1// Stilte voor de Storm
Het is zomervakantie en bloedheet. Een tienerjongen met een zwarte hoed op glipt op het laatste moment een trein binnen. Gevolgd door geschrokken, strenge of lachende blikken zoekt hij een plek in de trein. Hoewel er een paar mensen staan, zijn er nog een paar zitplekken vrij. Met zijn gebruinde hand pakt hij een lus vast als de trein gaat rijden. Hij valt net niet. Hij herpakt zich snel en loopt snel door, op zoek naar een stoel om zijn treinreis op door te brengen.
Al snel glijdt zijn sporttas van zijn schouder en belandt onder de stoel waar hij op zit. Hij zit naast een meisje, ook een tiener, die hem nog niet heeft opgemerkt. Al haar aandacht is gericht op het boek op haar schoot. Haar van nature rode, krullende haar komt vrolijk onder haar bruine hoed vandaan tot de hoogte van haar kin.
Tot plezier van enkele toeschouwers die niks beter te doen hebben in een trein dan naar anderen kijken, is de tienerjongen een paar seconden lang in de ban van het haar en het gezicht dat het omlijst. Vastbesloten om haar te leren kennen, leest hij nieuwsgierig mee in haar boek. Deels omdat hij wil weten wát ze dan leest, deels in de hoop dat het een goede aanleiding is voor een gesprek.
Het meisje draait haar hoofd en kijkt hem fronsend aan. "Hallo," zegt ze verrast. De jongen grijnst. "Leuk boek?" vraagt hij nonchalant. Hij legt zijn arm op de rugleuning en kijkt haar lachend aan. Aangestoken door zijn blijdschap moet ze ook glimlachen. Ze legt zorgvuldig een boekenlegger op de bladzijde waar ze was gebleven en klapt het boek dicht. "Heel leuk," antwoord ze dan. Ze kijkt nieuwsgierig naar de jongen, haast uitdagend. "Waar gaat het over?" vraagt de jongen. Het meisje lijkt even na te denken. "Heb je dat niet al gelezen?" vraagt ze dan grijnzend.
De jongen kijkt even van zijn stuk gebracht, tot plezier van het meisje. Hij herpakt zich al snel en kijkt haar overdreven vragend aan en trekt zijn wenkbrauwen op. Het meisje moet lachen en haalt haar schouders op. "Ingewikkelde fantasy, heel leuk, maar te veel om in een trein te gaan uitleggen," zegt ze.
De jongen knikt, eerder opgelucht dan treurig. "Je naam dan?" vraagt hij. Een triomfantelijke glimlach lijkt zijn hele gezicht te veroveren. Het meisje kijkt even uit het raam, waar een nieuw station te zien is. Nog maar een station te gaan, bedenkt ze.
Ze draait haar hoofd weer terug. "Ik heet Max," zegt ze. De jongen fronst zijn wenkbrauwen. "Dat is toch een naam voor jongens?" vraagt hij dan. Max knikt, maar niet zo lachend als eerder. "Het is kort voor Maxime."
De jongen weet even niks meer te zeggen, bang dat hij haar heeft gekwetst met zijn opmerking over haar naam. Hij haalt zijn arm van de stoelleuning en kijkt nu niet meer naar Max. Nerveus begint hij met zijn vingers te knippen, maar dan zonder geluid. Max kijkt naar zijn handen. Ze lacht en knipt met haar vingers, wel met geluid. Verrast kijkt de jongen op. Pretlichtjes glinsteren in zijn ogen.
Hij knipt nog eens met zijn vingers. Weer geen geluid. Max lacht weer. "Je lacht me gewoon uit," zegt de jongen lachend. Max zit met haar rechterhand aan een pluk rood haar. De jongen ziet nu dat haar rechterhand zit in een soort leren handschoen, waarvan haar vingers, net als haar haar bij haar hoed, vrolijk erboven uitsteken. De vingers zitten allemaal in een opening, behalve de duim. Die leeft afgezonderd in zijn eigen opening. Aan de rechter zijkant, die zonder duim, zijn twee knoopjes. Terwijl ze lacht, knikt ze. De jongen moet nu ook lachen. "Nooit gedacht dat iemand met een hoed op zo gemeen kon zijn," zegt hij grappend.
Het meisje haalt haar schouders op. Ze grijnst. "Misschien hangt het af van de hoed die je draagt," zegt ze. Ze pakt de hoed van de jongen en verwisseld hem met haar eigen hoed. Vervolgens zet ze haar hoed op die van de jongen. Het lichtblonde haar van de jongen piekt er nog net onder door. Even zeggen ze allebei niks. Niet alleen omdat ze lachen, maar ook omdat er niets te zeggen valt. Niet omdat ze uitgepraat zijn, maar omdat dat het moment zou verpesten.
"Mijn hoed staat je goed," zegt Max en verbreekt de stilte. De jongen glimlacht. "Mijn hoed staat jou ook geweldig. Wil je ruilen?" Ze glimlachen allebei. Zonder te zeggen weten ze allebei dat de ander zijn hoed niet terug hoeft. De bruingroene ogen van Max en de felblauwe ogen van de jongen kijken elkaar aan.
Intussen rijdt de trein een nieuw station binnen. De trein remt af en geschrokken kijkt Max naar buiten. "Ik moet eruit," zegt ze treurig. De jongen knikt. "Waar ga je heen?" vraagt hij. Max haalt een sporttas onder haar stoel vandaan. "Kamp," zucht ze. De trein komt piepend tot stilstand. "Niet leuk?" vraagt de jongen. Max haalt haar schouders op. "Weet ik nog niet." De jongen knikt. "Ik moet volgende halte eruit, ook voor kamp," zegt hij. "Veel plezier." Max loopt langs hem heen naar het gangpad. "Jij ook. Leuk je te leren kennen, trouwens," zegt ze met een treurige glimlach op haar gezicht. De jongen glimlacht, maar zijn ogen verraden dat hij het ook jammer vindt dat ze eruit moet.
Max zwaait en loopt de trein uit. De jongen verplaatst naar het raam. Hij ziet Max weer terug naar het raam lopen. Ze kijkt naar hem, alsof ze nog iets wil zeggen. Hij opent het raam. "Wat is je naam?" vraagt Max. De conducteur blaast op een fluitje ten teken dat de deuren sluiten en de trein gaat vertrekken. De trein begint te rijden. "Storm," roept hij, terwijl hij uit het raam hangt. Een medewerker op het station gebaart streng naar hem en snel trekt hij zich terug, de trein in, en sluit het raam.
Max glimlacht en zwaait. Zodra de trein uit het zicht is, neemt ze de trap naar beneden, waar een bus van het kamp wacht om haar naar de goede locatie te brengen. 'De Watervallers' staat er op de okergele bus geschreven. Alle andere tieners van veertien tot zestien jaar zitten al in de bus. Alle ouders, als die er ooit waren geweest, zijn al weg; eigenlijk is Max een half uur te laat. Ze heeft geluk dat de bus pas vertrekt als iedereen er in zit. Als dat niet zo was had ze het ook niet erg gevonden.
Ze zit aan de hoed op haar hoofd. De hoed heeft een ander model dan haar eigen hoed, maar het zit al vertrouwd op haar hoofd. Ze zit aan de zwarte rand. "Storm," fluistert ze.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top