Hoofdstuk 20

De oudere geeft een lange en best saaie uitleg over het gebruik van vuur en wat ermee gedaan kan worden. Tegen de tijd dat ik bijna in slaap val mag ik oefenen ermee. Niet helemaal onverwachts bak ik er niks van. Geen wonder: ik heb geen van die krachten. Daarom zit ik het maar te proberen, maar niks lukt. De oudere kijkt afkeurend naar mij. 'Ik dacht dat je wilde leren. Dit lijkt totaal niet op een poging om te leren.'

Uit woede spuw ik een vlam. Het is mijn grootste en heetste vlam tot nu toe. Een eikenboom in de buurt vliegt in de fik als mijn vlam het hout aanraakt. 'Je hebt er totaal niet over nagedacht, of wel? Ik ben een waterdraak! Al die mistieke krachten die jij hebt kan ik van nature niet gebruiken! Ik heb die krachten niet! Het enige wat ik heb is macht over water, en zelfs dat moet ik nog leren!'

De oudere is verrast door mijn reactie. De vlammen die uit mijn bek komen tijdens de uitval likken aan zijn lichaam. Hij stapt voorzichtig achteruit. 'Rustig, Sanali. Dit was niet mijn bedoeling.'

Ik haal mijn schouders op. 'Dat maakt me geen zier uit. Je beledigt me hiermee. Vergeet niet dat je er bijna zelf aan was gegaan. Anders zal ik de volgende keer minder vergevend zijn.'

Hij knikt. 'Dan zal ik nu mijn fout herstellen. Kom naar me toe.'

Ik gehoorzaam hem. Hij legt dan twee klauwen op me. Spontaan begin ik het warm te krijgen. Om wat van die warmte kwijt te raken ga ik maar hijgen. Helaas werkt het niet zo goed. De warmte bouwt zich op in mijn lichaam alsof ik in een dikke deken ben gewikkeld. Ik heb het nu intens warm. Dan haalt de oudere zijn klauwen van me af. 'Probeer het nu maar. Ik heb je toegang gegeven tot mijn krachten zover als ik denk dat je het aankan. Maar pas op: het kan er heet aan toe gaan.'

Ik zet mezelf ertoe. Ik moet een vuurbal kunnen maken. Ik verzamel al mijn krachten en wil een vuurbal in het bestaan. Een klein dwaallicht verschijnt. Het dwaallicht beweegt naar mijn wil, maar kan niet veel meer. De oudere knikt goedkeurend. 'Je hebt de krachten van de vuurdraken ontstoken. Onze krachten werken met onze passie. Ons innerlijke vuur. Hoe meer passie hoe sterker we zijn. Het lijkt misschien alsof ik iedereen haat, maar dat is niet zo. Ik houd slechts mijn passie sterk. Daarom wilde ik dat je ging vechten. Daarom zocht ik ruzie met je. Om beiden onze vuren sterk te laten branden.'

Ik kijk hem minachtend aan. 'Weet je dan niet hoeveel hekel ik eraan heb als andere mij gebruiken? Of beïnvloeden? Ik ben bijna boos genoeg om je aan te vallen hiervoor.'

Hij heft zijn klauwen op. 'Die vrijheid heb je. Maar dan leer ik je ook niets meer. Het is nu de vraag wat je belangrijker vind. Leren of wraak nemen.'

Ik grom naar hem. 'Wraak is belangrijk voor me. Maar jij bent niet degene die hier centraal in staat. Zorg ervoor dat je daar niet komt. Vroeg of laat zal ik wraak nemen. Als je tussen mij en mijn wraak komt dan storm ik over je heen alsof je niet bestaat. Ben ik duidelijk?'

Mijn vinnen spreiden zoveel als ze kunnen tijdens het spreken. Ik heb ergens een gevoel dat i indrukwekkend lijk. De oudere gromt zacht. 'Begrepen, Sanali. Jouw wraak is niet mijn probleem. Maar onthoud wat ik gezegd heb. Val mij niet aan.'

Ik heb een gevoel dat we elkaar nu begrijpen. Mijn vlammen van passie branden heet, zo heet dat hij het bijna voelde. Met mij rommelen zou hem duur kosten. Ik heb respect verdiend.

Die avond zeg ik weinig. Ik heb geen zin in een gesprek met de rest. Vandaag is erg de verkeerde kant op gegaan. Waarom kon ik mezelf niet inhouden? Als mam vraagt hoe mijn dag is gegaan vertel ik kort wat er voorgevallen is. De rest is helemaal enthousiast dat ik de oudere verslagen heb, maar mij interesseert het weinig. Mam laat me dan met rust. Ik ben blij als de slaap eindelijk komt.

Als ik weer wakker ben staat de oudere van de luchtdraken er alweer. Aan de zon te zien is hij er al vroeg bij gekomen. Ik knipper even met mijn ogen. 'Is het nu al tijd? Hoe kan ik nu nog jagen?'

De oudere knikt. 'Jagen kan later wel. De oudere die je nu gaat zien is juist rond deze tijd actief. Volg mij snel.'

Hij rent bijna weg. Zo snel als mijn klauwen me kunnen dragen ren ik achter hem aan. Meerdere keren weet ik net te voorkomen dat ik crash tegen een boom. Ik zie dat we een stuk door het bos komen. Ineens stopt hij, maar ik kan niet snel genoeg afremmen. Op hoge snelheid duik ik over de bank van de rivier het water in. In het water zie ik waarom de haast er was. Voor mij zweeft de oudere van de waterdraken.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top