Hoofdstuk 25
Het gaat slechter tussen haar en hem. Jocelyn ontwijkt hem nog meer dan in het begin en dat wil wat zeggen.
De laatste dagen van het jaar wordt het gehele kasteel versierd voor de komende feestdagen en Jocelyn doolt er tussendoor. Ze schudt haar hoofd als mensen wat aan haar vragen en luistert nauwelijks naar wat ze eigenlijk zeggen.
Met haar ziel onder haar arm en Reinout achter zich aan, leert ze het paleis steeds beter kennen, maar naar buiten gaat ze niet. Reinout wordt af en toe afgewisseld door Emiel en er kan even een flauwe glimlach af bij haar.
Meer reactie komt er niet.
Als ze Sander bij toeval tegenkomt, krimpt haar hart pijnlijk samen en ze valt weer terug naar één maaltijd per dag. Omdat ze - behalve de nachten - niet op haar kamer komt en ze ten allen tijde door iemand wordt vergezeld, blijft ze zich keurig aan de haar opgelegde regels houden.
Maar ze wordt mager en ze praat nauwelijks meer.
De laatste dag van het jaar breekt aan. Sander is jarig en Jocelyn maakt gebruik van zijn populaire positie door zich de complete dag terug te trekken in een stil hoekje van het paleis. Als hij wat van haar had verwacht, wordt hij bij deze teleurgesteld.
Vaag voelt ze slechts wat medelijden voor haar bewakers, nu ze de feestelijkheden moeten missen, maar niet voldoende om er wat aan te doen.
Wat haar betreft wordt ze immers niet bewaakt.
***
Jocelyn ligt met open ogen in bed, terwijl het nieuwe jaar in het paleis wordt ingeluid met vuurwerk, een overvloed aan eten en drinken, heel veel versieringen en rumoer.
***
Kort lijkt ze uit haar apathische toestand te ontwaken als ze Sander in de eetzaal ziet zitten. Zij heeft intussen een vast plekje uitgekozen, ver van de deuren en de buffettafels af, waar nauwelijks iemand komt en waardoor zij met niemand spreekt. Iedereen, ook Sonya, heeft nu afgeleerd om bij haar te komen zitten. Zelfs haar bewaking zit een tafel verderop, waar meer leven is.
Af en toe bedenkt ze lusteloos dat het maar goed is dat de Alfa's zo druk zijn met het leiden van de roedel, eigenlijk van het gehele koninkrijk, en dat Zarah zo ziek is. Anders betwijfelt ze of ze er zo makkelijk af zou komen.
Ze moet er niet aan denken om gedwongen meer tijd met Sander door te brengen.
Sander inmiddels, zit recht tegenover haar aan, maar wel aan een andere tafel. Zijn blik richting haar is woedend en vaagjes geamuseerd bedenkt ze dat hij waarschijnlijk niet al te blij is met hun huidige ijzige houding jegens elkaar.
Dan ziet ze iets scherps, het lijkt op leedvermaak, door zijn ogen flitsen en onwillekeurig volgt ze zijn beweging als hij omkijkt.
Amanda komt eraan en neemt - alsof het de normaalste zaak van de wereld is - naast Sander plaats.
De mooie blondine lijkt haar leeftijdsgenoot niet op te merken, terwijl ze direct een geanimeerd gesprek met Sander begint, en Jocelyn is al opgestaan. Haar eten is onaangeroerd, maar dat is een fenomeen dat vaker voorkomt.
Ze hoort Reinout zachtjes zuchten, terwijl die wat brood van zijn bord graait en haar snel achterna loopt, weg uit de zaal.
***
Het nieuwe jaar begint goed: het vriest en het sneeuwt bijna de gehele maand januari. Jocelyn ziet de weerwolven buiten onvermoeibaar doortrainen, al weet ze niet precies waarvoor. In haar eigen land, de Grim Empire, zijn gevechten - en daardoor trainingen - aan de orde van de dag.
Er zijn veel meer roedels aan de andere kant van de Hanekam, maar het aantal schommelt. Er gaat nauwelijks een maand voorbij of een stam heeft wel een ander hoofd gekregen.
Voor Mångata is het maar goed dat er een grote bergketen tussen zit - en natuurlijk het feit dat de stammen, die per roedel uit zo'n tweehonderd weerwolven bestaan, zich niet kunnen verenigen om gezamenlijk een tegenstander te bevechten.
De Grim Empire is rijkelijk voorzien van bloeddorstige monsters - weerwolf of anders - en Mångata is veel schaarser bevolkt.
Haar nieuwe thuis zou geen schijn van kans hebben.
Vanuit haar positie op de tweede verdieping kan ze de gestalten, die dicht bij het paleis zijn, goed ontwaren, waardoor ze weet dat Sander daar is en zijn frustratie op zijn ondergeschikten botviert, te zien aan zijn heftige gebaren en gespannen houding.
Haar hart huilt. Ze wil zo graag dat hij haar vertrouwt en dat hij om haar geeft. Het lijkt alsof ze steeds verder van elkaar af komen te staan.
Nog even en het wordt onoverkomelijk. Ze denkt liever niet aan wat dat voor haar betekent.
Sander heeft haar spullen op laten halen uit Buitenhaven: zelfs haar geldkluisje - met inhoud - heeft ze weer terug, maar toch voelt ze zich alleen en geïsoleerd in Blauwewater.
Dat komt waarschijnlijk omdat ze alleen en geïsoleerd ís. Al weet ze dat ze daar Sander niet de gehele schuld voor kan geven, hoe graag ze dat ook zou willen.
Het gras van de weiden is inmiddels op vele plaatsen zichtbaar en ook de naaldbomen, die overal verspreidt staan, zorgen voor wat groen in de verder witte omgeving.
Jocelyn huivert en trekt haar gevoerde vest nog dichter om zich heen.
Ze lijkt het nooit meer echt warm te krijgen, hoe dik ze zich ook kleedt.
***
Het is midden op de dag en de smeltende sneeuw zorgt dat een soppend geluid haar voetstappen begeleidt, terwijl Jocelyn zich naar buiten haast. Ze ontwijkt de velden naast het kasteel, waar de meeste kasteel- en dorpsbewoners volop aan het trainen zijn, en loopt door het bos dat het kasteel van het dorp scheidt. Het ziet er naar uit dat ze haar bewakers van zich af heeft geschud en daar maakt ze gretig gebruik van.
Ze heeft stevige schoenen aan en de warme kleding is heel wat geschikter dan toen ze door het Duistere Woud naar Blauwewater werd vervoerd.
Bovendien heeft ze een plan van aanpak. De gekregen ketting van Endymion hangt om haar hals en als het haar lukt om langs de rand van het Woud richting de Hanekam te ontsnappen, zal ze misschien weer terug kunnen naar de Grim Empire.
Het spreekt haar niet aan om weer in hetzelfde land als haar vader terecht te komen, maar ze heeft het vermoeden dat Sander haar buiten het Woud om minder makkelijk zal vinden, dan daar waar hij in zijn element is.
Ze heeft een stevige weekendtas - met een schouderband - mee en daarin heeft ze enkele noodzakelijkheden opgeborgen. Het is eind januari, het weer wordt alleen maar beter. Met de hulp van de onsterfelijke Endymion aan haar zijde verwacht ze dat ze met succes zal kunnen ontsnappen.
Jocelyn bereikt het dorp - eigenlijk een klein stadje - zonder betrapt te worden en loopt omzichtig door de nauwe steegjes, bedekt met kinderkopjes en waar ouderwets aandoende huizen ietwat scheef aan staan. Ze hoort marktgeluiden in het centrum van het dorp, terwijl ze daar ruim omheen loopt.
Als ze het dorp doorkruist heeft, ziet ze voor het eerst sinds haar verblijf in het paleis het meer waaraan Blauwewater zijn naam te danken heeft. Er staat slechts een eenzaam huis in de buurt, waar een meisje met een donkere huid voor zit. Zij kijkt dromerig naar het betoverende beeld dat de omgeving biedt, een beschilderd canvas voor haar neus en de kwast in haar hand geeft aan wat haar doel is.
Het is duidelijk dat er flink geschaatst is op het ijs, toen dat er nog lag, maar nu het is gesmolten, is het er stil en neemt de natuur het weer over van de mens. Het resultaat is geweldig, met het nieuwe groen door het smeltende wit heen. Er heeft zich nauwelijks een vieze brei gevormd, waar sneeuw in deze fase toch zo bekend om staat.
Het geluid van het dorp bevindt zich achter haar en ze is ervan overtuigt dat ze daar doorheen is gelopen zonder gezien te worden.
Omzichtig probeert ze ook het laatste obstakel te omzeilen, door achter het vrijstaande huis langs te lopen, richting de bosrand van het Duistere Woud die vanuit deze positie enkele honderden meters van haar is verwijderd.
"Je mag ook even hoi komen zeggen," merkt het meisje op. Door de omringende stilte komt haar stem helder over en Jocelyn verstijft.
Ze kijkt voorzichtig naar de ander en ziet dat die haar blik nog steeds richting het water met de diepe donkerblauwe kleur heeft gericht, haar kwast geconcentreerd in de hand.
Dan kijkt ze op en haar zwartgouden ogen ontmoeten de donkerbruine van Jocelyn. Vragend heft de schilderes haar wenkbrauw op en Jocelyn stottert iets over haast.
"Onzin, jij bent Jocelyn. Ik heb over jou gehoord." De moed zinkt bij Jocelyn in de schoenen als ze dat hoort. Het zorgt ervoor dat ze haar stappen - die ze wat heeft ingehouden - sneller zet, bij de ander vandaan.
"Ik ben Mo en ik heb geen kwaad in de zin," sust Mo. Haar kwast laat ze inmiddels zakken en ze heeft haar volledige aandacht nu op Jocelyn gericht. Die staat even twijfelend stil. Het lijkt niet alsof Mo in de startblokken staat om haar pootje te haken en haar hart klopt onwillekeurig rustiger.
"Jij misschien niet," reageert ze daarom. "Maar ik ben op de vlucht, dus als je het niet erg vindt...?"
Hoewel het niet echt een vraag is, doet Mo alsof dat wel het geval is. Met een glimlach, die haar parelwitte tanden ontbloot, zegt ze: "Als je er honderd procent zeker van bent dat je niet gepakt zult worden, zou ik zeggen: ga je gang. Maar eerlijk gezegd weten wij allebei dat je afwezigheid elk moment kan worden opgemerkt en vanaf dan zal het niet lang duren voordat je erbij bent."
De nuchtere stem zorgt voor frustratie bij Jocelyn, vooral ook omdat ze beseft dat de ander - ze lijkt ongeveer even oud te zijn als zijzelf - waarschijnlijk gelijk heeft.
"Wat moet ik dan?" vraagt ze uiteindelijk wanhopig. "Lijdzaam afwachten totdat hij me eindelijk laat gaan? Ondanks de belofte van de koningin, heb ik daar niet veel vertrouwen in."
Die belofte is immers al verstreken. De band met Sander is te slecht om hem te vragen wanneer hij haar dan wél laat gaan, zonder dat daar direct een jaar aan vastgeplakt wordt. Zelfs zij, met haar olifantenaanpak, beseft dat dit omzichtig moet gebeuren.
"Kom eerst eens bij me zitten," stelt de andere jonge vrouw voor. "Als ze je hier uiteindelijk vinden, zien zij dat jij niet weg bent gelopen en in de tussentijd kan jij uitrekenen hoe lang het duurt voordat ze je gevonden hebben."
Jocelyn denkt even na over die woorden. Technisch gezien heeft ze niks gedaan wat tegen de regels van Sander ingaat. Als ze bij deze Mo blijft, is ze in het gezelschap van iemand - precies wat hij wil.
Terwijl ze beseft dat vandaag niet de dag is dat ze zal ontsnappen, is haar lichaam haar gedachten al vooruit en loopt naar de ander toe.
Mo lacht opnieuw en wijst naar een bankje die tegen het huis aan staat. Zij zit daar enkele meters vanaf, maar op die wijze kunnen ze prima met elkaar converseren, terwijl Mo kan blijven schilderen.
"Pak lekker wat thee en zet je tas maar even binnen," stelt ze voor. Haar aandacht lijkt alweer volledig op haar kunstwerk gericht te zijn. Jocelyn ziet nu dat het een levensechte kopie van het meer is en fluit tussen haar tanden. "Wauw," zegt ze.
"Vind je?" Jocelyn ziet dat Mo zich gevleid voelt, maar toch kritisch naar haar schilderij kijkt. "Ik krijg de juiste kleur blauw nét niet te pakken, mede veroorzaakt door de zon en andere omstandigheden die maar blijven veranderen en daar baal ik van."
"Ik zie geen verschil," Jocelyn is volkomen oprecht als ze dat zegt. Elk detail is met een nauwkeurige precisie weergegeven en lijkt niet onder te doen voor de werkelijkheid.
Ze haast zich naar binnen om de instructies van Mo op te volgen en komt uiteindelijk met twee koppen thee weer naar buiten zetten. De druk van de tas op haar schouder is weg.
"Is het niet te koud om zo stil te blijven zitten?" vraagt ze uiteindelijk, de flanellen trui en dikke broek van Mo checkend - wier kleding vol zit met strepen en vlekken verf.
Genietend drukt ze haar handen om de warme mok en neemt een keel-verschroeiend slokje.
"Nee hoor," Mo blijft onbekommerd. "Ik drink veel thee. Als het kouder wordt dan dit, kan ik trouwens sowieso niet schilderen, daar wordt de verf nooit zo blij van. Dus ik geniet vooral van het feit dat het weer kan."
De twee blijven even stil. Mo lijkt een makkelijk persoon om mee om te gaan: het kan haar niet schelen als het stil is en toch praat ze zonder moeite als ze aan lijkt te voelen dat haar gesprekspartner dat nodig heeft. Jocelyn voelt zich direct op haar gemak bij haar.
"Hoe is jouw gezinssituatie?" vraagt ze uiteindelijk. Woont Mo hier alleen, zo aan de rand van het dorp, of kan ze straks een zielsverwant van de ander verwachten?
"Ik woon hier met mijn moeder," geeft Mo aan. "We hebben het goed samen." De zachte glimlach om haar lippen bevestigd dat.
Onwillekeurig lacht Jocelyn mee, terugdenkend aan haar eigen moeder. Het doet pijn, maar op dat moment besluit ze om de goede herinneringen voorrang te geven boven het wrede einde van de enige persoon die ze op dat moment lief had. Het is tijd om haar zegeningen en vrienden te tellen, hoewel ze beseft dat dat misschien een beetje raar is, zo in gevangenschap.
Met uitzicht op het kalme water en de stille omgeving voelt ze zich eigenlijk allesbehalve onvrij.
"Ze zal er zo wel aankomen," vervolgt Mo. "Ze is even boodschappen doen. Of ze blijft wat langer om met haar zus te kletsen, dan blijft ze nog uren weg. Als zij elkaar niet tegenkomen, kan ze elk moment hier zijn. Dat is altijd een verrassing." Mo lacht droog.
"Is zij ook zo artistiek?"
"Ja," blij-verrast kijkt Mo op. "Zij is goed met hout, waar ik dat met canvas ben."
"Hoe bedoel je? Maakt ze meubels?" Jocelyn probeert zich te herinneren wat ze nog weet van de inrichting van het huis. Het zag er netjes en kleurrijk uit.
"Ook wel, de kleinere vooral. Ze is eerlijk gezegd niet heel goed in afmetingen." Mo lacht alsof er een binnenpretje naar buiten komt. "Ze versiert alles wat van hout is en ze maakt kleine beeldjes. Die zijn prachtig."
Net als Jocelyn op het punt staat om weer naar binnen te gaan en iets beter om zich heen te kijken, vervolgt Mo onverstoorbaar, haar blik nog steeds op haar werk gericht: "Ze is bijna net zo goed als Sander."
Jocelyn laat haar mok bijna vallen, maar weet hem gelukkig op tijd op te vangen. "Hè? Wat bedoel je?" Ze is er zich van bewust dat ze nu niet al te intelligent klinkt.
"Wist je dat niet?" De blik die Mo op haar werpt, geeft maar al te duidelijk aan dat die vraag retorisch was. "Hij is ook heel artistiek. Hij speelt prachtig gitaar en hij heeft engelengeduld als het aankomt op zijn houtsnijwerk. Vraag hem anders eens of je wat van zijn hand mag zien."
"Eh, dat zal ik doen." De weifelende toon van Jocelyn geeft hen beiden aan dat ze daar in ieder geval over na zal denken.
Schoorvoetend vraagt ze: "Kan je nog iets meer over Sander vertellen?"
Mo oordeelt niet en knikt slechts. "Ja hoor, wat wil je weten?"
"Eh... Alles?" Als dat niet teveel gevraagd is.
"O... wow. Dan kan ik maar beter bij het begin beginnen," zegt Mo vrolijk. Haar kwast ligt stil in haar hand en ze draait wat bij om Jocelyn recht aan te kunnen kijken.
"Je weet dat hij hier als klein jongetje is gekomen?" Stom schudt Jocelyn haar hoofd. "O, oké... Nou: hij is toen ontsnapt uit het vreselijke bloedbad dat enkele uitgestotenen hebben veroorzaakt. Ze hebben zijn complete roedel uitgemoord toen hij een jaar of vijf was. Slechts hij en zijn oom hebben weten te ontkomen en eerlijk gezegd heeft dat hun band geen goed gedaan. Ze ontlopen elkaar, hoewel ze allebei op het paleis zijn gestationeerd."
"Wow, wacht. Uitgemoord? Is Sander een wees?" Jocelyn probeert alles te bevatten wat Mo haar net heeft verteld. Het klopt dat ze niet echt familieleden van Sander tegen is gekomen, maar dat heeft ze aan haar eigen apathie geweten. Dit nieuws is gloednieuw voor haar en er begint zich een medelijden in haar hart te vormen. Medelijden voor een kleine kleuter, weggerukt van zijn thuis.
"Ja, zijn vader was de Alfa van de Zonneroedel, destijds één van de weinige stammen die het goed voor elkaar had in Mångata. Er heerste onrust hier, gelijkwaardig aan waar de Grim Empire nog steeds mee kampt." Mo vult haastig aan: "Tenminste, dat laatste is mij verteld. Niemand weet echt het fijne van hoe het daar aan toe gaat."
Jocelyn knikt slechts. Ze weet niet of Mo bekend is met haar achtergrond, maar ze is nu te gefocust op Sanders geschiedenis om haar eigen uit de doeken te willen doen.
Mo snapt de hint en vervolgt: "De koning en de koningin hadden rond die tijd hun rechtmatige claim op de troon gezet en het begon net rustiger te worden in het land. De actie van de rogues was een wanhopige, om grip te blijven houden op de eerdere - voor hún: geweldige - situatie. Sanders familie heeft dat met de dood moeten bekopen en zijn roedel is met de grond gelijk gemaakt. Ik denk niet dat het nu een afgesloten zaak voor hem is, nu ze stuk voor stuk zijn opgespoord en gedood, maar het is tenminste iets."
Mo staart, in gedachten verzonken, in het niets en Jocelyn kijkt geschokt. Dit verhaal is niet iets wat ze had verwacht. Maar aan de andere kant, als één van de weinigen wéét ze hoe het eraan toe gaat in de Grim Empire. Zo verbaasd hoeft ze niet te zijn. Dergelijke verhalen, van een uitgemoorde roedel, zijn daar eerder regel dan uitzondering. Zelfs zij, aan de rand van het land en bewust afgezonderd door haar moeder, heeft er wat van meegekregen.
Haar medelijden voor Sander wordt groter. Haar verontwaardiging smelt steeds verder weg.
Dat laatste wordt trouwens direct weer teniet gedaan als ze hem tussen de huizen ziet verschijnen. Hij kijkt niet blij en dat is een understatement.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top