan dat ze al weet van hun verleden.
"Anyway. Amanda houdt de boot nu af bij haar andere aanbidders. De meeste vrijgezelle vrouwen, waaronder ik, wachten op hun zielsverwant en zijn minder in voor vrije pleziertjes. De mannen hebben het gevoel dat ze geen kant op kunnen en gaan jagen in het Woud of lopen met hun ziel onder hun arm door het paleis."
Jocelyn kijkt nadenkend en weet de pijn in haar hart succesvol te maskeren. Is wat ze met Oscar mee heeft gemaakt haar eigen schuld?
Mo vervolgt: "Ze worden chagrijnig."
"Ze proberen niks bij mij," zegt Jocelyn uiteindelijk. Op die klootzak na dan.
Mo lacht droog: "Of je het nou wilt of niet, jij hoort bij Sander. Niemand mag aan jou zitten. Had je dat nog niet door?" Het toontje van volwassene tegen kleuter is weer terug en Jocelyn beweegt ongemakkelijk. Mo zegt: "Je bent verboden terrein."
"Ach ja," mompelt Jocelyn. "Amanda is toch veel geschikter voor Sander." De woorden doen pijn als ze haar mond verlaten, maar ze weet dat ze waar zijn. Amanda is oogverblindend, een teer poppetje, wat prachtig vloekt met de krachtige persoonlijkheid van Sander.
"Waarom denk je dat?" De scherpe oren van Mo hebben haar woorden uiteraard opgevangen en ze kijkt oprecht verbaasd.
"Heb je Amanda weleens gezien?" Het lijkt Jocelyn overduidelijk. "Zij is bloedmooi." Ze zegt het met tegenzin, maar ook dit is gewoon waar en ze heeft er niks aan om erom te gaan liegen.
Mo laat een geluid horen die tussen ongeloof en een proest invallen. Haar ogen glinsteren vrolijk. "Lieve meid, heb je weleens in de spiegel gekeken?"
Nu kijkt Jocelyn verward. Mo legt haar eeuwige penselen neer en vouwt haar handen om die van haar leeftijdsgenoot. Ze kijkt Jocelyn diep in de ogen. "Jocelyn, misschien heb je wat gebrek aan zelfvertrouwen opgelopen of iets dergelijks, maar ik heb nog nooit zo'n mooie vrouw als jij gezien. Nooit."
Mo schudt haar hoofd en mompelt, luid genoeg voor Jocelyn om het op te vangen: "Die onzekerheid. So needy. Wanhopig op zoek naar de bevestiging van mannen."
Jocelyn protesteert half-lachend. Dat is het helemáál niet. Daar ging het in ieder geval helemaal niet om. Toch?
Het is een van de laatste gemeende lachjes die ze maakt in haar periode in Blauwewater. De afstand met Mo wordt groter, net zoals ze denkt dat het met Sander nooit meer goed zal komen.
Jocelyn sluit zich weer meer af van alles en iedereen. Een volgende depressie ligt op de loer.
***
Februari gaat over in maart. De lente breekt aan en even daarna het altijd grillige april. Dit is de maand dat hun situatie tot een climax komt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top