Hoofdstuk 2
De volgende ochtend schud de handelaar me voorzichtig wakker. 'Prinses, gaat het wel met je? Je hebt dwars door een van de ruwste stukken hier geslapen.'
Ik zucht. 'Jonathan, ik heet Sariel. Alsjeblieft, noem me geen prinses. Ik wilde juist een vakantie weg van dat gedoe.'
Jonathan zucht. 'Maak me alsjeblieft niet af. Ik doe alleen maar mijn taak... ik moet netjes zijn naar de prinses van het rijk.'
Ik ga maar naar de omgeving kijken. Ik wil niks meer tegen hem zeggen. Het laatste wat ik wil is dat hij de wagen omkeert en me terug brengt, of erger, mij hier eraf gooit. Ik zie in de verte een soort grote rode vogel vliegen. Het lijkt alsof de vogel mij ziet en vervolgens ervandoor vliegt. Ik vraag het aan Jonathan. 'Ik zag net daar een soort rode vogel. Wat was dat?'
Jonathan kijkt in de richting van mijn vinger. Dan schud hij zijn hoofd. 'Ik weet het niet, prinses Sariel. Er zijn veel verschillende wezens die hier rond lopen, vliegen of kruipen. Het kan van alles zijn. Het kan een gewone roodvalk zijn, maar ook een feniks of een...'
Hij maakt zijn zin niet af. Het lijkt alsof hij bang is voor het laatste. Ik push hem ook niet verder dan dat.
Als we, aan het begin van de middag, eindelijk in het volgende dorp aangekomen zijn help ik met het opbouwen van het kraampje. Wanneer het kraampje staat spreekt Jonathan me aan. 'Het volgende stadium van de reis is erg gevaarlijk. Ik raad u aan om het dorp in te gaan en een wapen te halen. Misschien overleven we de reis dan.'
Ik knik. 'Bedankt, Jonathan, voor alles wat je nu al gedaan hebt. Tot straks.'
Jonathan lacht. 'Tot straks... Sariel.'
Zodra hij mijn naam zegt lach ik naar hem. Vervolgens ga ik op zoek naar de dichtstbijzijnde smidse. Die vind ik al snel bij het dorpsplein. De smidse lacht naar me zodra ik naar binnen kom. 'Goedendag. Hoe kan ik u helpen?'
Ik kijk even rond. Dan spreek ik hem aan. 'Ik heb een wapen nodig. Iets waarmee ik de volgende stadium van mijn reis mee kan overleven.'
De smid komt achter de toonbank vandaan. Vervolgens loopt hij een paar rondjes om mij heen. Als hij klaar is bekijkt hij me bestuderend. Hij staat daar met zijn rechter hand zijn kin strokend tot hij een idee heeft. Hij loopt naar achteren, waar hij een zwaard haalt. 'Zou u kunnen proberen om dit zwaard te gebruiken?'
Ik pak het handvat beet en til het zwaard op. Zodra het zwaard de hand van de smid verlaat knalt hij naar de grond. De smid pakt het zwaard over van me. 'Dit is overduidelijk te zwaar voor u. Laat mij even iets anders pakken.'
Hij loopt weg voor hij weer terug komt met een dunner zwaard. Deze pak ik weer, en nu krijg ik het voor elkaar om het zwaard rechtop te houden voor ik omval met zwaard en al. De smid vangt me op voor het zwaard me kan verwonden. Ik ben daar dankbaar voor. 'Bedankt. Dat ding is loodzwaar.'
De smidse veegt weer over zijn kin. 'Als je dit al zwaar vindt dan gaat het bijna onmogelijk worden om iets groter dan een mes voor u te vinden. Een wapen mag niet te zwaar zijn.'
Ik zucht. 'Ik denk niet dat een mes erg effectief is tegen wat daar buiten schuilt.'
De smid knikt. 'Daar heb je gelijk in. Er is nog een ding dat ik zou willen proberen. Een moment.'
Hij loopt weer naar achteren toe. Nu komt hij terug met een dun gebogen zwaard. Hij houdt de schede vast met het handvat naar mij toe. 'Ik heb dit zwaard geruild met de reizende stammen van Kal'Tor-Nam. Ze noemen het een Rapier. Dit zwaard is niet geschikt voor harde klappen opvangen, maar het is razendsnel en zeer wendbaar. Het is ook het lichtste zwaard dat ik op voorraad heb, zodanig licht dat het een match is voor sommige dolken. Probeer het maar.'
Ik pak het handvat beet, verwachtend dat ik weer de fout in zal gaan. Zodra ik het zwaard uit zijn schede trek besef ik me hoe fout ik zit. Het zwaard glijdt soepel uit de schede. Het valt me op dat zelf in mijn tengere handen het zwaard verre van onhandig is. Ik kan met gemak wat sparbewegingen doen zonder dat het zwaard uit mijn handen valt. 'Deze wil ik graag.'
De smid knikt. 'En hoe wil je dit betalen? Er zijn niet veel mensen buiten de stammen die een zwaard zoals dit hebben. Deze dingen zijn vaak een fortuin waard.'
Ik overhandig hem twee gouden munten. 'Ik denk dat dit de waarde van het zwaard en de schede goed dekt, smid.'
De smid knikt. 'Dat is inderdaad genoeg. Het was prettig zaken met u te doen, mevrouw. Ik hoop dat uw zwaard u goed zal beschermen. Hopelijk zie ik u ooit nog.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top