🌦Hoofdstuk 6 - Fresco's en gladde stenen

Thema: Pompeii - Bastille

***

"JEZUS SCORDATO, JE ziet er niet uit. Slecht geslapen?''

Ik laat mezelf uitgeput neerzakken op een van de stoelen aan de ronde tafel en zet mijn croissantje en glas melk voor me neer op het tafelblad.

''Wat denk je zelf, Sander?'' vraag ik, iets wat geërgerd. ''Je snurkte de hele nacht! Je leek wel een zeehond.''

Sander neemt een hap van een met chocolade gevulde cupcake en haalt zijn schouders op. Meerdere lege bordjes bevinden zich al voor hem op tafel.

''Zeehond, walvis, wat maakt het ook uit. Ik denk niet dat mijn gesnurk iets te maken heeft gehad met je slapeloosheid,'' zegt hij grijnzend. "Toen ik vanmorgen een peuk ging roken op het balkon was de deur nog open. Toeval? Ik denk het niet.''

Abel lijkt ook langzaam te ontwaken uit zijn dagdroom. De geur van zijn koffie draait een knoop in mijn maag. Gadver.

''Interessant dit. Ik luister,'' zegt hij.

''Misschien was het een inbreker." Sander's fantasie gaat met hem aan de haal. ''Alleen is die kans erg klein hier."

Abel trekt vragend zijn wenkbrauw op na die opmerking, maar praat door zonder op Sander te reageren.

''Dus,'' zegt hij. ''Het was een hele slechte inbreker -''

Sander glundert tevreden en neemt nog een hap van zijn croissant.

''Of het was Dante.''

Hun blikken staan op mij gericht. Als ik me al shit voelde, voel ik me nu alleen nog maar slechter. Ik word nerveus van hun gestaar.

Weten ze van mijn gesprek met Quinn?

''Ik kon niet slapen,'' zeg ik, wat daadwerkelijk de waarheid is. ''Dus toen ben ik naar buiten gegaan, oké? Niets meer, niets minder.''

''Gelul,'' zegt Sander. ''Ik heb je horen praten met iemand. Ik weet het zeker. Zulke dingen droom ik niet.''

''Praten?'' vraagt Abel verbaasd. ''Op het balkon? Met wie dan?''

Ik zeg niets. Sander deelt zijn speculaties maar.

''Met Nora natuurlijk,'' zegt hij.

Hij knikt met zijn hoofd haar kant op, twee tafels naast ons, waar ze druk in gesprek is met Jessie.

Haar hand rust op haar schouder, terwijl ze hard lacht om iets wat gezegd wordt.

''Tenminste, dat denk ik, want ze deelt een kamer naast ons met Jessie en die is veel te geobsedeerd met mij om 's avonds een romantisch gesprek met Dante te voeren.''

Ik rol met mijn ogen en scheur een klein stukje van mijn croissantje af zodat ik het in mijn mond kan stoppen. Dan heb ik een reden om niet te praten.

''Dat weten we allemaal ja,'' zegt Abel. ''Er is maar één iemand die de waarheid kent en dat is Dante.''

Hij geeft me een korte stoot tegen mijn schouder aan om mijn aandacht te trekken alsof hij op die manier een antwoord uit me kan halen.

''Ik heb niet met Nora gepraat, oké?'' merk ik op. ''En ik wil ook niets van haar hebben. Ze is mijn type niet.''

''Natuurlijk niet,'' zegt Sander sarcastisch. ''En Blake Lively is mijn type niet. Het was vast Quinn waarmee je stond te praten. Laat me niet lachen hoor.''

Ik stik haast in mijn droge croissantje wanneer hij dat zegt. Mijn hart maakt een onverwacht sprongetje bij het aanhoren van die naam. Zijn naam. Hoe weet Sander dat?

''Ja, of beter nog: mijn vader,'' zegt Abel.

''Ha! Dat is een goede ja.''

Wanneer ze allebei keihard beginnen te lachen dringt het pas tot me door dat ze een grapje maken. Ik probeer met ze mee te lachen alsof ik het echt grappig vind, maar mijn hart komt niet tot rust.

Ik haal de beelden van gisteravond op het balkon nog zo terug. Het standbeeld van Venus, Quinn's leesbril en de sterrenhemel. Zijn blote rug.

''Jullie zijn echt niet te geloven,'' zeg ik.

Het zijn woorden die ik daadwerkelijk meen.

''Eigen schuld,'' zegt Sander. ''Dan moet je ons maar vertellen wie het was.''

''Inderdaad.'' Abel is het met hem eens. ''Was het je moeder dan, die je aan de telefoon had vannacht? Dat telefoontje van gisteren klonk niet heel positief. Belde ze je terug?''

Hij neemt een hap van zijn cracker met chocopasta. De blik in zijn ogen verraad zijn exacte gedachte. Hij weet dat ik last kan krijgen van heimwee.

''Ja,'' zeg ik. ''Als ik eerlijk moet zijn, dan ben ik dat. Het was mijn moeder. Ik - ik wilde het goedmaken, maar ik wilde jullie niet wakker maken.''

De schuld eet me vanbinnen op wanneer ik die leugen hardop uitspreek. Ik heb mijn moeder sinds ons laatste gesprek niet meer gebeld of geappt. Ik heb haar zelfs niet bedankt voor de envelop met geld die ik van haar gekregen heb in mijn wolk van woede.

''Sorry man, dat wist ik niet,'' verontschuldigt Sander zich. Hij wisselt van onderwerp. ''Maar eh, meen je het? Van Nora? Dat ze je type niet is? Ik denk dat jullie heel leuk bij elkaar passen.''

Ik haal mijn schouders op.

''Nee,'' zeg ik. ''Absoluut niet. Ze is leuk en aardig, natuurlijk, alleen niet op die manier, weet je wel?''

''Hm, als jij het zegt,'' zegt Sander.

''Als wie wat zegt?''

Dook zet zijn bord neer op tafel en gaat op een stoel naast Abel zitten.

''Dook!'' roept Sander geschrokken. Hij wijst met zijn half-opgegeten croissantje Dook's kant op. ''Wat voor paars monster heb jij nou om je nek heen hangen man? Wil je dood gaan van de hitte ofzo?''

Hij refereert naar het sjaaltje wat Dook om zijn nek heen draagt. Het is een vreemde kledingkeuze, gezien de weersvoorspelling van vandaag. Zon, zon en nog meer zon.

''Het is maar een sjaal, Sander,'' zegt hij. ''Ik heb een stijve nek van dat harde matras. Jullie niet? Youssef klaagde er ook al over.''

''Stijve nek of geen stijve nek,'' zegt Abel. ''Zo'n sjaal zal ik nooit dragen.''

Hij steekt zijn wijsvinger zijn mond in en maakt een kots-gebaar.

''Correctie. Je zou er niet eens een kopen,'' verbeter ik hem. ''Waar heb je dat ding vandaan? Het ziet er niet uit.''

''EBay zeker, of de zwarte markt,'' stelt Sander voor. ''Het lijkt wel een circus in een sjaal. Wat zijn die balletjes die eronder hangen? Clownsneusjes?''

Dook haalt een hand door zijn natte blonde krulletjes heen en fatsoeneert het dunne lapje stof wat hij rond zijn nek heeft hangen.

''Jullie.. zijn zo gemeen.''

Hij opent een kuipje Nocciole, waarschijnlijk om de Italiaanse chocopasta uit te smeren op de crackertjes die hij meegenomen heeft van het buffet, en kijkt van ons weg.

''Dat heet eerlijkheid,'' zegt Sander. ''Voel de pijn.''

''Liever niet,'' klaagt Dook. ''Dus, wat hebben ik en Youssef gemist vannacht? Geheime feestjes? Een dronken Dante? Hm?''

Abel lacht luid om Dook's idealistische fantasieën van onze saaie nacht en schuift zijn stoel opzij voor Youssef, die eveneens bij ons aan tafel komt zitten om snel een ontbijtje weg te werken voordat we op pad gaan.

''Die dingen zijn understatements. Jullie hebben Sander's gesnurk gemist,'' zegt Abel. ''Dat was pas episch.''

''Wat jammer nou. Daar had ik bij willen zijn,'' zegt Youssef.

Hij ziet er aardig vermoeid uit. Donkere wallen omcirkelen zijn ogen en werken schaduwen op zijn wangen. Het grijze PSY shirt wat hij draagt is gekreukeld, ik denk door het vervoer met zijn koffer, en zijn kroezige donkere haar piekt wild alle kanten op. Hij is er nog slechter aan toe dan ik.

''Jij ook slecht geslapen, Yous?'' merk ik op. ''Geen last van je nek? Gesnurk?''

Ik probeer het zo subtiel mogelijk te brengen in de hoop dat hij zich niet beledigd voelt.

''Gelukkig niet,'' zegt hij.

Hij richt zijn aandacht op Dook en lacht.

''Maar hij hield me de hele nacht bezig. Bazuinde van alles en nog wat over roze piñata's die hem achterna zaten. Je wil de details niet weten, geloof me.''

Dook bloost. Het rood van zijn wangen kleurt verschrikkelijk met het paars van zijn circussjaal.

''Waar komen die vreemde dromen bij jou toch altijd vandaan?'' vraagt Abel. ''Af en toe maak ik me echt zorgen.''

''Uit een regenboogkleurige wereld vol eenhoorns en shirtless Ryan Gosling's,'' antwoordt Youssef. ''Ook wel zijn brein genoemd.''

''Voeg Pikachu en Marshmallows toe aan die lijst en je hebt gelijk,'' lacht Dook. ''Mijn schaamte opzij geschoven.''

Terwijl Dook zijn rare droom van vannacht toelicht dwalen mijn ogen af naar de rest van de ontbijtzaal.

Het is druk, ontzettend onrustig en vroeg. Voor velen eigenlijk te vroeg om wakker te zijn. Ik heb nog nooit zoveel mensen van mijn leeftijd koffie zien drinken in dezelfde ruimte. Waarschijnlijk omdat ze geen energie hebben na gisteren.

Het buffet rechts in de eetzaal is aardig rustig, maar de tafels zijn gevuld. Mijn blik vindt uiteraard de tafel van de docenten, waar mevrouw Jonker en meneer Vink de laatste voorbereidingen aan het treffen zijn voor ons vertrek naar Pompeï.

Quinn kauwt geïnteresseerd wat aan zijn cracker met jam terwijl hij over Jonker's schouder meekijkt naar het papier wat ze in haar handen vasthoudt. Hij lijkt zo geconcentreerd. Alsof zijn weinige hoeveelheid slaap hem vrij weinig gedaan heeft. Ik vraag me nog steeds af waar hij gisteravond nou zo over lag te piekeren dat hij niet kon slapen.

Ik weet niet wat het is - noem het een goed voorgevoel of een aangeboren interesse - maar mijn ogen vinden hem telkens weer, waar hij ook is. Het is net alsof ik alleen kan kalmeren als hij in de buurt is. Alsof zijn aanwezigheid als een soort laatste puzzelstukje mijn puzzel van kalmte compleet maakt.

Totdat hij mij ook ziet.

Totdat hij me in de ogen kijkt.

Totdat hij lacht.

Dan voelt het alsof niets anders op de wereld me klein kan krijgen. Geen heimwee. Geen claustrofobie. Geen paniek in mijn hoofd. Gewoon niets.

Net zoals nu. Betrapt.

Dit keer, echter, reageert hij wél op mijn poging tot contact, in tegenstelling tot de vele andere keren dat hij mijn blik vond en me niets meer schonk dan een halve glimlach.

Hij haalt zijn wijsvinger langs de huid onder zijn ogen en zendt me een meelevende blik toe. Nog steeds wallen? Moe?

Een hete tinteling kleurt mijn wangen rood. Ik kan het voelen. Het effect wat zijn ogen hebben op mijn lichaam. Het voelt zo.. hemels. Zo nieuw en levendig.

Ik kantel mijn hoofd opzij en knik. Ja.

Zijn lippen vormen een 'o', waarna hij zijn oortjes uit zijn broekzak haalt en zijn oren aantikt. Heb je muziek geluisterd?

Dit keer schud ik met mijn hoofd heen en weer. Nee. Ik tik met mijn rechter wijsvinger een aantal keer op mijn linker pols. Daarna werp ik mijn blik op Sander, die aandachtig naar Dook aan het luisteren is, zijn wijsvinger onder zijn kin vastgeklemd alsof hij het meest complexe probleem op de wereld probeert op te lossen. Sander heeft de hele tijd lopen snurken.

Quinn lacht en rolt dramatisch met zijn ogen. Nee hè, dat heb jij weer. Hij wijst naar zijn vader en tikt met zijn wijsvinger tegen het puntje van zijn neus aan. Zijn vader heeft vannacht ook lopen snurken.

Ik kijk van hem weg en vouw onder te tafel mijn handen bij elkaar. Ik knijp zo hard dat mijn handpalmen er pijn van doen.

Doe normaal Dante. Hij wil niets van je hebben. Hij valt op meisjes. M. E. I. S. J. E. S. En je moet hem als docent behandelen. Stamp dat hoopvolle gevoel toch de grond in.

''Leerlingen van vier havo en vijf vwo, mag ik jullie aandacht voor de laatste paar instructies!''

Meneer Smeets bevindt zich in het midden van de ontbijtruimte en probeert contact te maken met de groepjes leerlingen aan de ronde tafels om hem heen.

''Je pa wil wat zeggen Smeets,'' plaagt Sander. ''Ik zou maar luisteren als je geen huisarrest wil krijgen.''

Als blikken konden doden zou Sander nu gestikt zijn in het laatste stukje van zijn croissant.

''Val toch neer gast,'' sist Abel.

''Voordat we naar Pompeï vertrekken moeten er nog een paar mededelingen gedaan worden!'' roept Smeets. ''Ten eerste willen we duidelijk hebben dat het heel erg vochtig gaat worden vandaag! We weten dat het heel erg heet is, maar het zou zomaar kunnen gaan regenen. Zorg dus voor een paraplu of een regencape!''

''Heet, Dook,'' herhaalt Sander. ''Weet je zeker dat je die circustent om gaat houden?''

Dook richt zijn aandacht op meneer Smeets en fluistert.

''Ja, gewoon uit protest, walvis.''

Youssef geeft Dook een high five en lacht. Niets beter dan Sander die op zijn plaats gezet wordt.

''Ten tweede mag duidelijk worden dat jullie in twee groepen ingedeeld worden wanneer we de ruïnes van de stad bereikt hebben,'' legt meneer Smeets uit. ''Jullie wachten rustig voor het hek totdat mevrouw Blom en ik betaald hebben en daarna gaan we naar binnen toe.''

''En vergeet geen goede wandelschoenen aan te trekken voordat we weggaan.'' Quinn's stem vult de zaal op. ''Het wordt een lange dag vandaag. Het beklimmen van de Vesuvius is zwaar, dus als je vannacht niet goed geslapen hebt door een snurkende kamergenoot, gebruik de busrit naar de vulkaan dan om nog even een dutje te doen vanmiddag.''

Zijn tips laten de leerlingen lachen. Ik denk dat meerdere mensen vannacht last gehad hebben van een snurkende kamergenoot. Toch heb ik het idee dat hij het tegen mij heeft. Alsof hij me een tip wilde geven zonder me openlijk aan te spreken. Een geheime boodschap die alleen ik volledig kan begrijpen.

Nee Dante. Er is geen plek voor dat hoopvolle gevoel. Laat het.

''Dus snel jullie rugzakken halen en koffers op de gang alsjeblieft,'' roept mevrouw Jonker. ''We willen ze vanmiddag veilig naar Rome verplaatst krijgen. Check je kamer nog een keer voordat je je koffer in de gang neerzet en lever de sleutels in bij de receptie. We verzamelen buiten in de schaduw voor de deur van het hotel.''

''Woohoo! Afzien!'' roept Sander blij. ''Ik heb er zin in jongens. Een stad bedolven onder lava? Daar doe ik het voor.''

''Tuurlijk Sander, geloof je eigenlijk wel wat je zegt?'' vraagt Youssef, die alweer opstaat om zijn en Dook's borden op te ruimen. ''Daarbij is die lava waarschijnlijk geen lava meer, maar steen, dus bereid je voor op een anticlimax.''

''Na die sjaal van Dook gezien te hebben is niets meer een anticlimax,'' lacht Sander. ''Laten we maar snel die koffers regelen, anders krijgt iemand aan tafel ruzie met papa en zijn broertje.''

Ik weet niet waar Sander's wraakzuchtigheid ineens vandaan komt, maar ik begin zo langzaamaan medelijden te krijgen met mijn eigen vrienden.

''Even dimmen,'' zeg ik tegen hem. ''Ik heb er geen problemen mee dat je de clown uit wil hangen, maar kies dan niet je eigen vrienden uit als doelwit, oké?''

Sander staat op uit zijn stoel en stapelt zijn eigen borden op elkaar om ze weg te brengen naar de afruimband van de ontbijtzaal.

''Ik zal mijn best doen,'' zegt hij. ''Als jullie maar stoppen met dat walvis-gedoe. Ik heb gedoucht vanmorgen.''

Iedereen stemt in met zijn voorwaarde. We kunnen hard zijn voor elkaar, maar we blijven altijd eerlijk.

''Goed dan.'' Abel knikt. ''Ik houd je eraan, maar dat verandert niets aan het feit dat je een lange malloot bent die veel eet.''

Terwijl mijn vrienden lachen scan ik nog één keer de zaal af, opzoek naar Quinn. Ik vind hem aan tafel, het zwarte leer van zijn schetsboekje in zijn handen. Hij kijkt niet op, maar iets zegt me dat hij weet dat ik er ben. Hij lacht terwijl hij doorgaat met tekenen, zijn ogen gericht op zijn schets, onze blikken in gedachten met elkaar verbonden.

***

Italië is anders dan ik me in eerste instantie voorgesteld had. Zoveel rustiger en vriendelijker dan een stad als Amsterdam. Het is net alsof de bewoners zonder zorgen de dag doorkomen. Gewoon onbezwaard en lichtzinnig. Ze stralen een soort levendigheid uit die ik nog nooit eerder gezien heb.

Misschien is het dat kleine beetje Italiaanse bloed dat door mijn aderen stroomt, of simpelweg de sfeer die er in het land heerst, maar ik voel me verbonden met de omgeving. Alsof ik hier al vaker geweest ben en niets nieuw is.

Begrijp me niet verkeerd, ik spreek geen woord Italiaans en de hitte die hier heerst is af en toe ondragelijk - Sander noemt het liever 'de aanwezigheid van Satan' - maar het verandert niets aan het prettige onderbuikgevoel.

Ik houd van de oudheid. Van de verschillende geuren en kleuren die het land schilderen. Het lijkt wel alsof ik mijn hele leven in een zwartwit film geleefd heb en er nu pas achter kom dat er veel meer is dan dat. Alles groeit en leeft, ondanks de hitte. Zelfs het vergeelde gras en mos wat de groeven van de oneven gelegen stenen bedekt lijkt te bloeien.

Het is beeldschoon; elk stukje land wat mijn aandacht trekt net een panorama wat geen einde kent. Ik kan bijna niet bevatten wat mijn moeder tegen een land als dit kan hebben.

''Wat een teringbende.'' Sander schopt een losliggend steentje voor zich uit het pad op. ''Youssef had gelijk. Hier is toch geen reet aan?''

Ik wend mijn blik af van de donkere wolken die dreigend boven onze hoofden blijven zweven en manoeuvreer me over de enorme stenen van het wandelpad heen zonder te struikelen.

''Vind je?'' vraag ik. ''Dit is toch cool? Mensen hebben hier gewoond en geleefd. Kan je je dat niet voorstellen?''

''Nee, niet bepaald,'' zegt Sander. ''Het enige wat ik zie zijn ruïnes.. en stenen. Als we 'ik zie ik zie wat jij niet ziet' zouden spelen zou het antwoord altijd 'steen' zijn.''

''Of een Romeins fresco uit de zevende eeuw voor Christus.''

Quinn's stem onderbreekt Sander's gezeur.

''Luister je even mee, Sander?'' vraagt hij.

Sander rolt met zijn ogen en stopt met lopen.

''Tuurlijk, meneer Smeets,'' zegt hij grijnzend.

Hij haalt zijn rugzak van zijn schouder af en leunt wat nonchalant tegen een afgebrokkeld gesteente aan.

''Ik zal even tegen deze 'steen' aanleunen wanneer ik verder luister.''

Quinn lijkt Sander's passieve houding van zich af te schudden en gaat verder met zijn uitleg over het Romeinse fresco.

''Van alle Griekse schilderijen die de Romeinen naar Rome importeerden is niets bewaard gebleven, maar deze fresco's zijn dat wel, zoals jullie kunnen zien.''

Quinn wijst naar een muur rechts van ons welke prachtig versierd is met Griekse tekens en schilderingen van voormalige bewoners van Pompeï, gekleed in ouderwetse toga's.

''De verticale strook die jullie zien moet een theaterdecor voorstellen in combinatie met de rode achtergrond. De wand is ingedeeld in vlakken met een aantal figuurstukken en personages op de voorgrond. Dit is een typisch voorbeeld van een ornamentele of barokke stijl van de Romeinse schilderkunst. Mijn favoriet, als ik eerlijk ben. In Rome zullen we er zeker nog een aantal tegenkomen.''

''Waarom zijn ze eigenlijk allemaal zo naakt?'' vraagt Gerben, een jongen uit vier havo met blond opgeschoren haar. ''Was dat niet, eh, awkward?''

Quinn lacht om zijn vraag en knikt.

''Dat zou je denken ja,'' zegt hij. ''Maar in die tijd waren mensen nog niet zo preuts. Vele goden werden juist erkend door hun fysieke kracht, dus wilden ze beelden van hen zo bloot mogelijk weergeven.''

''Hoe zit het dan met laurierkransen?'' vraag ik, geïnteresseerd. ''Ik bedoel, eh, meestal zijn beelden van filosofen toch niet naakt?''

Quinn knikt en haalt zijn waterflesje uit het zijvak van zijn kanariegele rugzak om een slok te nemen voordat hij antwoordt. Mijn ogen blijven onbedoeld hangen op zijn lippen en zijn adamsappel wanneer hij slikt.

''Dat klopt,'' zegt hij. ''Bij filosofen als Socrates en Aristoteles ging het vooral om hun brein, dus hun hoofd. Die werden dan meestal afgebeeld met een krans of een andere versiering. Niet voor hun fysieke kracht, maar voor hun denkvermogen.''

Ik laat mijn ogen nog een keer langs het fresco gaan en bewonder de prachtige gouden kleuren van de juwelen die de afgebeelde mensen dragen. Het doet me direct denken aan Quinn's ogen, maar ik ban de gedachte van me weg.

''Gaaf,'' zeg ik. Ik werp mijn blik op een derde fresco in het midden van een andere muur. ''Hé, is dat niet Venus?''

Meerdere mensen om me heen nemen niet eens de moeite om te kijken naar het mirakelstuk wat zich op de muur naast hen bevindt. Sander heeft in de tussentijd zelfs zijn zonnebril opgezet. Er is niet eens zon op dit moment.

''Nu je het zegt, ja,'' antwoordt Quinn. "Dat is Venus.''

Hij baant zijn weg naar voren toe zodat hij de schildering van dichtbij kan bewonderen. Een naakte vrouw, languit liggend in een schelp omringd met water, kijkt ons aan. Het beeld lijkt ontzettend veel op het standbeeld wat ik Quinn vannacht had zien schetsen in de binnentuin van ons hotel.

''Ik denk dat het een beeld is wat refereert naar haar geboorte,'' zegt hij. ''Net zoals het schilderij wat in het Uffizi hangt in Florence.''

Ik weet dat hij eraan terugdenkt, aan ons gesprek van vannacht. De bedachtzame blik in zijn ogen geeft hem weg.

''Het kan zijn dat ze een van de beschermgoden van Pompeï was,'' legt hij uit. ''Alleen weet ik dat niet helemaal zeker.''

Ik kan Sander horen zuchten. Op dit moment mis ik Abel, Dook en Youssef, maar die zijn ingedeeld in de groep van mevrouw Jonker en meneer Vink.

''Oké, dus ze is naakt, dus ze is een god. Heel fijn. Zullen we dan verder lopen?'' klaagt Sander. ''Ik weet niet of jullie die wolken gezien hebben, maar volgens mij gaat het zo stortregenen.''

Quinn lijkt voor even in gedachten verzonken te zijn, zijn ogen gericht op de gouden juwelen die Venus rond haar polsen draagt.

''Ja, tuurlijk. Je hebt ook wel gelijk,'' mompelt hij. ''Volg mevrouw Blom maar richting het museum. Daar kunnen jullie een galerij vinden van de versteende resten van de bewoners.''

Hij knijpt zijn ogen tot twee dunne spleetjes, alsof hij iets niet helemaal begrijpt, en draait zich dan weg van het fresco.

''We zijn er bijna, we zijn er bijna,'' zingt Sander. ''Maar nog niet helemaal, wat een baal!''

Hij trekt zijn rugzak mee richting het hoofdpad, te verveeld om nog één seconde langer te blijven staan. Ik maak een snelle foto van het fresco van Venus en stop daarna mijn telefoon weer weg in mijn broekzak.

''Mooi is ze hè?'' vraag ik aan Quinn, die een paar vier havo leerlingen de juiste richting op stuurt zodat ze de rest van de groep niet kwijt zullen raken. Hij schrikt op van mijn stem. Zijn schouders schokken zichtbaar wat op.

Ik vraag me af of hij mijn opmerking terug kan linken aan het standbeeld in de binnentuin.

Quinn lacht.

''Ik denk dat ik een déjà vu heb,'' zegt hij. ''En ik zou niet weten hoe dat komt.''

''Ik heb ook echt geen idee,'' zeg ik, mijn stem doordrenkt van sarcasme.

Samen verlaten we de oude ruimte met fresco's en sluiten we ons aan bij de rest van de groep. Sander is in de tussentijd bij Nora en Jessie gaan lopen. Hij zal wel klaar zijn met mijn overenthousiaste interesse in 'stenen'.

''Venus komt vast nog vaker terug,'' zegt Quinn. ''Wel een opvallende vraag die je stelde. Die hoor je niet vaak.''

''Het hield me bezig,'' merk ik op. ''Ik weet niet veel van kunst, maar ik vind het wel interessant.''

Ik denk terug aan de beeldschone juwelen van Venus en de gouden laurierkransen die we zojuist gezien hebben. Quinn stroopt de mouwen van zijn witte overhemd wat op, waarschijnlijk tegen de hitte, en loopt door. Ondanks de bewolking is het nog steeds ontzettend heet.

''Dat heb ik wel door,'' zegt Quinn, die net als ik grote stappen zet om de enorme stenen van de hoofdweg te kunnen bewandelen. ''Je bent een van de weinigen die echt luistert naar wat ik vertel.''

Ik zet mijn voet bijna verkeerd neer wanneer deze over één van de stenen naar beneden schuift, maar ik bewaar gelukkig mijn evenwicht. De eerste regendruppels beginnen de weg langzamerhand wat glibberiger te maken. Ik had die stomme Converse ook niet aan moeten doen.

''Ach, daarom ben ik toch ook hier?'' merk ik op. ''Italië is speciaal. Ik weet niet helemaal waarom, maar ik weet gewoon dat ik de juiste keuze gemaakt heb.''

''En toch slaap je niet goed?'' Daar heeft hij een punt. ''Tenminste, vanmorgen aan het ontbijt zag je er nogal vermoeid uit.''

Ik werk mezelf verder omhoog. Mijn rugzak begint nu echt zwaar aan te voelen en trekt ontzettend hard aan de spieren in mijn bovenrug.

''Dat is een probleem ja,'' zeg ik. ''Je tips.. hebben niet echt gewerkt. Jammer genoeg.''

Ik lach om mijn eigen leed en haal mijn hand langs mijn voorhoofd om wat regendruppels weg te vegen.

''Dat is balen zeg. Ik hoop dat het niet erger wordt de rest van de week,'' zegt Quinn.

Hij klinkt haast bezorgd.

''Maak je niet druk," zeg ik. ''Heel veel erger dan met Sander op één kamer kan bijna niet.''

Als ik voor de tweede keer bijna uitglijd over de stenen ondergrond voel ik Quinn's hand abrupt mijn onderrug ondersteunen.

''Niet vallen,'' zegt hij. ''EHBO is niet mijn sterkste punt.''

Ik kan mijn wangen voelen branden van zijn aanraking. Ik schaam me dood. Ik kan niet eens normaal lopen waar hij bij is.

''Ik probeer het echt,'' zeg ik. ''Maar de zolen van mijn Converse werken niet bepaald mee.''

Zijn hand duwt nog wat harder zodat ik een grotere steen kan trotseren zonder te vallen.

''Je zou eigenlijk stevigere schoenen moeten hebben voor dit soort tochten,'' zegt Quinn. ''Al vind ik deze wel heel leuk, zo oranje. Het past bij je -''

''Haar?'' onderbreek ik hem. ''Ik weet het. Mijn moeder heeft ze om diezelfde rede voor me gekocht. Ze zitten fantastisch, maar deze stenen zijn wel heel erg uitdagend.''

''Ha!" Hij lacht. "Zeg dat wel."

Het weer begint nu langzamerhand van regendruppeltjes om te slaan in hondenweer. Een koele windhoos werkt zich langs mijn blote armen.

''Doorlopen jongens! Snel! Richting het necropolis!'' roept mevrouw Blom luid. "Voordat het echt erg wordt!"

De leerlingen voor ons rennen gedurfd door, de meeste zonder paraplu. Ik ben zo gefixeerd op de menigte dat ik de weg onder mij voor even vergeet.

''Pas op!''

"Ah!"

Quinn's roep van waarschuwing is een fractie te laat, waardoor allebei mijn voeten onder me vandaan glijden en ik vervolgens met een harde smak op de grond terecht kom. Het was gedoemd te gebeuren.

De grootste impact voel ik rond mijn knieschijven, welke direct bonzen van de pijn. Mijn handen branden, maar als ik voorzichtig probeer op te staan merk ik dat ze alleen maar rood zijn en ik verder geen wonden heb opgelopen. Tenminste, dat denk ik.

''Jezus, gaat het?'' vraagt Quinn, die zijn greep rond mijn bovenarmen vestigt om me omhoog te helpen.

Zijn vingers verhitten mijn huid.

Zo ontzettend heet.

Ik probeer te staan, wat lukt, maar schrik bij het zien van mijn linker knie. Een bloedende schaafwond laat druppels rood achter op de stenen onder ons, welke gelijk schoongespoeld wordt door de vele regendruppels die steeds harder en sneller uit de hemel lijken te vallen

''Shit,'' zeg ik geschrokken. ''Shit, shit, shit, au!"

Paniek slaat toe. De eerste signalen van onrust teisteren mijn maag en voorhoofd, welke beiden beginnen te tintelen van de opgekomen spanning. De regen doorweekt mijn rugzak en kleding. Shit. Shit. Shit.

''Hey, rustig aan,'' zegt Quinn. ''Gewoon blijven ademen. Er is niets aan de hand. Kom.''

De pijn die ik voel op mijn borst begint zich een weg te slaan naar mijn longen. Ik registreer amper wat er om me heen gebeurd.

''Mijn knie,'' mompel ik. ''Wat doe ik dan -''

''Houd je aan me vast, daar is een afdak.''

Quinn trekt mijn hand achter zijn rug langs over zijn schouder heen en helpt me weg van het vervloekte wandelpad. Zijn aanrakingen in combinatie met de verwonding op mijn knie versterken mijn paniek alleen nog maar meer.

''Stap voor stap, ja?'' zegt hij, zijn stem ontzettend kalm, alsof ik helemaal nergens een bloedende wond heb.

''Maar mijn knie! Je begrijpt het niet. Ik -''

''Het komt goed,'' zegt hij. ''Eén twee -''

Hij helpt me het afdak onder, waarna ik mezelf op de grond laat zakken. Mijn handen zijn koud, mijn wangen nat van de regen en mijn haren doorweekt. Wanneer ik naar mijn knie kijk zie ik een stroompje bloed langs mijn onderbeen naar beneden sijpelen.

''Probeer weg te kijken,'' zegt Quinn. ''Het valt mee, ik zal mevrouw Blom even - Dante? Dante, hoor je me wel?''

De rest van zijn woorden registreer ik niet meer. Mijn lichaam begint te trillen en mijn nagels drukken zich vast in de huid van mijn handpalmen. Mijn hart bonkt zo hard dat ik mijn hartslag bijna niet bij kan houden. Een licht gevoel in mijn voorhoofd brengt me tot rust.

Zijn handen voel ik op mijn doorweekte wangen, een tedere aanraking die vraagt om reactie, maar ik zie hém niet. Zijn ogen zijn weg.

Mijn zicht verdwijnt.

De regen hoor ik niet meer.

Voor even ben ik van de wereld.

***

Zo. Deze update koste wat tijd :o Maar het resultaat mag er zijn :)

Vraag: Wat doen jullie als je niet kan slapen 's nachts?

Claire

p.s. Nick Robinson in de media als Dante, imagine the orange hair.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top