Hoofdstuk 20

Na dat ik gedoucht heb, moeten we al eten. We gaan allemaal aan de grote tafel zitten en krijgen een uitgebreide maaltijd.

'Eerste trainingsdag vandaag', begint de mentor van ons.

'Moeten we iets speciaals doen?' vraag ik.

Hij kijkt me aan alsof hij mijn vraag begrijpt maar niet goed weet hoe hij moet antwoorden.

'Het belangrijkste... Is dat je vrienden maakt.' Oh nee. Het gene waar ik slecht in ben, is vrienden maken. Ik ben er altijd al niet goed in geweest.

'Waarom?' vraag ik ietwat geïrriteerd.

'Kijk', begint hij. 'Hoe meer vrienden, hoe meer bescherming. Je kan beter overleven als je met meerdere mensen bent. Maar kies nooit voor de Beroeps. Ze zien je als een zwak doelwit en voor je het weet hebben ze je vermoord als je slaapt.'

Ik heb bewondering voor zijn uitleg. Die man weet duidelijk wel iets van overleven. Daarom dat hij ook ooit gewonnen heeft.

'Ik zal het onthouden', antwoord ik. Al zal het moeilijk zijn om ineens vrienden te maken.

Na het eten worden we naar het trainingscentrum gebracht. Er zijn al vele kinderen die aan het oefenen zijn met allerlei wapens.

Ik zucht. Hoe ga ik hier ooit vrienden maken?

'Ik sta daar, om te kijken hoe jullie het doen.' De mentor wijst met zijn vinger naar een hoger verdiep, dat nog steeds in het trainingscentrum zelf ligt.

Ik kijk even naar Nash, om te zien hoe hij reageert. Hij blijft er gewoon om, hij laat niets van zijn gevoelens merken.

'Succes, Nora. Ik ga alvast naar de speren. Ik denk dat ik er wel goed mee kan omgaan.' Zonder op een antwoord te wachten, loopt hij al naar de speren.

En dan sta ik alleen. Helemaal alleen. En ik weet niet wat ik moet doen. Er is ook niets waar ik goed mee ben.

Mijn voeten leiden me vanzelf naar de pijl en bogen. Dat is tenminste beter dan messen of speren. Denk maar niet dat ik een mes in iemands buik ga steken in de arena. Geen sprake van.

Ik neem één van de bogen vast en neem ook een pijl. Ik heb er al meteen geen zin meer in. Ik kijk om me heen om te kijken of ik ergens een makkelijk doelwit kan zien.

Er staan niet veel verder een paar paspoppen met doelwitten op. Ik ga ernaartoe en sta een tiental meter voor één van de paspoppen.

Ik leg de pijl op de boog en concentreer me. Dit mag niet mis gaan. Ik span de boog aan en moet daarbij veel kracht geven.

Uiteindelijk schiet ik de pijl af, die daarna een paar meter verder ligt. Ik ben meteen kwaad. Waarom schoot ik niet verder? Nu lijk ik wel zielig. Ik kan niet eens een pijl afschieten.

Tot mijn ergernis hoor ik voetstappen achter me. Meerdere zelfs. Ik verstijf. Ze gaan me toch niet komen uitlachen? Wat als het de Beroeps zijn?


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top