Hoofdstuk 2

Ik weet niet hoe lang het duurt voordat de draak me eindelijk ophaalt. Hij lijkt even te twijfelen. Dan maakt hij de polsbanden los en vertelt me dat ik mee moet lopen. Ik denk erover om weg te rennen. Weg van hier. Weg van dat ritueel dat hij wil uitvoeren. Maar ergens houdt iets me tegen. Ze zeiden dat ze mij nodig hebben om hun jongen te krijgen. Daar wil ik best aan meehelpen. En in dat proces kan ik wraak nemen op die hoge piefen die mij dit aangedaan hebben. Daarom loop ik gehoorzaam mee.

Vanuit de grot van de zwarte draak lopen we naar een open plek midden in een net bijgehouden park. Een groot beeld van een brullende draak met gespreide vleugels staat centraal op de open plek. Om het beeld liggen honderden eieren. Drakeneieren in elke kleur en vorm liggen in klusters, alsof ze zo bij elkaar gehouden worden. De zwarte draak brengt me naar het beeld. 'De meeste van de mensen die door de jaren heen hierheen gebracht zijn leven nog. Zij waren niet puur genoeg. Jij bent hier wel puur genoeg voor. Je hebt een goed hart, dus zal ik vertellen wat de essentie zal zijn van wat er gaat gebeuren. Jouw levenskracht gaat de jonkies uit laten komen.'

Ik kijk rond, naar de eieren. Ik sluit dan mijn ogen. 'Volgens de lessen van de godin Sala gaat het leven van een enkeling teniet in de massa. Als mijn leven dat van zoveel jonge draken red, dan zal het zo zijn. Ik ben bereid om te sterven. Vanaf het moment dat ik de gevangenis in werd gegooid was mijn leven over.'

De striemen op mijn rug branden als ik het weer over de gevangenis heb. Maandenlang werd ik gemarteld voor de lol. Het maakte ze niet uit dat ik niets verkeerds deed. De beulen vonden mijn gegil hemels en wilde niets liever dan mij het uit laten gillen. Nu zal dat eindelijk tot een einde komen. De draak zucht. Hij duwt mij iets omver en legt een klauw op mijn borst kast. 'Het spijt me nogmaals. Voor het ritueel om te werken zijn er drie druppels bloed uit een puur hart nodig.'

Ik sluit mijn ogen. 'Oh, grote goden en godinnen. Mijn leven is voorbij. Ik heb gefaald in mijn leven. Laat mij alsjeblieft passeren naar het rijk der doden om mijn voorouders weer te zien. Ik ben er klaar voor.'

Bij de laatste woorden snijdt de zwarte draak mijn borstkast open. De pijn wordt snel opgevolgd door een gevoel van een licht hoofd, waarna ik alles verlies.

Het verbaasd me als ik mijn ogen kan openen. Ik sta nu in een grote witte hal. Het licht komt overal vandaan. Ik kijk verbaasd rond. Dit kan niet anders, dit is her rijk van de goden. Ik zal hier beoordeeld worden op mijn waarde, en of ik het waard ben om naar het rijk der doden te gaan.

Dan zie ik de grote troon voor me. Op de troon zit een reuzin van een vrouw, die net als ik in een schitterende, witte jurk is gekleed. Uit haar rug steken twee grote drakenvleugels. Ze heeft een grote staf met een drakenei erop in haar linker hand. Ik weet niet wie ze is, maar ze is overduidelijk een van de godinnen. Ik ga onmiddellijk door mijn knieën voor haar. De godin staat op. 'Je hoeft niet voor mij te buigen. Ik ben niet veel meer dan mijn geschubde soortgenoten waar jij vandaan komt, sterveling.'

Ik sta verbaasd op. De vrouw met drakenvleugels krimpt tot ze net iets groter is dan ik ben. Ze duwt me vooruit met een hand terwijl ze spreekt. 'Ik ben Sola, de godin van de draken. Ik heb gezien door de ogen van een van mijn priesters hoe je bijna vrijwillig je leven gaf om de jonkies van mijn kinderen een kans te geven.'

Ik knik zacht. Ik durf haar niet direct aan te kijken uit angst om haar te beledigen. 'Dat komt omdat ik de lessen van uw broers en zussen uit mijn hoofd ken, oh grote godin. Uw zuster Sala, godin van de wijsheid, heeft geleerd dat de massa altijd voor de enkeling gaat. Daar leef ik ook naar. Er waren zoveel jonkies, dat ik het niet waard was om te blijven leven.'

Sola houdt me dan tegen en draait me naar haar toe. Ze forceert me om haar in de ogen te kijken. Ik verlies mezelf bijna in de lichtblauwe ogen. 'Iedereen is even veel waard. Niemand moet zijn of haar leven zomaar weggooien voor een ander. Draak, mens of godin. Dat gezegd te hebben, is het alsnog moedig dat je zomaar de dood in de ogen te hebben gekeken. Daarom heb ik een verrassing voor je voorbereid. Je gaat nog niet naar het rijk van je voorouders.'

Een mannelijke god komt nu tevoorschijn. Zijn huid is bijna zwart. In zijn handen houdt hij een zeis vast. Het is Safalla, de god van de dood. Hij is degene die beoordeelt of iemand het waard is om naar het rijk van de voorouders te gaan, of voor eeuwig zal branden in de grote vuurzee diep onder de grond. Safalla bestudeerd me nu. 'Mensen met goede harten zijn zeer speciaal. Ze vinden is een uitdaging op zijn minst. Ik heb met Sola afgesproken om je een tweede leven te geven. Een beter leven.'

Sola knikt. 'Je hebt nu nog een kans. Ik zal nog niet vertellen wat je zal worden, maar je zal liefhebbende ouders hebben. En bovenal, je zal geen slachtoffer worden van de gierige hoge piefen. Als het niet Safalla's taak was dan zou ik ze persoonlijk de dood ingejaagd hebben.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top