Hoofdstuk 7
De volgende ochtend wordt ik wakker gemaakt door mam. Ik merk al meteen dat ik trek heb. Blijkbaar ben ik niet de enige, want de rest gaat kauwen op alles wat ze tegenkomen. Ik kijk even om me heen naar iets wat eetbaar is en kom erachter dat er precies niks is. Mam trekt dan onze aandacht. 'Ik weet dat jullie hongerig zijn, maar dit werkt niet. En laat die boom met rust voor de draken van de begroeiing tekeer gaan tegen jullie.'
Mijn broertjes en zusjes verzamelen zich rondom mam. Ik hoef weinig te doen omdat ik mijn poeltje niet uit ben gekomen. Ik had besloten dat ik beter energie kon besparen. Dan begint mam weer. 'Goed. Jullie hebben gisteren de hele dag niks gegeten, maar omdat jullie nog jong zijn is dat ook het maximum wat jullie aankunnen. Wanneer jullie volwassen zijn kunnen jullie weken zonder eten. Maar nu moeten jullie jagen.'
Mam loopt naar de rivier toe en laat haarzelf erin zakken. 'Hoewel wij, door de magie van Serena, gebonden zijn aan het water, heeft het door de jaren heen vele voordelen gebracht. Een van die voordelen is dat wij onze eigen jachtgronden hebben. Niemand kan jagen waar wij kunnen jagen. De misverstanden die andere drakenrassen hebben over jachtgronden hebben wij niet. Het enige wat ik er wel bij moet zeggen is dat jullie nu nog klein zijn, dus dat jullie niet een zalm het stuk moeten doden. Kleinere vissoorten zijn goed genoeg.'
Mijn broertjes en zusjes duiken meteen het water in. Mam komt dan naar mij toe. 'Heb je hulp nodig met het jagen en zo?'
Ik sta voorzichtig op. 'Ik denk het niet. Het is niet zozeer een fysiek probleem als het een mentaal probleem is. Ik kan me indenken hoe ik moet doden, alleen moet ik me erover heen zetten. Ik denk dat ik het drakeninstinct nog niet heb. Net zoals ik voorheen gekookt og gebakken eten had. Het zal wennen zijn.'
Ik duik het water in. Mam komt erachter na. 'Succes, Sanali. Ik ben benieuwd of het je lukt om iets te vangen.'
Ik knik kort. Nu is het tijd om iets nieuws te doen. Ik zoek in het heldere rivierwater naar een prooi. Helaas zie ik niks. Mijn broertjes en zusjes hebben alles al weggejaagd. Dan steek ik kort mijn tong uit mijn mond om het water te proeven. Ik proef de rest, maar ze zijn allemaal stroomafwaarts gegaan. Ik proef ook iets anders. Iets wat best eetbaar kan zijn. Ik zwem stroomopwaarts, richting de smaak.
Ik zwem al even als ik de oorsprong van de smaak tegenkom. Het blijkt een meerval te zijn. Hij lijkt wel ok. Hij is alleen zo snel. Maar snel betekent ook veel spieren, die wel veel energie moeten bevatten. Snel bestudeer ik de omgeving. De meerval zwemt rustig stroomafwaarts, dus ik zit perfect. Nu moet ik nog sneller zijn. Ik duik van boven naar de meerval met mijn klauwen uitgestrekt. Ik voel hoe de meerval tussen mijn klauwen door zwemt. Razendsnel draai ik me richting de meerval en gebruik ik mijn bek om de meerval te pakken. Niet helemaal zoals ik wilde maar ik heb eten.
Terug op het land laat ik trots mijn prooi zien aan de rest. Sarina heeft een mooie vis gevangen, net als een van mijn broertjes. Maar de rest is zonder eten terug gekeerd. Mam lijkt trots te zijn op me. Ik begin meteen met eten. Tijdens het eten probeert een van mijn minder succesvolle broertjes mijn meerval te stelen. Mam komt tussen ons en zet hem opzij zodat ik de kans heb om te eten. Als ik vol zit schuif ik de meerval zijn kant op. 'Ik heb genoeg gehad.'
Dankbaar neemt mijn broertje de resten van de vis aan en gaat hij eten. Mijn succesvolle broertje probeert meteen de vis te jatten. Ik grom boos naar hem. 'Weg jij.'
Hij negeert me en komt nog dichterbij. Met gestrekte klauwen spring ik op hem af. Ik verwacht niet dat ik een kans sta tegen hem: hij is de helft groter dan ik ben. Maar het moment dat ik hem raak breekt een van zijn schubben pardoes in tweeën. Woedend keert hij zich naar mij toe. Terwijl mijn kleine broertje eet vecht ik met mijn grote broertje, die nu erop is gebrand om mij een lesje te leren.
Hoewel het gevecht begon vanwege de meerval is het nu ineens een gevecht van leven op dood. De rest verzamelt zich om ons heen in verbazing en schrik. Ik zet me volledig in tijdens het gevecht. Ondanks dat ik niet gewend ben aan mijn nieuwe lichaam weet ik erge wonden te voorkomen. Ineens zie ik mijn kans. Ik beuk tegen mijn broer aan, waardoor meer schubben in stukken springen. Dan sla ik met mijn kleine klauwen naar de huid die eronder zat.
Ik zie de verbazing in de ogen van mijn broer. Hij kijkt naar de wond vlak onder een van zijn vinnen. Dan gromt hij naar mij. 'Deze keer win jij. Maar de volgende keer niet. De volgende keer leer ik jou een lesje.'
Ik duik snel een van de poelen in om mijn schubben weer te bevochtigen, voordat ik zelf in dezelfde situatie terecht kom.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top