💍Hoofdstuk 27 - Onvoorwaardelijk

Thema: Omarm - BLØF

***

EERST DENK IK dat ik hem niet goed versta, maar zijn woorden liegen er niet om. Hij zei het echt.

"Pillen?" vraag ik. Langzaam begint het te dagen. "Pillen waarvoor?"

Quinn kijkt verscheurd van me weg. Zijn vingers trillen op mijn huid.

"Quinn! Waarvoor?"

Ik denk terug aan de momenten dat hij Ibuprofen slikte tegen zijn hoofdpijn - de blauwe kleur in zijn mond.

Shit.

Blauw. Het was een blauwe pil geweest. Ibuprofen is roze.

"Ik -" probeert Quinn, maar zijn kreten van verdriet maken het onmogelijk. "Fuck -"

Ik probeer hem te sussen. Niets werkt.

''Waarvoor?'' herhaal ik. Ik wrijf met mijn duim langs zijn kaak. ''Mi dica la verità.''

Vertel me de waarheid.

Herkenning trekt langs het goud van zijn irissen.

''Mijn remmers,'' zegt hij na een tijdje. Tranen sijpelen langs mijn vingers en handpalmen.

''Wat voor remmers?'' Ik begrijp hem niet.

''Hiv-remmers.''

Hij begint spontaan nog harder te huilen. Ik kan zijn bekentenis amper bevatten.

''Hiv -'' Ik mompel het woord na alsof ik het op die manier makkelijker kan verwerken. ''Je hebt hiv.''

Onze knieën raken het zand. Reacties kunnen wachten tot later. Alles wat ik wil is hem omhelzen.

''Ik heb hiv -'' Quinn fluistert de woorden keer na keer in het kuiltje van mijn nek. ''Ik heb hiv. Sorry. Ik heb hiv.''

Het lijkt wel of ik emoties tekort kom om te voelen wat ik eigenlijk wil voelen. Vanbinnen klopt mijn hart voor zijn pijn en zijn eindeloze lijden: voor hèm, maar dat is lang niet alles.

''Niet huilen,'' zeg ik. Zijn tranen raken het zand. ''Je kan er niets aan doen."

In mijn hoofd ga ik alles langs wat ik weet over de indicatie. Elk detail wat ik me kan herinneren van mijn biologielessen en magere seksuele voorlichting.

Hiv is het virus dat aids veroorzaakt. Het is seksueel overdraagbaar. Er zijn medicijnen voor.

Verder dan dat kom ik niet.

''Als ik mijn pillen niet goed inneem -'' Quinn slikt. Mijn hand kamt door zijn haar. ''Dan kan ik resistent worden. Dan werken ze niet meer."

Resistent? Betekent dat dat hij aids kan krijgen?

''Ik wil niet ziek worden,'' jammert hij hysterisch. ''Niet weer. Niet nu ik er al zo lang vanaf ben.''

Ik laat hem uithuilen. Het heeft geen zin om in te gaan op de details die ik duidelijk niet begrijp.

''Wat kan ik doen?'' vraag ik direct. ''Moeten we terug naar Rome? Heb je je medicatie in het hotel? Ga je het redden?"

Hij snuift eenmaal diep en antwoordt. Het is een triest beeld.

"Je vindt het niet erg?" bazelt hij. "Dat ik ziek ben? Je wilt nog steeds bij me blijven?"

"Tuurlijk, gek!" druk ik de woorden uit mijn mond. "Ja, ja en nog duizend keer ja."

Bezorgdheid wakkert aan in mijn ledematen. Dacht hij dat ik hem zou verlaten als ik zou weten dat hij - dat hij hiv heeft?

"Je bent niet vies van me?" stottert hij. "Of goor? Of bang dat ik je besmet?"

Ik schud mijn hoofd heen en weer uit protest.

"Waarom in godsnaam zou je dat denken?" Ik trek hem dichterbij me. "Dat je ziek bent verandert niets aan wat ik voor je voel, begrijp je dat?"

Ik weet niet of ik de juiste woorden gebruik of dat ik iets zeg dat volledig neerslachtig is, maar ik hoor hem plots opgelucht ademhalen.

"Wat je voor me voelt -" Hij knippert een paar keer om het rood van zijn ogen te verdringen. "Wat is het dat je voelt?"

"Warmte," zeg ik. Ik druk mijn handpalmen tegen zijn borst en lach. "Een kloppend hart."

Zijn vingers strelen langs mijn polsen.

"Die stomme vlinders in mijn onderbuik," mompel ik. "Al sinds Nederland."

Hij knijpt zo hard dat ik mijn botten voel zeuren.

"Vlinders?" lacht hij, voor even weer zijn oude zelf.

"Ja. Vlinders ja." Ik pak zijn handen vast en kijk hem aan. "Zenuwen als je naar me kijkt, rillingen wanneer je lacht."

Ik voel mijn wangen gloeien.

"En wanneer je me kust -" Ik kijk van hem weg.

"Dan?" vraagt Quinn, tranen vergeten.

"Dan kan ik niet meer helder nadenken."

Quinn's vingers trillen.

"En ik wil je niet kwijt," zeg ik. "Of je nu ziek bent of niet."

Het blijft stil. Ik kan mijn hart tekeer voelen gaan, zijn hart tekeer voelen gaan.

"Je wil niet weten hoeveel het betekent om dat te horen."

Hij blikt omlaag en laat me los. Ik mis zijn warmte.

"Wat is er?" vraag ik.

Hij krimpt wat ineen.

"Pim." De naam alleen bezorgt hem verdriet. Zijn onderlip trilt. "Hij - hij zei bepaalde dingen toen ik het hem vertelde."

Dat hij hiv had.

"Wacht even," redeneer ik. "Je zei dat hij vreemd was gegaan. Daarom brak het tussen jullie, toch?"

Quinn bijt op zijn onderlip om de trilling te stoppen. Ik kan zien dat hij moeite moet doen om zich sterk te houden.

"Pim ging vreemd ja," zegt hij. "Toen ik ziek werd - toen ik mijn indicatie kreeg. Het klopte gewoon niet, want het was niet mogelijk."

De zee smoort de stilte die volgt.

"Hoe bedoel je?" vraag ik.

"Ik wist dat hij hiv-negatief was toen we net wat hadden," legt Quinn uit. "Dus toen ik hoorde dat ik ineens positief was -"

Hij kan zijn zin niet afmaken.

"Wist je dat hij je geïnfecteerd had," vul ik aan.

Quinn huilt. "En dat hij seks had met een ander. Onbeschermd."

Ik kan amper geloven dat hij dit meegemaakt heeft. Dat iemand hem dit aangedaan heeft.

"Hij heeft me maandenlang bedrogen," fluistert hij. "En toen hij erachter kwam dat hij met het virus rondliep was het voor mij al te laat."

Ik schud mijn hoofd heen en weer uit afkeer, verrast dat iemand - een mens- zo ontzettend vuil kan zijn. Zo kil.

"Wat een ontzettende eikel!" Ik word er kwaad van. "En je hield het voor jezelf? Hoe?"

"Ik wilde niet dat iemand het zou weten," zegt Quinn.

"Waarom niet?"

Ik denk terug aan een van onze eerste gesprekken, op het balkon in Pompeii. Hij vertelde me dat hij 's nachts wakker lag van zijn problemen. Ik zeurde wat over heimwee, maar dit? Dit is niet normaal.

"Omdat ik geen mensen meer kwijt wil raken."

Quinn haalt zijn handen langs zijn gezicht en zucht. Ik probeer zijn emoties te lezen, maar het is een constante mix van verdriet, angst en woede. Onmogelijk.

"Pim vertelde zijn vrienden dat ik hem hiv gegeven had. Dat ik vreemdgegaan was." Een sarcastisch lachje ontglipt zijn mond en gaat gepaard met zoute tranen. "Ik verloor al mijn vrienden. Iedereen waar ik om gaf."

Hij slikt.

"Ze noemden me een hufter, Dant. Een besmettelijke flikker. Ik was er zó ontzettend kapot van -"

"Dat je van niemand meer kon houden?" vraag ik. "Van niemand meer durft te houden?"

Abel's woorden beginnen ineens te dagen.

"Ja." Quinn knikt.

Zijn vingertoppen strijken voorzichtig langs mijn handpalmen.

"De littekens blijven," fluistert hij. Hij kijkt me aan. "Maar de tijd heelt wel wat wonden."

Hij lacht. Zó mooi. Zo breekbaar. Zijn tranen, vochtige wangen, rode ogen en mondhoeken. Stuk voor stuk prachtstukken.

"Daarom heb ik een zwaluw op mijn schouder. Voor een nieuw begin." Quinn draagt mijn hand naar zijn schouderblad, waar de vogel zijn huid bedekt. "Alles vergeten en verdergaan."

De betekenis raakt me. Alles en iedereen in zijn leven heeft hem in de kou laten staan, tot hij naar Florence verhuisde. Daar kende niemand hem. Daar kon hij zichzelf weer zijn.

"Niet huilen, arancia." Zijn vingers stoppen met trillen en strijken langs mijn huid. "Die nare tijd is voorbij."

Ik wist niet eens dat ik huilde.

"Ben je -" ik durf het bijna niet te vragen. "Ben je nu dan eigenlijk wel verliefd?"

Twijfel knaagt aan de randen van mijn hart.

Hij trekt een gebroken glimlach, sluit zijn ogen en kust me op mijn lippen. De impulsiviteit verrast me. Zijn vingers glijden langs mijn nek en hals.

Ik kus hem terug, zachtjes, eindelijk, totdat iets in me breekt en ik geneigd ben naar voren te leunen; mijn vingers rond zijn schouderbladen. Het is een intieme kus die me ademloos achterlaat.

"Tot over mijn oren," fluistert Quinn. "Tu sei quello che stavo aspettando."

Het Italiaans breekt mijn hart terwijl zijn lippen langs mijn wang strijken.

"Ik begrijp echt geen zak van wat je zegt," lach ik.

Quinn grinnikt lief, waarna ik hem omhels. Het is een eenvoudige knuffel, maar zijn handen op mijn rug kalmeren me. Het is alles wat ik nodig heb om gelukkig te zijn.

"Jij bent waar ik op wachtte," vertaalt hij. "Daar mag je nooit aan twijfelen."

***

Afscheid nemen doet zeer.

Na de paar uur waarin ik mijn vader heb leren kennen weet ik nog lang niet alles. Hij heeft een basis gelegd in het zwarte gat wat mijn verleden was, maar er is nog zoveel onbesproken gebleven.

"Hoe nu verder?" Quinn knijpt in mijn hand. "Ga je hem later nog een keer bezoeken?"

We struinen terug richting het hotel. De zon is nu echt ondergegaan.

"Ik weet niet." Twijfel laat mijn stem trillen. "Ik heb gewoon niet genoeg tijd. Ik zou willen dat alles anders was. Dat ik hem beter kon leren kennen, zonder al die druk op mijn schouders van Blom en Smeets."

Elke stap die ik zet is er een die ik niet wil zetten.

"Misschien kan je hem berichten sturen? Hij heeft vast een telefoonnummer." Quinn probeert me op te vrolijken. "Of je stuurt hem brieven. Net zoals vroeger. Dat sentiment waardeert hij vast."

Ik knik.

"Dit blijft een droom die uitgekomen is." Ik denk aan mijn onzekerheid tijdens de afgelopen dagen. De eindeloze hoop die ik gehad had. "Ik had alleen gedacht dat het wat langer zou duren dan een paar uur."

Quinn haalt zijn hand door mijn krullen. "Ik weet het, arancia. Onthoud dat je nog een heel leven de tijd hebt."

Zijn woorden werken geruststellend.

"Dat is ook zo." Ik heb nog meer dan genoeg tijd. "Ik dacht alleen dat ik het af kon sluiten, als ik hem zou vinden, maar nu ik hem gesproken heb wil ik dat helemaal niet."

Quinn knikt. "Dat begrijp ik. Je hebt nu vast alleen maar meer vragen die je beantwoordt wil hebben. Dat is logisch."

Mijn benen dragen me langs de boulevard. We zijn nu echt bijna terug.

"Ik moet me ook minder zorgen maken," beken ik. "Als we weer in Nederland zijn begint het normale leven. Dan is het alleen nog maar school en toetsen."

Ik stop met lopen. We. Ik zei we.

"Als je terug gaat, bedoel ik." Mijn stem is bijna een fluistering. "Ga je terug?"

Quinn kijkt omhoog, naar de sterrenhemel die onveranderlijk sprankelt nu de zon plaatsgemaakt heeft voor de maan.

"Mijn nieuwe studiejaar begint volgende maand." Het goud in zijn ogen glanst. "Maar ik heb mijn moeder beloofd thuis te zijn tijdens de herfstvakantie."

"En je leven hier opgeven?" vraag ik. Nu hij het hardop zegt klinkt het erg ingrijpend. "Florence? Je vrienden? Je opleiding?"

Hij kijkt me aan. "Het is lastig, maar er zijn belangrijkere dingen."

Ik kan bijna niet geloven dat hij het zegt, maar het klinkt als een besluit wat ik niet meer uit zijn hoofd kan praten.

"Ik wil niet dat je je passie opgeeft voor mij," zeg ik stellig. "Wat als het misgaat? Dat vergeef ik mezelf nooit."

Quinn plaatst een korte kus op mijn hand.

"Als het misgaat is dat mijn probleem," zegt hij. "En er zijn genoeg plekken in Nederland waar ik mijn studie kan voortzetten. Denk er niet te veel over na."

"Maar Florence was je nieuwe begin! Dat zeg je net zelf." Ik begin me spontaan schuldig te voelen. "Dat kan ik toch niet van je afpakken?"

Hij zucht. "Kijk me eens aan."

Ik doe wat hij zegt.

"Goed. Weet je nog wat ik zei gisteren, toen we op de Sint-Pieter stonden?"

Ik denk terug aan het moment op de basiliek, maar het enige wat ik me kan herinneren is Quinn's ontdekking. De verblijfplaats van mijn vader.

"Dat mijn vader een hotel zou hebben?" gok ik. Ik begrijp niet waar hij naar opzoek is. "Dat hij in Ostia zou zitten?"

Quinn schudt zijn hoofd heen en weer. "Daarvoor nog."

Ik moet mijn hersens kraken om erachter te komen, maar kan dan de link leggen tussen nu en toen.

"Ik vroeg of je ooit terug naar Nederland zou gaan," herinner ik me.

Quinn knikt. "En wat gaf ik als antwoord?"

Mijn blik zegt hem genoeg: ik weet het niet.

"Ik zei dat die beslissing lag in de handen van mijn toekomst," herhaalt hij. Zijn vingers spelen met die van mij. "Dat ben jij, Dante. Hoe lastig die keuze ook voor me is, het is mijn besluit. Daarover moet je je niet schuldig voelen, oké?"

Ik knik, al kan ik amper geloven dat hij dit allemaal wil. Echt wil.

"Oké."

Hij knijpt een laatste keer in mijn handen en loopt dan verder. Het logo aan de zijkant van de voorgevel van het hotel bezorgt me opnieuw lood in mijn schoenen evenals de set witmarmeren borstbeelden wanneer ik ze passeer.

De schoonheid van het pand lijkt te vervagen wanneer het besef tot me doordringt dat ik nu echt afscheid moet gaan nemen van mijn vader. Dat ik hem heel lang niet meer zal zien. Dan zal ik het met zijn foto's moeten doen.

Ik verdrink zo in mijn verdrietige momentopname dat ik schrik wanneer Quinn hard aan mijn arm trekt en me tegenhoudt om verder te lopen.

"Stil eens." Hij legt me het zwijgen op. "Volgens mij heeft iemand ruzie."

Ik houd me gedeisd en probeer te luisteren. Hij heeft gelijk.

Een eerste stem buldert luid. "Waar zijn ze? Dit loopt volkomen uit de hand! Als mijn baas weet dat ik dit heb laten gebeuren staat mijn baan op het spel!"

Ik heb het idee dat mijn verbeelding spelletjes met me aan het spelen is, aangezien ik de stem denk te herkennen, maar ik moet er meer van horen om het zeker te weten.

Mijn vader is de volgende die spreekt. "Oscar, alsjeblieft! We wisten dat dit zou gebeuren. Die jongen is veel te slim voor zijn leeftijd!"

"Dat maakt niet uit, Anton! Dit was de afspraak niet. Het was niet de bedoeling dat hij je zou vinden!" Smeets. Het is Smeets die ruzie zoekt met mijn vader. Huh? "Elizabeth vraagt me toch niet zomaar om Dante op afstand te houden?"

"Shit," scheldt Quinn. "Mijn pa."

"Met haar heb ik niets te maken." Antonio's woorden klinken ontzettend zuur. "Ik betaal al jaren elke maand bakken aan alimentatie en ik krijg er niets voor terug!"

Quinn begint nu nog harder aan mijn arm te trekken.

"Dant -"

Ik frommel mezelf los en kijk hem aan. "Wat is dit? Hoe weet hij dat we hier zijn?"

Quinn's gezicht loopt wit aan bij het horen van mijn fluistering, waardoor ik meteen weet dat er iets niet klopt. Alles wat ik als waarheid zag dondert met de seconde verder in elkaar.

"Dat spijt me Anton, maar Dante blijft mijn student. Hij is mijn verantwoordelijkheid," zegt Smeets. "Ik dacht dat mijn zoon begrepen had wat zijn taak was, maar dat is duidelijk mislukt."

Zijn zoon? Een taak? Gaat dit over Quinn?

"Hij heeft Dante bij me gebracht, ondanks jullie afspraak," bekent Antonio. "En ik ben blij dat hij het gedaan heeft, anders had ik mijn bloedeigen zoon misschien wel nooit gezien!"

"Ik weet dat het je zoon is, maar op dit moment is het ook mijn student!" herhaalt Smeets nog eens, woester dan eerst. Hij verliest zijn geduld. "Dus waar zijn ze?"

Mijn lichaam weet niet wat het eerst wil: weglopen, huilen of de confrontatie aangaan.

Quinn fluistert. "Dant, we moeten weg. Als ze ons zien hebben we een nog groter probleem."

Ik kan de verschillende stukjes waarheid amper verwerken wanneer ik ze hoor. Smeets heeft contact gehad met mijn moeder. Ze wisten dat ik mijn vader zou gaan zoeken. Ze wisten waar hij woonde. Sterker nog: Quinn wist waar hij woonde.

"Waar hebben ze het over?" Mijn stem breekt. "Wat bedoelt je vader met een taak? Ik snap het niet."

Quinn schiet in de stress wanneer hij nog een keer probeert me van de scène weg te trekken.

"Het is niet belangrijk," meent hij. "We moeten gaan."

Ik weiger.

"Houd op!" Ik sla zijn hand weg. "Het is wèl belangrijk. Ik wil weten wat er aan de hand is!"

Er is hier iets heel vreemds gaande.

Quinn kijkt me aan met een blik die hem verraadt. Schuld overmeestert al zijn gelaatstrekken.

"Wat is het dat je me niet vertelt?" fluister ik, maar hij geeft geen antwoord. "Quinn!"

De twee stemmen in de lobby vallen abrupt stil, waardoor ik weet dat ik mezelf en mijn positie verraden heb.

"Heren -" Het is Blom die ons het eerst betrapt. Haar stem zet de haren in mijn nek overeind. Smeets is niet alleen gekomen.

Wanneer ik haar aankijk staan haar ogen op onweer. Dit keer vind ik geen enkele vorm van medelijden.

"Naar binnen. Nu."

"Alsjeblieft -" Quinn probeert haar nog om te praten, maar er is geen leugen die ons gaat redden.

"Jij hebt al genoeg ellende veroorzaakt, Smeets." Blom wuift ons de smalle ingang uit. "Opschieten nu."

Er gaan zoveel scenario's door mijn hoofd heen dat ik ze bijna niet meer bij kan houden. Het enige wat ik weet is dat ik bespeeld wordt als een marionet en dat Blom en Smeets niet de enigen zijn die een deel uitmaken van het complot. Quinn wist hier ook vanaf.

"Wat denk je wel niet!" Wanneer Smeets ons ziet stort hij zich meteen op zijn zoon. "Weet je wel niet wat je gedaan hebt?"

Het kost hem maar een paar stappen om zo dichtbij te komen dat hij intimiderend boven ons uit torent. De rode kleur van zijn huid trekt door tot aan zijn nek. Ik heb hem nog nooit zo extreem zien reageren.

"Hij verdiende het om zijn vader te zien," verdedigt Quinn zichzelf. "Daar is niets fout aan."

Smeets geeft hem een grove duw tegen zijn borst, waardoor Quinn naar achter wankelt.

"Dat is nog wel het minste dat je verkeerd gedaan hebt!" Smeets' stem is nu zo luid dat hij schreeuwt. "Wat denk je wel niet? Een - een relatie aangaan met mijn student! Hij is zeventien, Quinn! Minderjarig! Hoe verkeerd denk je dat dat overkomt?!"

De manier waarop Smeets hem de grond in boort is afgrijselijk, maar de dingen die hij zegt choqueren me nog erger. Ze weten het van ons?

Quinn's blik laat die van zijn vader niet los wanneer hij reageert.

"Er is niets tussen mij en Dante," ontkent hij. "Ik weet ook niet hoe je erbij komt dat ik iets met een scholier zou hebben. Dat zou ik nooit -"

"Liegen heeft geen zin, Quinn." Smeets smoort zijn woorden. "Dat heb je al genoeg gedaan, of niet?"

Smeets trekt een zwart object uit zijn broekzak. Quinn's schetsboek.

"Deze is van jou, toch?" Hij bladert er doorheen en scheurt de ene na de andere pagina eruit alsof het vuil is. "Dante, Dante en nog meer Dante! En dat noem jij niets?"

Quinn staart vreugdeloos naar zijn kapotte schetsen die nu het marmer van de lobby bedekken. Smeets smijt het hele boekje tegen de grond aan.

"Hier praat je jezelf niet uit, Quinn! Dit zijn serieuze zaken!" roept Smeets. "Als dit bij de directrice terechtkomt ben ik mijn baan kwijt, begrijp je dat?!"

Zijn woorden vervagen. Ik kan alleen maar kijken naar de stukken van mijzelf die ik uit de verscheurde pagina's op kan halen. Schetsen waarop ik lach, harde houtskool werken waarbij ik wegkijk en zelfs een kapotte pagina waarop ik huil. Het is alsof ik in de spiegel kijk.

Wanneer heeft hij deze gemaakt?

"Het was mijn bedoeling niet," stamelt Quinn. "Ik- ik kon er niets aan doen."

Smeets' razernij verergert met de minuut.

"Niets aan doen? Alsjeblieft zeg. Hoe moeilijk is het om je gevoelens in toom te houden!" zegt hij. "Dit kan niet. Hij is een student!"

"Het is zijn schuld niet!" schreeuw ik. Mijn stem trilt. "Ge-gevoelens kan je niet controleren of tegenhouden."

Smeets richt zijn vurige ogen meteen mijn kant op wanneer ik spreek.

"Gevoelens?" lacht hij. "Dante, hij maakt misbruik van de situatie. Je bent minderjarig. Je -"

"Dat doet hij niet!" Ik bijt mijn kiezen op elkaar om te voorkomen dat ik ga schelden. "Ik ben verliefd op hem. Dat is iets wat ik voel. Iets dat ik zeker weet. Ik ben geen klein kind, dus behandel me niet zo!"

Smeets kijkt me aan alsof ik gek geworden ben. Achter hem staat mijn vader, die van verbazing een stap dichterbij zet. Wanneer het groen van zijn ogen contact maakt met me zie ik direct dat ook hij zich schuldig voelt.

Oscar schraapt zijn keel. "Als je zo volwassen geweest was hadden we hier nu niet gestaan," zegt hij. Antonio probeert hem te onderbreken, maar Smeets houdt zijn hand naar hem op. "In plaats daarvan reis je ongeoorloofd stad en land af om je vader te vinden, breek je alle regels die er zijn en lijk je niet in te zien dat de gevoelens die je voor hem hebt maar schijn zijn."

Hij wijst naar Quinn.

"Het enige wat hij kan is liegen, Dante." Quinn krimpt fysiek wat ineen bij die woorden."Waarom denk je dat hij in eerste instantie überhaupt meegegaan is? Heeft hij je dat eigenlijk wel verteld?"

Een vervelend gevoel teistert mijn hart wanneer ik Quinn aankijk en hij niet in staat is te reageren. Een stille traan glijdt langs zijn wang.

"Pap, alsjeblieft -" smeekt hij.

Blom grijpt nu ook in.

"Oscar -" stamelt ze, maar Smeets praat haar voorbij.

"Quinn had ervoor moeten zorgen dat je je vader nooit gevonden had!"

De waarheid is zo kil dat ik amper kan geloven dat Smeets het echt gezegd heeft.

"Je moeder wist dat je opzoek zou gaan naar aanwijzingen en het was Quinn's taak om te controleren dat je er geen zou vinden."

Ik kan bijna geen adem meer halen als de waarheid eruit is. Een waas van tranen vervaagt mijn zicht. Iedereen blijft stil.

"Is dat zo?" Mijn stem breekt wanneer de eerste tranen de grond raken. "Quinn?"

Hij kijkt me niet aan. Zijn eigen verdriet zegt me genoeg. Hij heeft tegen me gelogen. En hij heeft spijt.

"Zeg dan wat!" Boosheid volgt. Ik kan mezelf niet meer inhouden en schreeuw. "Heeft hij gelijk? Heb je gelogen?!"

Ik voel me verslagen, gebroken en in de maling genomen. Alsof al onze ontdekkingen ineens niet meer echt zijn. Alsof ik alles beter kan vergeten.

"Het klopt wat hij zegt." Quinn's woorden zijn een schuldbewuste fluistering. "Maar je verdiende antwoorden. Ik kon je toch niet vertellen dat ik wist waar hij zat? Je had het me nooit vergeven!"

Ik slik. De druk op mijn borst neemt toe.

"Dus loog je tegen me?" vraag ik, nog amper verstaanbaar. "Waarom?"

Zijn verraad doet pijn. Ik had hem geloofd. Al zijn confessies en liefkozingen.

"Omdat ik voor het eerst in mijn leven weer wat voor iemand voelde! Voor jou!" Quinn grijpt naar mijn hand, maar ik zet een stap achteruit. "Dat kon ik niet op het spel zetten, begrijp dat dan! Dat was geen leugen, Dante, dat was echt!"

Als we elkaar aankijken breek ik pas echt. Ik kan zien hoeveel pijn dit hem doet; de zelfhaat in zijn blik.

"Dit moet afgelopen zijn!" Smeets gaat tussen ons in staan en wenkt Blom dichterbij. "Wat er ook tussen jullie mag zijn, het is klaar nu! Ben ik duidelijk genoeg?"

Mijn omgeving valt weg wanneer ik snik en nog harder huil dan eerst. Ik ben volledig de weg kwijt.

"Over vijf minuten rijden we terug naar het hotel, begrepen?" vraagt Smeets. "En ik wil niets horen over gevoelens."

Blom legt haar hand op mijn schouder. Ze lijkt zich iets te bedenken.

"Oscar, laat hem afscheid nemen." Ze suggereert naar mijn vader. "Dat is wel zo netjes, gezien de omstandigheden."

Smeets grijpt Quinn bij zijn bovenarm. De woede uit zijn stem is nog steeds niet verdwenen.

"Goed dan." Hij knikt. "Vijf minuten."

Ik dacht dat hij het over ons beiden had, maar hij laat Quinn niet los.

"Ik moet mijn zoon nog onder vier ogen spreken," zegt hij. Tussen alle boosheid door trekken zijn wenkbrauwen treurend omlaag. "Dit is niet het enige waarover hij liegt."

Ondanks zijn tranen roept Quinn me nog één ding na wanneer zijn vader hem de lobby uit stuurt. De woorden die mijn gebroken hart toch nog steeds een slag doen overslaan.

"Tu sei quello che stavo aspettando!"

Dan verdwijnen ze en blijf ik achter met Blom en Antonio. Zwijgend. Huilend. Volledig gebroken.

"Ik wacht buiten." Blom knijpt in mijn schouderblad en laat dan los. "Maak het niet te lang."

Haar stem verraad haar strenge karakter. Dit doet haar wat, al begrijp ik niet precies waarom.

Antonio gaat akkoord. "Goed dan."

Als Blom weg is blijft het stil. Het eerste wat mijn vader doet is het oprapen van de verscheurde schetsen.

"Het spijt me dat het zo moet lopen," zegt hij. Hij bekijkt de kapotte vellen. "Ik wist niet dat je docenten naar je opzoek waren, anders had ik contact met hen gezocht."

Ik luister, maar lijk alles nog niet te kunnen registreren. Mijn hart is hier niet sterk genoeg voor.

"Het zijn mooie tekeningen." Antonio bundelt alles bij elkaar en geeft me het schetsboekje. Met trillende vingers neem ik het van hem aan. "Is het waar wat je net zei? Heb je een relatie met die oudere jongen?"

Ik knik. Het boekje weegt zwaar in mijn handen. Het is een misplaatst voorwerp na alles wat er zojuist gebeurd is. Een stuk van Quinn wat ik op dit moment niet wil hebben.

"Had," snik ik. "Ik wist niet dat hij - dat hij tegen me loog. Al die tijd wist hij waar je was. Ik had je dagen terug al kunnen zien."

Antonio haalt zijn hand door mijn haar en trekt me in een knuffel.

"Het maakt niet uit, spruit." Zijn vingers strijken langs mijn rug. "Als hij meent wat hij net zei heeft hij je niet opzettelijk voorgelogen."

Mijn tranen maken zijn bloes vochtig.

"Ik weet niet wat ik moet doen." Ik kijk op tegen mijn terugreis. "Quinn, mijn moeder, mijn vrienden - ik denk dat ik niemand overhoud."

Antonio sust mijn pijn met lieve woorden.

"Je komt voor jezelf op," zegt hij. "En je bent eerlijk. Iedereen die dat niet ziet of begrijpt is het niet waard."

Ik zet mijn handen vast in zijn schouders en omhels hem nog steviger.

"En je hebt mij. Ook al ben ik ver weg." Hij laat me los en haalt wat uit zijn broekzak. Het is het doosje met zijn verlovingsring. "Quod deus coniunxit - homo non separet."

Ik neem het van hem aan.

"Wat god gebonden heeft, scheidde de mens niet," fluister ik.

"Precies."

Ik kijk hem aan en lach, hoe ontzettend veel pijn het ook doet om afscheid te nemen. Hoe ontzettend gebroken mijn hart ook mag zijn.

"Dank je." Ik haal de foto die hij me vanavond laten zien heeft uit mijn eigen broekzak en geef hem terug. Die waar ik en mijn moeder samen met hem opstaan. "Jij hebt hem harder nodig dan ik."

Het groen in mijn vader's ogen glanst op in het licht van de lobby. Voor het eerst sinds ik hem ontmoet heb herken ik mezelf voor honderd procent in zijn doen en laten.

"Wij allebei." Hij scheurt de foto in tweeën en geeft een deel aan me terug. Het deel waar hij opstaat met een stukje van mijn hoofd erop. "Ik heb jullie nodig en jij mij."

Hij lacht, al zie ik dat zijn gevoel hem in de weg zit.

Ik kijk hem aan. "Voor een vader die er jaren niet was maak je wel een goede start."

Antonio's glimlach is alles wat ik nodig heb om voor even mijn verdriet teniet te doen.

"En jij mijn zoon."

***

Geen vragen dit hoofdstuk. Ik denk dat die in de reacties komen. Het spijt me!!!

X
claire

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top