💋Hoofdstuk 16 - Baciami

Thema: Forever Ago - Woodlock

***

"WAT HEB JE nou weer gekocht?''

Dook lijkt zijn vraag bijna te moeten schreeuwen, zo druk is het op het plein.

''Gewoon, koekjes,'' antwoordt Sander, die zijn zak biscotti's al openscheurt.

''Heb je niet genoeg gegeten dan?'' klaagt Dook, die de zak weg probeert te trekken uit Sander's hand. ''Twee pizza's en tiramisu? En dan ook nog die koekjes? Als je niet oppast wordt je nog dik.''

Sander trekt uit alle macht de zak met koekjes weg uit Dook's handen.

''Check mijn spierballen dan,'' zegt hij. ''Het maakt niet uit wat ik eet. Mijn metabolisme is geweldig!''

Youssef steelt een koekje uit Sander's zak en neemt een hap.

''Volgens mij weet jij niet eens wat metabolisme inhoud,'' grapt hij. ''Of wel?''

''Betweter,'' mompelt Sander, die zijn koekjes nu met twee armen probeert te beschermen. ''Ik weet heus wel wat dat is.''

Youssef likt wat achtergebleven suiker van zijn vingers af en grijnst.

''Zegt de jongen die een vier gemiddeld staat voor biologie,'' zegt hij. ''Maar als je het zo goed weet mag je het best uitleggen.''

Een marktkraam met meerdere kleuren nagellak trekt Dook's aandacht, waardoor we voor even weer stilstaan en een deel van de marktroute versperren.

''Metabolisme, ja. Metabolisme,'' begint Sander fanatiek. ''Dat is dat ene met je darmen. Je weet wel wat ik bedoel. Met dat je minder suikers opneemt of zoiets.''

Youssef geeft hem een schouderklopje wanneer hij klaar is met zijn uitleg.

''Goed geprobeerd,'' fluistert hij. ''Maar met dit antwoord haal je je proefwerken niet.''

Zo sluw als hij is steelt hij nog een koekje uit Sander's zak wanneer Sander even niet oplet.

''Metabolisme houdt vast in dat je een ijdele prinses bent,'' zegt Dook, die een donkerblauwe kleur nagellak bestudeert. ''Of een veelvraat, of een macho, of een narcist, of -''

''Nog één woord en ik ben weg,'' dreigt Sander. ''Dan lopen jullie maar verder zonder mij.''

Dook lacht en zet het potje met nagellak terug waar hij het vond.

''Of een eikel,'' plaagt Dook, waarna hij zich langs Sander heen wurmt om de volgende marktkraam te bekijken.

''Dat was de laatste druppel,'' klaagt Sander. ''Dook! Dook kom hier! Ik ben nog niet klaar met je!''

Hij snelt zich achter zijn blonde vriend aan. Abel, Youssef en ik blijven gierend achter.

''Die twee moeten echt een eigen comedy-show,'' zegt Abel grijnzend. ''Ze zijn er malloot genoeg voor.''

In een rustig tempo vervolgen we onze weg naar een nieuwe laan met spullen. Campo de Fiori is een heerlijk plein, op dit moment volgebouwd met allerlei kleine marktkramen. De meeste kramen verkopen groente of fruit, maar er zijn ook een paar mensen die andere spullen verkopen, zoals zonnebrillen, tassen, antiek of kunst.

Het is een speciale gelegenheid, zei Blom eerder al, dat er zo laat in de avond nog markt is. Gelukkig hebben we net al gegeten in een restaurantje bij een Piazza in de buurt, anders had ik bij elke kraam wel wat gekocht.

Het fruit ziet er heerlijk uit; de vele geuren en kleuren die de plek kenmerken. Ze trekken je zo het plein op en rukken aan het briefgeld in je portemonnee. Blom waarschuwde ons eerder al dat de prijzen hier alleen best hoog liggen, aangezien de toeristen erg vatbaar zijn voor de gezellige sfeer en de avondzon.

Natuurlijk houdt dat Sander niet tegen wanneer hij een heerlijke zak koekjes kan kopen, ondanks dat hij net al twee pizza's én een tiramisu gegeten heeft.

''Denk je dat iemand het doorheeft als we nu gewoon wegglippen?'' vraagt Abel, die alleen maar kan denken aan alcohol en feesten. ''Of -''

''Ik weet niet Aab,'' mompel ik. ''Geniet je dan niet van deze omgeving? Ik ben nog nooit op zo'n mooie plek geweest.''

Abel tuurt wat in het rond, maar niets aan zijn houding zegt dat hij het naar zijn zin heeft.

''Mooi is anders,'' fluistert hij.

''In dat opzicht zijn jullie anders, mijn vrienden,'' zegt Youssef, die zijn armen rond onze schouders slaat en met zijn handen door onze haren gaat. Abel's pet valt bijna van zijn hoofd af.

''Ugh, Yous.'' Abel slaat zijn hand weg en fatsoeneert het petje op zijn hoofd. Hij zucht. ''Oké dan, nog een paar kramen.''

Youssef laat hem los en lacht.

''Zo mag ik het horen!'' roept hij. ''Kom op, we gaan kijken bij die vent daar op de hoek. Volgens mij hebben ze souvenirs.''

Hij werkt me een vlugge blik van begrip toe en loodst Abel door een mengeling van toeristen heen naar de hoek van het marktplein.

Ik mag wel van geluk spreken met vrienden als zij.

Voor even geniet ik van de gezellige sfeer om me heen, die met de seconde alleen maar beter wordt. Ik profiteer van de sprankelende lantaarnpalen die hun licht met het hele plein lijken te delen.

Een stille zomerbries strijkt voorzichtig langs mijn blote huid. Het is een heerlijk gevoel, zo na een lange dag zon. Ik had nooit gedacht dat ik zo van Italië zou kunnen genieten. Niet na alle negatieve verhalen van mijn moeder.

Ik voel me hier thuis.

''Art supplies! Get your art supplies here!'' roept een vriendelijke vrouwenstem links van me. ''Pennarelli e altri piccoli oggetti.''

Haar kraam is gevuld met kwasten, verftubes, potloden, schetsboeken, markers en meer. Verschillende schilderijen van het Colosseum en schetsen van bekende Italiaanse beelden vullen de achterzijde van haar verkooptent. Ze zijn prachtig gemaakt.

Mijn oog valt echter meteen op een luxe set potloden van Faber-Castell. Het groene doosje herken ik meteen. De twee vechtende ridders die in het goud op de voorkant afgebeeld staan werken als een soort déjà-vu.

Ik kan me herinneren dat Quinn de potloden gebruikte toen hij jonger was. Ik had ze zien liggen in zijn kamer, de middag dat ik en Abel verstoppertje speelden in zijn huis en ik Quinn's kamer in geglipt was.

Ik was spontaan verliefd geworden op zijn schetsen van de Amsterdamse grachten, weggestopt in zijn kledingkast. Ik kan de geur van vanille nog steeds ruiken wanneer ik eraan terugdenk. Zijn geur.

Ik laat mijn vingers langs het dekseltje van de set glijden, wetende dat de koopdrang waar ik net eerder nog aan dacht me nu aan het overvallen is. Hij had een Sempia Pierra voor mij gekocht. Zal ik deze voor hém kopen?

''Beautiful eh?'' vraagt de vriendelijke stem van de verkoopster. ''They are on sale. Fifteen euro's each.''

Wanneer ze lacht merk ik dat ze een enorm spleetje tussen haar tanden heeft zitten. In combinatie met haar kunstzinnige uiterlijk, rossige haren, gele bandana en met verf bespatte shirt lijkt ze een echte kunstenares. Het zal me niets verbazen als de werken achter haar allemaal door haar gemaakt zijn.

''Yes,'' antwoord ik.

Ze zijn in de aanbieding. Ik kan ze toch niet laten liggen?

Mijn hand vind de rits van mijn rugzak, waar ik in het voorste vak nog steeds een envelop met geld heb zitten. Ik haal er vijftien euro uit en overhandig het aan de vrouw.

''I'll take one,'' zeg ik, blij dat mijn Engels in ieder geval nog best te verstaan is. Talen zijn absoluut niet mijn ding. ''Thanks.''

De vrouw neemt het geld van me aan en stopt het weg in haar panterprint heuptas. Ze trekt een plastic tasje van een ijzeren haak af die boven haar hangt en stopt er een doosje potloden in.

''Prego,'' zegt de vrouw. ''Have fun with those.''

Ik werk haar een vriendelijke glimlach toe, stop het plastic tasje weg in mijn rugzak en loop verder. Mijn mondhoeken doen bijna pijn van het lachen. Ik kan niet wachten om mijn cadeau aan Quinn te geven wanneer ik hem zie vanavond.

Ik zoek om me heen naar Abel's petje en Youssef's lange lichaam, maar ik kan geen van mijn vrienden zien staan bij de souvenirwinkel op de hoek.

Shit. Dit meen je niet. En ik heb geen telefoon.

Mijn benen beginnen steeds sneller te lopen terwijl mijn pupillen centimeter na centimeter afzoeken naar een bekend gezicht in de enorme groep mensen.

Het is vreemd dat ik geen andere leerlingen van de reisgroep kan vinden in de menigte met toeristen en het jaagt me angst aan. Ben ik hier verkeerd? Moesten we al eerder terug zijn bij de fontein op het Piazza Farnese?

De stress begint langzaam toe te nemen. Ik heb geen idee waar ik ben, ik kan niemand herkennen en ik heb het richtingsgevoel van een ezel. Had ik nu maar naar mijn moeder geluisterd: neem altijd je telefoon mee.

Mijn ogen scannen de verschillende steegjes na. Ik herken geen van de restaurants of huizen die ik er zie, dus loop ik verder door, naar de andere kant van het plein.

Mijn hartslag begint te versnellen nu ik alleen ben. De heerlijke sfeer gaat op in het niets. Zweetdruppeltjes bedekken mijn voorhoofd wanneer ik ook de stegen aan deze kant van het plein niet lijk te herkennen.

Uit onwetendheid en radeloosheid besluit ik één van de stegen in te lopen. De heerlijke geuren en kleuren van Italië veranderen al snel in grijs en grauw. Kleurloos.

Dit is het niet. Shit! Waar ben ik? Waar moet ik heen?

Des te verder ik loop, des te minder mensen ik vind. Wanneer een doodlopende weg me alles behalve hoop lijkt te bieden draai ik me om en zet ik mijn handen uit hysterie vast in mijn haar.

Ik had mijn vrienden gewoon moeten volgen, verdorie!

Mijn regelmatige ademhaling schakelt over op hyperventilatie. Ik probeer mezelf kalm te houden, door rustig in en uit te ademen, maar de technieken die ik van mijn moeder aangeleerd heb werken niet. Paniek neemt de overhand.

Ik zoek steun bij het waterfonteintje wat zich naast me bevindt wanneer mijn gezichtsveld langzaam begint te vervagen. De wereld verliest zijn helderheid en scherpte, waardoor de kracht in mijn benen en armen afneemt.

Niet hier. Niet nu.

Ik vecht tegen het gevoel van onmacht wat met mijn bewustzijn speelt en druk met mijn handen mijn hoofd tussen mijn benen om meer bloed naar mijn hersenen te krijgen.

Mijn oren suizen.

''Buonasera, ragazzo.'' Een diepe stem trekt me voor even weg uit mijn benauwdheid. ''Posso aiutarla?''

Wanneer mijn gezichtsveld iets verbetert kan ik de contouren van een persoon waarnemen. Het is een man. Zijn ogen zijn zo donker dat ik zijn irissen bijna niet van zijn pupillen kan scheiden.

''Sorry, I-I don't speak Italian.''

De woorden verlaten mijn keel op een bijna onverstaanbare toon. De man krabt met zijn hand aan zijn ongeschoren baard en zet een stap dichterbij.

''Help?'' vraagt hij. Zijn Engels is niet perfect. Een raar accent omrandt zijn stem op een manier die me doet beven. ''Help you?''

Ik knik. Mijn rugzak voelt enorm zwaar. Het gewicht trekt mijn schouders omlaag. Ik duw mezelf omhoog met de laatste kracht die ik heb en probeer rechtop te staan.

''Piazza Farnese?'' vraag ik.

De man is nu zo dichtbij me dat ik zijn onaangename lichaamsgeur kan ruiken. Hij stinkt naar zweet en alcohol.

''Sei patetico,'' mompelt hij. ''Così fragile.''

Ik heb geen enkel idee wat hij allemaal zegt. Zijn stem klinkt oprecht en minder achterdochtig dan je zou verwachten. Toch weet ik niet zeker of hij wel helemaal te vertrouwen is.

Ik heb geen keus, denk ik.

De man biedt me zijn arm aan, welke ik twijfelend van hem aanneem. Wanneer mijn vingers zijn koude huid raken en ik zijn bloeddoorlopen ogen van dichtbij kan zien voel ik dat er iets niet klopt.

''Sorry,'' zeg ik.

De wilskracht die ik voel om mezelf uit zijn greep te bevrijden is groter dan mijn angst om de weg niet meer terug te kunnen vinden. Ik trek mijn hand weg van zijn lichaam, maar hij laat het niet toe en drukt zijn dikke vingers stevig vast in mijn bovenarm.

''No. Don't leave,'' fluistert hij. Hij zoekt de omgeving af. Er is niemand om ons heen die kan ingrijpen. ''Stay.''

Zijn vieze adem strijkt langs mijn wang. Mijn hartslag gaat enorm tekeer. Ik ben nog nooit van mijn leven zo bang geweest.

''No! Please,'' smeek ik. ''Let me go! Laat me met rust!''

Mijn woorden van tegenspraak lijken hem niets te doen. Ik ben te slap om terug te vechten. De man is veel te stevig gebouwd om weg te duwen.

''You have money?'' sist hij. ''Money!''

Geld, denk ik. Geef hem je geld.

''Yes! Yes! Please!'' roep ik. ''Help!''

De man sust me door zijn hand rond mijn mond te plaatsen. Hij rukt aan de hengsels van mijn rugzak.

''Hm!'' proest ik. Ik hoor de rits geopend worden. "L-hm, l-laat m-me l-hm los!"

Ik bijt op zijn hand en zet mijn tanden vast in zijn huid, hoe vies ik het ook vind. De man laat zijn hand direct van mijn mond af glijden en fluistert een paar Italiaanse woorden.

''Lul!'' roep ik angstig. Mijn stem trilt. ''Eikel!''

Mijn survival-instinct neemt het van me over wanneer ik de man tussen zijn benen schop. Hard.

''Ah! Che due palle!'' krijst hij.

Ik wurm me los van zijn handen en zet het op een lopen. Mijn onregelmatige ademhaling zorgt ervoor dat ik niet veel verder kom dat een paar meter.

Ik word hardhandig naar achteren getrokken, waardoor ik met mijn rug op de straat beland. Mijn handen vangen de klap op en schuren pijnlijk langs de vuile tegels.

''Au!'' schreeuw ik.

''A fanabla!'' roept hij. ''Go to hell.''

Zijn vuist maakt contact met mijn kaak, waardoor mijn hele hoofd opzij knalt en een stevige steek van pijn door mijn schedel trekt. Ik kan tranen voelen prikken in mijn ooghoeken.

Wanneer ik mijn blik omhoog richt naar zijn gezicht zie ik dat hij zijn vuist opnieuw achter zich houdt. Nee! Niet nog eens!

''Fuck off!'' schreeuw ik.

Mijn hand grijpt naar zijn baard, waar ik een harde ruk aan geef. Hij kreunt.

Wegwezen! Wegwezen! Wegwezen!

Ik duw de man opzij en sta op. Mijn hoofd bonst heftig van zijn vuistslag en wanneer ik omlaag kijk kan ik mijn beiden handpalmen zien bloeden.

Als ik de hoek van de steeg bereikt heb ren ik terug. Zo ver als mijn benen me kunnen dragen. Ik kijk constant achterom. Achterom en achterom en achterom, maar ik zie de man me niet volgen.

Dan val ik. Hard.

''Ah!''

De pijn die ik voel in mijn handen wordt nog erger dan voorheen en voor even is het zwart voor mijn ogen. Ik zie niets anders dan duisternis: mijn grootste angst. Ik ben alleen.

Ik knipper een paar keer fanatiek met mijn ogen, waarna mijn beeld wat verbetert. De rest van de straat wordt weer duidelijk zichtbaar. Op twéé personen na, zo'n twintig meter verderop, is de steeg helemaal verlaten.

''Help,'' zeg ik, zo luid als ik nog kan. Het klinkt eerder als een fluistering, in plaats van een schreeuw om hulp.

De twee personen laten geen reactie merken. Ze zijn druk in gesprek. Totdat de één de ander tegen de muur aan drukt en innig kust. Dit meen je niet.

Als ik moeite doe om beter te kunnen zien wat er gebeurd merk ik dat het niet zomaar twee mensen zijn. Het zijn twee jongens. De één klein met blonde krulletjes en de ander lang en breed gebouwd.

Hun lichamen spelen intiem op elkaar in. Handen verdwijnen in haren, vingers zoeken naar blote huid en lippen kussen als nooit tevoren wanneer de één de ander van de grond tilt en omhoog houdt aan zijn bovenbenen.

''Help!'' roep ik nog een keer. Dit keer klinkt het al iets luider dan net.

Mijn lichaam begint het langzaam aan te begeven. Ik heb amper nog gevoel over in mijn vingertoppen.

De jongens onderbreken hun kus. Ik kan hun gezichten deze kant op zien draaien.

Holy freaking shit. Heilige makrelen. Zeg me dat ik niet droom.

''Dante?''

Het is Sander's stem. Ik herken hem uit duizenden. Zijn opvallende blouse en blonde lokken geven hem weg.

''Sander!'' roep ik luid. ''Help!''

Ik kan hem hard horen schelden wanneer ik zijn naam roep. De jongen waarmee hij stond te zoenen is niemand minder dan Dook.

''Sta daar niet zo en help hem!'' Het is Dook's stem. ''Dante! Oh mijn god! Dante!''

Zijn voetstappen komen steeds dichterbij. Mijn vrienden. Ze zijn er!

Ze stonden te zoenen.

''Jezus Christus, gaat het? Wat is er gebeurd?!'' roept Dook hysterisch. Hij hurkt voor me neer en strijkt met zijn hand voorzichtig langs mijn gezicht. ''Sander! Sander kom helpen!''

Niet veel later verschijnt ook Sander voor me. Hij ziet lijkbleek.

''Doe eens wat malloot! Help hem omhoog!'' beveelt Dook.

Sanders handen vestigen zich rond mijn bovenarmen, waaraan hij me heel langzaam omhoog trekt totdat ik op mijn knieën zit.

''Gaat het Dant? Waar heb je pijn? Wat is er gebeurd?'' mompelt Dook. De blik die in zijn ogen staat is verschrikkelijk om te zien. Een mengeling van schrik en angst. ''Sander, haal Blom! Nu!''

''Maar ik weet niet of -''

''Rennen!'' krijst hij hysterisch. ''Of bel! Het maakt me niet uit! Doe wat!''

Sander belt om hulp, terwijl Dook's ogen mijn handpalmen bestuderen. Hij trekt mijn waterflesje uit mijn rugzak en opent deze om mijn handen schoon te spoelen met water. De lauwe vloeistof prikt.

''Jezus, wat laat je me schrikken,'' zegt hij. Tranen van paniek rollen langs zijn wangen. ''Waar ben je geweest? Wat is er gebeurd?''

Het water wat van mijn handen af druipt is rood van mijn bloed. De geur van ijzer dringt door mijn neus heen en draait een knoop in mijn maag.

''Een man,'' begin ik. ''E-een man v-viel me aan en ik was jullie k-kwijt e-en -''

''Rustig aan. Rustig,'' sust Dook me. ''Kijk eens naar me.''

Mijn ogen vinden die van hem. Zijn duimen wrijven langs mijn slapen.

''Hij heeft je geslagen,'' zegt hij. ''Het wordt hier al blauw.''

Meerdere mensen om ons heen lijken ons in de steeg op te merken en lopen naar ons toe om te kijken wat er gebeurd is.

''Blom komt eraan,'' zegt Sander, die vervolgens in gesprek gaat met de vier mensen die de steeg in gelopen zijn om hulp aan te bieden.

''Ik voel me niet zo goed,'' zeg ik, wanneer ik bloed opsnuif en een keer hard hoest. ''Het - het draait.''

Dook knijpt met zijn vingers op de huid tussen mijn duim en wijsvinger om mijn bloeddoorloop te verbeteren, maar ik voel mijn lichaam alleen nog maar slapper worden.

''Dante?'' vraagt Dook paniekerig. ''Dante, hoeveel vingers steek ik op? Blijf wakker! Dante!''

Zijn stem galmt door mijn achterhoofd heen wanneer ik voorover val. Zijn handen vangen me op. Zijn luide geschreeuw trekt door tot aan mijn ruggengraat.

Oh shit.

***

Mijn oogleden voelen zwaar aan wanneer ik ze probeer te openen en voor even ben ik mijn volledige oriëntatie kwijt. Waar ben ik?

Mijn lichaam lijkt wel op en neer te bewegen, al weet ik zeker dat ik niet aan het lopen ben. Nee, dat kan niet. Ik zweef. Op en neer en op en neer.

Als mijn ogen wat licht vangen kan ik de vormen van een bekende straat herkennen: de begroeiing van de muren en de kleuren van de huizen vergeet ik niet snel.

We lopen in de straat achter het hotel.

"Hm," kreun ik zacht.

Mijn handen strijken langs een zachte stof en tasten de rest van mijn draagvlak af naar bekendheid.

"Je bent wakker." Zijn stem laat mijn handen stoppen met bewegen. "Gelukkig."

Wanneer ik mijn volledige zicht weer terugkrijg herken ik zijn donkere haarlokken meteen. Zijn handen staan onder mijn bovenbenen gevestigd en mijn hoofd rust op zijn schouder.

"Hoe voel je je?" vraagt Quinn, die op de hoek van de straat rechtsaf slaat richting de ingang van ons hotel.

"Het gaat," mompel ik vermoeid. "Wat is er gebeurd?"

Quinn's stemgeluid bezorgt me kriebels in mijn onderbuik. Ik voel me veilig in zijn bijzijn. Eindelijk veilig.

"Nadat je flauwviel heeft iemand van de EHBO op het Piazza je schaafwonden verbonden," antwoordt hij. "Je zei wat over een man met een baard, maar toen je bloed zag viel je weer weg."

Ik probeer terug te denken aan de situatie. De angst en paniek zit nog vers in mijn systeem, alleen is de adrenaline gelukkig al uit mijn lichaam weggestroomd.

Ik sluit mijn ogen en knijp mijn handen vast in Quinn's shirt.

"Het was zo eng," fluister ik. Mijn neus ruikt de bekende geur van vanille. "Iedereen was ineens weg."

De koele bries van een ratelende airco vertelt me dat we zojuist het hotel in gelopen zijn.

"Ik weet het," zegt Quinn. "Gelukkig vonden je vrienden je. Nu ben je niet meer alleen."

Een liftdeur gaat open. De bekende 'pling' bezorgt me voor het eerst in mijn leven geen naar gevoel.

"Waar is de rest?" fluister ik.

Quinn zucht vermoeid en wacht met antwoorden tot de liftdeuren zich sluiten.

"Nog op het plein," zegt hij. "Ze komen zo deze kant op. Je vrienden zullen wel ongerust zijn."

Ik nestel mijn gezicht in zijn nek en knik.

"Waarom draag jij me terug?" vraag ik. "Niet dat ik het heel erg vind."

Een tweede 'pling' laat van zich horen, waarna ik de liftdeuren kan horen openen.

"Ik wilde zeker weten dat je veilig was," antwoordt hij. "En Blom vond het een goed plan, gezien alle ophef onder de leerlingen. Nu kan je je rust pakken."

Maar onze afspraak dan? Vanavond om tien uur?

"Heb je de sleutel van je kamer?" vraagt hij.

Ik schud mijn hoofd heen en weer in een 'nee'. Ik wil nog niet dat hij gaat.

"Oké dan," zegt hij. "Dan heb ik een plan B."

Hij draait zich om en loopt een stukje terug. We stoppen voor een andere kamerdeur.

"Kan je staan?" vraagt hij. "Het is maar voor heel even, ik help je wel."

Hij gaat wat door zijn knieën en laat me voorzichtig van zijn rug af glijden. Mijn voeten raken het tapijt van de hotelgang en ik ben verbaasd wanneer mijn benen hun stevigheid vinden en ik gewoon kan blijven staan.

"Het is oké," zeg ik.

Quinn gelooft niets van mijn woorden en pakt me vast bij mijn schouder met één van zijn handen. Een déjà-vu van de enge man herhaalt zich in mijn hoofd, waarna ik Quinn's hand gelijk van me af sla.

"S-sorry," stotter ik. "Die man - hij, h-hij deed hetzelfde."

Quinn's ogen staan volgeschreven met bezorgdheid wanneer hij knikt.

"Daar hoef je geen sorry voor te zeggen," mompelt hij. "Ik had je niet zomaar vast moeten pakken."

Mijn vingers spelen nerveus met mijn shirt. Meerdere rode bloedvlekken doordrenken de stof.

Quinn opent de deur van zijn kamer en maakt contact met mijn ogen voordat hij verder handelt.

"Mag ik je naar binnen helpen?" vraagt hij. "Zo niet is het ook goed, maar ik wil er zeker van zijn dat je niet valt."

Hij steekt twijfelend zijn hand naar me uit, welke ik meteen van hem aanneem. Ik vind het jammer dat ik zijn huid niet kan voelen nu mijn handpalmen bedekt zijn met gaas en verband.

"Ga je gang," moedig ik hem aan.

Hij lacht en helpt me vervolgens zijn kamer in. De deur trek ik achter me dicht.

"Dit loopt wel wat anders dan verwacht," grap ik. "Het is nog niet eens tien uur."

Mijn ogen gaan de tikkende secondewijzers van de klok boven het bed af, die aangeven dat het pas kwart over negen is.

"Dante -" begint Quinn, ernstig serieus. "Maak je geen zorgen, oké? We hebben het er een ander keer wel over."

Quinn begeleid me naar zijn bedrand. Wanneer ik zit laat hij mijn hand weer los en loopt hij naar zijn kast toe om er een schone set kleding uit te halen. Hij rommelt wat door een aantal lades heen.

"Maar ik wil niet meer wachten," geef ik toe. "We zijn hier nu, toch? Zo erg ben ik er niet aan toe. Ik wil het erover hebben."

Quinn overhandigt me een schoon wit shirt en een kort sportbroekje. Zijn kleding.

"Ik ook," zegt hij. "Maar niet op deze manier. Kom, laat me je helpen."

Hij trekt mijn gestreepte shirt over mijn hoofd heen alsof hij het elke dag doet en voor even ben ik me bewust van het feit dat ik eigenlijk ontzettend onzeker ben.

"Schaam je niet hoor," zegt hij, wanneer hij mijn ongemak opmerkt. "Je ziet er goed uit."

Ik trek zijn witte shirt zo snel als ik kan over mijn hoofd heen, ondanks zijn positieve opmerking over mijn lichaam.

Ik bedek liever mijn rollades in zijn bijzijn.

"Ik dacht dat we het er hier niet over zouden hebben," merk ik op.

Quinn grijnst, waarna hij zich omdraait zodat ik het sportbroekje aan kan doen. Het uitzicht op zijn rug is niet verkeerd. De zwaluw die zich op zijn schouderblad bevindt grijpt nog elke keer mijn aandacht.

"Niet hier nee," fluistert Quinn. "Maar wel ergens anders, als je durft?"

Ik wissel mijn ruime spijkerbroek om voor het broekje van Quinn zonder mijn schoenen uit te hoeven trekken.

"Hoe bedoel je?" vraag ik.

Ik weet niet wat hij van plan is - zijn stem klinkt vol ondeugd - maar ik ben wel meteen ontzettend benieuwd.

"Ik laat het je zien," zegt Quinn, die zich langs me heen beweegt zodat hij bij het laatje van zijn nachtkastje kan.

"Het is de perfecte plek."

Ik kan zijn potje met pilletjes horen rinkelen. Heeft hij nog steeds last van hoofdpijn?

"Hoofdpijn?" vraag ik verward, waarna hij een blauw supplement in zijn mond stopt en het zonder water of vloeistof doorslikt.

"Ja," antwoordt hij kortaf. Hij sluit de lade alsof er niets gebeurd is. "Maak je maar geen zorgen. Het is normaal. Ga je mee?"

Quinn loopt naar zijn balkondeuren toe en opent deze met de simpele draai van een sleutel. Ik sta op van het bed.

"Naar het balkon?" vraag ik argwanend. "Wat maakt die plek zo speciaal?"

"Niet gewoon het balkon," zegt Quinn. Hij wenkt me naar hem toe te komen en wijst omhoog. "Het dak."

Het dak?

Wanneer ik me bij hem voeg en de balkondeur achter ons sluit begin ik te twijfelen aan zijn logica. Ik zie alleen een balustrade en verder niets.

Quinn stapt soepel over het lage hekwerk heen en eindigt aan de andere kant op een schuin stuk donkerrode dakpannen. Als hij valt...

"Laat me je helpen," lacht Quinn. "Hier, pak mijn hand."

Ik kijk hem aan alsof hij gestoord is maar besluit hem te vertrouwen.

"Beloof je me dat we niet vallen?" vraag ik, toch wel bang voor wat er allemaal mis kan gaan.

"Ik zweer het," zegt Quinn. Hij grijnst. "Zolang er geen bananenschil ligt moet dit lukken."

"Daar houd ik je aan," waarschuw ik hem.

Hij lacht en telt af.

"Één, twéé, drie!"

Na de 'drie' plaats hij zijn handen onder mijn oksels en tilt hij me in één keer over het hekwerk heen. Mijn handen grijpen zo snel als ik kan naar de balkonreling wanneer mijn voeten het dak raken.

"Oké! Oké!" stotter ik angstig. "En e-en nu?"

"Springen en gaan zitten," antwoordt hij. "Net als ik."

Hij springt een klein stuk naar beneden toe, waar hij op een verhoogd stuk afdak kan gaan zitten. Ah, dus dat is zijn plan.

In een onhandig slakkentempo doe ik zijn handelingen na, waarna ik uiteindelijk naast hem op het afdak eindig. Onze benen bungelen over de rand heen, vredig naar beneden toe.

''Eindelijk,'' zegt Quinn.

Hij werkt zijn blik omhoog, naar de hemel boven hem. Het is een prachtig gezicht, nu de zon net ondergegaan is. Sterren twinkelen in aanwezigheid van de maan en bieden de straat beneden ons zijn schoonheid.

''Hoe vind je dit soort plekken?'' fluister ik. Ik ga volledig op in de rustige sfeer van de stad die ik voor me zie. ''Alsof je hier een zesde zintuig voor hebt.''

Quinn lacht om die opmerking.

''Ik heb een passie voor kunst,'' legt hij uit. ''Eigenlijk werkt het hetzelfde als bij fotografen. Die zoeken ook de mooiste plekken op om vast te leggen.''

''Alleen doen zij het met een camera en jij met een eenvoudig potlood en papier,'' merk ik op.

Quinn knikt.

''Die schets die ik je liet zien,'' begint hij. ''Het is deze straat, zie je?''

Wanneer ik terugdenk aan zijn prachtige tekening lijk ik het beeld inderdaad te kunnen herkennen.

''Wauw,'' mompel ik. De schets lijkt precies in vergelijking met de werkelijkheid. Hij heeft niets aan zijn verbeelding overgelaten. ''Je hebt echt talent, weet je dat.''

Voor even is het stil. Diep in gedachten verzonken dommel ik weg in een wereld van rust en sereenheid. De tjirpende vogels hebben plaatsgemaakt voor luidruchtige krekels en de zon voor een koele bries. Ik sluit mijn ogen.

''Hij heeft je flink te pakken gehad,'' fluistert Quinn. Zijn hete hand vindt mijn linker wang, waar hij zachtjes langs de huid van mijn kaak wrijft. ''Sommige mensen zijn zo wanhopig."

''Hij wilde geld," zeg ik. "Toen ik dacht dat ik van hem af was trok hij me terug. Ik ben nog nooit door iemand geslagen."

Quinn's vingers dalen af naar mijn schouder en vervolgens nog verder naar beneden, richting mijn onderrug. De sporen die hij achterlaat zetten de haartjes in mijn nek overeind.

"Mensen zoals hij zijn moeilijk te veranderen," zegt hij. "We kunnen er niets aan doen. De politie kennende hebben ze te weinig tijd."

Ik zucht, ergens best kwaad dat ik niets kan veranderen aan de situatie.

"Het was gewoon eng," fluister ik. "Ik hoop dat ik nooit meer zoiets meemaak."

Ik knijp mijn vingers tot vuisten. Quinn komt wat dichterbij, zodat hij zijn hand rustgevend op en neer kan laten bewegen langs mijn arm.

"Ik bescherm je wel," zegt hij, waarna ik meteen in lachen uitbarst.

"Dat is echt zo'n cliché!" gein ik. "Oh mijn god."

"Lo so." Een geinende blik siert zijn pupillen. "Al meen ik het wel. Ik schrok me dood toen ik van Blom hoorde dat Sander en Dook je gevonden hadden."

Eén van mijn handen daalt voorzichtig af naar Quinn's vrije hand, welke ik beetpak. Ik knijp zachtjes.

"Ik ben blij dat je er nu bent," fluister ik.

Hij laat mijn vingers met die van hem spelen. Hij gaat er net zo soepel in mee als ik.

"Waar zijn we überhaupt mee bezig?" merk ik op. "Moeten we het niet over veel belangrijkere dingen hebben?"

"Zoals het forum?" fluistert Quinn. "Ik dacht dat ik erg duidelijk was, namelijk."

We maken oogcontact. De nervositeit die ik voel in combinatie met de pure vlinders in mijn onderbuik nemen het van me over.

"Waarover?" vraag ik, bang dat de duizend dingen waar ik aan denk niet de juiste scenario's zijn.

"Provo dei sentimenti per te," zegt hij.

"En dat is?" vraag ik verlegen.

Quinn's vingertopjes trekken gedachteloos lijntjes bij mijn pols.

"Je bent leuk, Dante," fluistert hij. "Je laat me dingen voelen die ik al jaren niet gevoeld heb."

Mijn hart maakt een sprongetje van geluk.

"Echt?" fluister ik.

Hij knikt. Hij bijt in zijn onderlip.

"Sei bellissimo."

Zijn hand speelt met een verdwaalde krul die langs mijn voorhoofd wappert. Hij is zo'n mooie jongen, vanbinnen en vanbuiten, dat ik amper van hem weg kan kijken.

"Wat probeer je te zeggen?" mompel ik.

Hij plaatst zijn beide handen op mijn wangen, welke heet aanvoelen van zijn contact. Zijn gezicht is zo dichtbij dat ik de sproetjes rond zijn neus en wangen kan tellen. Het goud van zijn ogen sprankelt met wat magisch.

"Baciami," fluistert hij. "Ik laat het je zien."

Mijn handen zweten. Voor even heb ik het idee dat ik weer ga flippen, maar de kuiltjes in zijn wangen stellen me gerust.

"Sluit je ogen," fluistert hij. Zijn blik knippert een aantal keer omlaag naar mijn lippen. ''Luister naar je hartslag.''

Ik doe wat hij zegt, waarna ik één van zijn handen in mijn nek kan voelen branden. Zijn vingers wrijven mijn haren weg uit mijn gezicht. Voorzichtig en secuur.

"Relax, luce mia." Ze strelen langzaam langs mijn hals. "Niet schrikken."

Zijn heerlijke geur van vanille en typisch Quinn valt overal terug te vinden. Ik kan hem niet meer ontwijken. Niet nu we eindelijk eerlijk zijn tegen elkaar.

Hij plaatst mijn handen rond zijn middel en fluistert, zijn stem zo zacht als honing.

''Sono pazzo di te.''

Wanneer zijn lippen die van mij raken trekt een enorme schok aan energie door mijn lichaam heen. Ik heb nog nooit van mijn leven zo'n heftige emotie gevoeld als deze, zo lief en teder dat mijn hart er een slag van overslaat.

Zijn vingers strijken langs mijn wangen terwijl zijn lippen mijn mond aftasten. Ik weet mijn god niet wat ik moet doen, waar wat precies heen moet en hoe dit werkt, maar het maakt toch geen verschil.

Hij kust me zonder vooroordelen.

Hij kust me omdat hij het wil.

Hij kust me terwijl hij weet wat de consequenties zijn.

Hij opent zijn mond, waarna ik zijn tong tegen mijn lippen kan voelen drukken. Het kietelt, waardoor ik zacht begin te giechelen. Ik kan Quinn's mondhoeken ook voelen oprekken in een glimlach. Zijn handen kantelen mijn gezicht opzij, zodat hij me nog dieper kan kussen.

En god jezus allemachtig. Heilige makrelen is een understatement voor wat hij dan doet.

Voorzichtig open ik mijn mond, waarna zijn tong die van mij lijkt te vinden. De gevoelsbeleving die ik ervaar valt bijna niet te omschrijven. Heerlijk. Intiem. Zalig. Een klein beetje onhandig.

Mijn mond beweegt mee met die van hem. Het lijkt wel of ik zweef. Voor even heb ik écht het idee dat ik het snap. Geen twijfel mogelijk. Zijn lippen smaken bitterzoet.

Mijn handen druk ik vast in zijn rug terwijl ik hem fanatiek terugzoen. Probeer te zoenen.

Quinn lacht zachtjes wanneer hij zich terugtrekt en het moment ten einde komt. Beiden ademen we zwaar na van het magische gevoel.

"Wow," fluister ik, amper hoorbaar.

Ik open mijn ogen, zodat ik zijn reactie kan peilen. Quinn's dromerige glimlach werkt aanstekelijk.

"Zeg dat wel," antwoordt hij.

De adrenaline in mijn lichaam bezorgt me een euforisch gevoel. Ik voel me zo ontzettend verliefd.

"Als dat is wat baciami betekent mag je het elke seconde zeggen," lach ik.

Quinn's ogen glinsteren met onbesproken woorden.

"Als dat is wat je wil, dan zeg ik het elke dag." Zijn wangen zijn er roze van. "Dat was je eerste kus, of niet soms?"

Ik knik en plaats verlegen mijn handen voor mijn gezicht. Straks heb ik het verpest.

"Ik wist het al, door je reactie op het Forum," legt hij uit. "Maar je hoeft je nergens zorgen om te maken hoor. Dat was - bijzonder goed."

"Voor een eerste kus," voeg ik toe.

Hij schudt zijn hoofd heen en weer in een 'nee' en trekt mijn handen van mijn gezicht af, zodat hij me aan kan kijken.

Zijn vingertoppen strelen als betoverd langs mijn slapen.

"Verstop je niet voor me," fluistert hij. "Je bent prachtig."

Het goud van zijn ogen twinkelt op in het maanlicht als duizend kleine vuurvliegjes.

Niets hoeft verder gezegd te worden.

We kussen nog een keer.

En nog een keer.

En nog een keer.

Totdat de krekels stoppen met kraken.

Totdat de tijd het niet meer toelaat.

Totdat we allebei zeker weten dat dit echt is.

***

Het is gebeurd. Jeetje wat een bevalling van een hoofdstuk.

Vraag: Dook en Sander? Dus toch?

Vraag: Waarom denken jullie dat Dante er nu wel klaar voor was om Quinn te kussen? Zoveel blijft nog onbesproken.

X Claire

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top