Hoofdstuk 2
P.o.v Cecilia
Nog steeds balend verlaat ik de trainingshal. De scanner geeft een groene gloed als ik mijn pasje ervoor houd en de gigantische deuren gaan open. Buiten rennen mensen heen en weer om dingen te vervangen van het decor van de hal, zodat de volgende simulatie gestart kan worden voor de volgende agent. Ik loop over het terrein en kijk om naar de hal waar ik net was, wat eigenlijk gewoon een oude fabriek is waarvan ze de binnenkant hebben gerenoveerd. Je kan er niet in zonder dat je je pasje scant, dus het is veilig om daar te komen. Het pasje krijg je als je in training bent, en je kan ermee in alle gebouwen van De Organisatie. Zoals de eetzaal, de gezamelijke vermaakruimte, en je slaapkamer. De slaapkamers reageren alleen op een twee pasjes; dat van de eigenaar, en van de leider, gewoon voor de zekerheid. Als je besluit iets geks te doen in je kamer, of word aangevallen, is er altijd nog iemand die je kan tegenhouden, en in het geval van dat er een aanval is, redden. Natuurlijk is het mogelijk het systeem volledig uit te schakelen voor een kamer, maar het gebeurt nauwelijks, en alleen een paar mensen hebben toestemming om dat te doen.
Niemand weet wie, gewoon voor de zekerheid. Als er dan toch een spion van de C.O.V hier is, dan weet die niet wie er toegang heeft tot het pasjes systeem. Ik draai me zuchtend weer om en loop met gebalde vuisten naar mijn kamer terug om me om te kleden. Ik ga een leeg huis binnen en loop naar de woonkamer. Daar pak ik mijn pasje weer van uit mijn broekzak en houd het tegen een specifieke plek op de muur. Het gaat open en een lift verschijnt. Ik wacht met instappen tot de lift een geluidje maakt en druk op het knopje met het nummer 3.
Deze hele basis is eigenlijk gewoon een verlaten terrein met een oude fabriek, een paar oude huizen, en resten van gebouwen die hier vroeger stonden. In de fabriek is de trainingshal gemaakt, en in de oude huizen zitten geheime liften. Je moet wachten met het instappen; als je in de lift gaat voordat het piepje is geweest, dan komt er een stof uit het plafond waarvan je flauwvalt. Om dat te voorkomen moet je je pasje scannen, wachten tot de computer je gezicht heeft herkent, en dan pas kan je erin. Als je dan eindelijk onder de grond bent komt het interessante gedeelte; de ondergrondse basis. De muren zijn gemaakt van metaal en de deuren gaan automatisch open als je in de buurt komt. Je kan het het best vergelijken met ruimteschippen uit de films die ze tien jaar geleden altijd maakte.
De deuren gaan weer open en voor me is een lange hal vol met deuren. Ik stap uit de lift en loop de gang in. Er is nog een gang naar links; die leidt naar de eetzaal. Vanaf daar kan je naar alle gangen met verblijven, al is het toch sneller om in een van de huizen te gaan en de lift vinden naar het juiste verblijf. Er zijn als ik het me goed herinner acht liften, en al die liften komen allemaal uit vlak voor een andere gang met verblijfplaatsen. Overigens zijn alle kamers hetzelfde, het enige verschil is de locatie.
Onderweg naar mijn kamer zie ik nog een paar mensen met wie ik getraind ben, onder wie een paar goede vrienden van me. Ik zou gestopt zijn om ze gedag te zeggen, maar ik heb een beetje haast. Ik open mijn kamerdeur en ga naar mijn kast om nog een setje zwarte trainingskleding te pakken. Het bestaat uit een strakke, highwaist trainingsbroek en een sporttopje. Er zijn ook versies van het tenue waarbij er een T-shirt is, voor de mensen die het niet prettig vinden om zoiets te dragen. Voor de mannen is er een iets lossere trainingsbroek en een shirt met geen mouwen. Ik heb nu het shirt aan, en doe die snel uit om het te verwisselen met het sporttopje. Met veel moeite hinkel ik op een been rond in de kamer terwijl ik me probeer om te kleden. Mijn kamer is niet zo groot, maar leefbaar. Er staat een eenpersoonsbed, en de kledingkast is in de muur geinstalleerd. Naast de deur staat nog een klein kastje voor dingen die je dierbaar zijn, en er is een kleine ruimte met een douche en een wc rechts. De wasbak is in de kamer zelf, en het geheel geeft een ruimteschip- achtige look; net zoals de rest van de ondergrondse basis.
Als ik het vreselijke topje eindelijk aanheb trek ik mijn schoenen weer aan en ren ik naar de trainingszaal. Er is een groot verschil tussen de trainingshal en de trainingszaal, heb ik geleerd. In de trainingshal worden de simulaties uitgevoerd, en in de trainingszaal worden de vechttechnieken getraind. Je moet niet denken dat ze hetzelfde zijn; de simulaties zijn veel moeilijker dan de vechttechniek training, en als je af bent in de simulatie door een kogel of een klap, kan je de volgende dag een aardige blauwe plek verwachten. Ik voel aan mijn rug en kreun. Ja, dat word een nare plek.
In de trainingszaal wacht mijn mentor al op me. Zijn bruine haar zit strak naar achteren gekamd en zijn ene blauwe oog kijkt me doordringend aan. Ik weet niet precies hoe, maar tijdens een missie is hij een been en het zicht in een van zijn ogen kwijtgeraakt. Vandaar dat zijn ene oog wit is, en dat hij een van de weinige is die een ander trainingspak heeft hier; door zijn missende been kan hij moeilijk in de strakke broeken die we allemaal dragen. Toen het ongeluk nog vrij recent was liep hij door de basis met alleen de houten stok. Als iemand vroeg of diegene moest helpen, was het antwoord altijd nee. Zelfs al viel hij bijna om, hij weigerde hulp.
Tegenwoordig heeft hij een metalen been voor ondersteuning, maar toch loopt hij altijd nog met de houten stok.
''Het spijt me, meneer. Ik had me meer moeten haasten,'' Veronstschuldig ik me. Mijn mentor lacht zachtjes. ''Rustig aan, ik zag je in de simulatie trainen. Je hebt het goed gedaan, en je moet vast heel uitgeput zijn. Neem je tijd.'' Ik zucht opgelucht en ga even zitten op een bankje aan de zijkant van de zaal. Omdat ik niets anders te doen heb kijk ik de zaal rond. Ik heb hier zoveel tijd besteed, ik ben hier praktisch opgegroeid. Al sinds ik een klein meisje was kwam ik hier met mijn ouders. Waar ze nu zijn weet ik niet, waarschijnlijk zijn ze vermoord op een van de missies.
Niemand wilt er met me over hebben, dus ik weet het niet zeker. Ik denk dat ze bang zijn dat ik de waarheid niet aankan, dat ik instort als ik weet dat mijn ouders niet de helden zijn die ik dacht dat ze waren. Als ik helemaal eerlijk ben, ik zou niet weten hoe ik moet reageren als iemand na al die tijd toch naar me toe komt en me verteld dat ze dood zijn. Diep van binnen heb ik het namelijk nog niet geaccepteerd, dat ze weg zijn. Diep vanbinnen hoop ik dat ze ooit nog is terug komen.
Ik heb al meerdere keren gevraagd naar de missie rapporten van de missie waarbij ze om zijn gekomen, maar elke keer krijg ik weer hetzelfde antwoord; Het rapport is verdwenen.
Ik schud mijn hoofd en kijk op. Mijn leraar staat voor me en knipt met zijn vingers. ''Cecilia?'' Vraagt hij bezorgd. Ik glimlach en hoop dat het zorgt dat hij zich geen zorgen meer maakt. ''Ik ga de spullen al halen,'' Zeg ik. Hij knikt en leunt zwaar op zijn wandelstok. ''Dankjewel.''
In de achterruimte, afgesloten met een gigantische deur, staan een heleboel vechtspullen. Boksballen, houten stokken, schietschijven, pistolen, zwaarden, noem maar op. Ik weet nog vaag dat ik hier met mijn moeder was, haar rode haar schijnend in het licht. Ze legde me alles uit over hoe je alle wapens en spullen gebruikt, terwijl mijn vader in de zaal met mijn broer zat. Ik glimlachte naar haar en keek hoe zij en mijn vader samen trainde met de wapens. Het leek zo makkelijk, hoe ze beiden zo soepel bewogen met de voor mij zware voorwerpen. Ondertussen zag ik dat ze tegen elkaar praatte, en lachte om grappen die de ander maakte. Dat wil ik later, dacht ik. Iemand met wie ik kan trainen, iemand met wie ik mijn problemen kan delen, iemand die ik met mijn leven kan vertrouwen. Ik pakte altijd een houten stok en deed de bewegingen na, al ben ik tegenwoordig beter met nieuwere wapens zoals pistolen en teasers. Ze werken beter en veel efficienter. Ik glimlach als ik opeens bedenk dat mijn mentor er ook was die dag. Hij kwam de zaal binnenlopen, en hij en mijn moeder groette elkaar alsof ze elkaar van vroeger kende. Ze knuffelde hem, en mijn vader gaf hem een hand. Dat was de eerste keer dat ik hem zag, en sindsdien heeft hij me beetje bij beetje getraind, totdat ik diegene werd die ik nu ben.
Met de houten stok en de pistool, geladen met nepkogels, loop ik weer de zaal in. Mijn mentor staat daar in het midden te wachten en wenkt naar me als teken dat ik mag aanvallen. Met een vaart ren ik op hem af, maar zelfs met een missend been is hij beter als ik. Hij stapt opzij, en ik rem af. ''Focus,'' Zegt mijn leraar. Ik knik en adem diep in. Dan open ik mijn ogen weer en cirkel om de man heen, zoekend naar een zwakke plek. Ik vind die niet, maar dan bedenk ik me iets. Ik ben een elementbeheerser, dus waarom zou ik mijn kracht niet gebruiken? Ik sluit mijn ogen om me nog meer te focussen, en ik voel een aanwezigheid die me vanaf links probeert aan te vallen. Zonder mijn ogen open te doen pak ik de pistool uit de riem en schiet. Ik hoor dat het iets raakt en zak door mijn hurken. Het pistool is niet met echte kogels geladen, maar de verfballetjes die erin zitten doen toch aardig veel pijn. Nu de persoon geraakt is kan ik voor een paar seconden even focussen op mijn element oproepen.
Het elementen ding is een van de weinige dingen waarbij mijn broer en ik verschillen. Ons uiterlijk lijkt heel erg op elkaar, en we gedragen ons ook bijna identiek. Dat zeggen mensen tenminste. Het enige verschil is in onze interesses; mijn broer houd van techniek, ik van de missie uitvoering. En onze krachten zoals ik al eerder zei. Mijn element is vuur, en zijn element is water. Als we onze krachten combineren kunnen we heel veel doen, het komt alleen niet zoveel voor aangezien hij nauwelijks op missies gaat.
Ik kom weer overeind en focus me op mijn leraar. Hij ademt nog steeds een beetje onregelmatig door de nep kogel, maar weet handig mijn aanvallen te ontwijken. Ik cirkel een poosje om hem heen, en laat dan mijn element op hem los. Het vuur spreid over de vloer, en volgt hem. Na een paar seconden is hij ingesloten, en hij heft zijn handen; Ik geef op, je hebt gewonnen.
Ik grijns tevreden en hij klapt in zijn handen. ''Bravo,'' Zegt mijn mentor. ''Maar je weet dat het gebruiken van je element gevaarlijk is-'' Ik knik en draai me om. De pistool berg ik weer op met een zucht. Mijn leraar komt achter me staan en leg zijn hand op mijn schouder. ''Cecilia, je weet dat als ze weten dat je een elementbeheerser bent-'' Ik glimlach droevig. ''... Dan dwingen ze me om de keuze te maken. Sterf of voeg je bij ons. Dus daarom verbergen we allemaal dat we een elementbeheerser zijn, en bla bla bla.'' Ik hoor een zucht en mijn mentor draait zich weer om. ''Nog een keer,'' Zegt hij dan.
Deze keer gebruik ik mijn element niet, om het meer realistisch te maken. Ik weet het heel goed, ik ben er immers mee opgegroeid. Gebruik je element niet, verberg je kracht dit. Zorg dat ze er niet achter komen dat je krachten bezit, anders gaan ze je lastigvallen. Zou de C.O.V mijn ouders hebben vermoord? Ik weet zeker dat ze nooit zouden instemmen in meedoen met die groep slechteriken, daar zijn ze te goed voor. Zeker mijn moeder; ze zou nog geen vlieg kwijt doen. En mijn vader, degene die ons altijd op zijn knie liet zitten en ons verhalen voorlas. Mijn moeder maakte dan altijd koekjes, die we dan voor de open haard gingen eten. Ik val mijn leraar nog een keer aan en dit keer lukt het om hem op zijn arm te raken met mijn houten stok. ''Af,'' Zeg ik met een grijns. Hij wilt net weer reageren als de deur open gaat.
Angelique staat in de deuropening.
Ze heeft mooi dik, blond haar en blauwe ogen die iedereen nauwkeurig opnemen. Ze is ongeveer vier jaar ouder als ik, en zij, mijn broer en ik zijn samen opgegroeid. We speelde altijd samen buiten op het terrrein, voor het risico om gezien te worden te groot werd. Angel en ik hebben ongeveer hetzelfde element, en zij is de reden dat ik mijn element zo goed onder controle heb. Ik heb haar wel eens gevraagd hoe ze haar element zo goed heeft leren besturen, maar het enige wat ze kwijt wou is dat ze het geleerd had van mijn moeder, en dat ze als een zus voor haar was. Dat kan ik best wel begrijpen; mijn moeder was, zover ik weet, een heel aardige persoon die iedereen zoveel mogelijk probeerde te helpen. ''Lucian? Heb je even tijd?'' Roept ze naar mijn leraar. Mijn mentor- Lucian- knikt en loopt naar haar toe. ''De baas wilt je even spreken,'' Zegt Angelique. Lucian knikt en draait zich naar me toe. ''Zou jij de spullen willen opruimen, Cecilia? We zullen overmorgen weer verdergaan met trainen.'' Ik knik en geef de houten stok aan hem. ''Oke. Veel geluk.'' Mijn mentor glimlacht naar me en verlaat dan samen met Angelique de zaal. Ik zucht en ruim de wapens die ik bij me heb op. Waarschijnlijk moet ik Cassian gaan zoeken.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top