🇮🇹Hoofdstuk 12 - Selfiesticks en Italiaans

Thema: Chasing cars - Snow Patrol

***

''TITUS VERKLAARDE IN 80 na Christus zo'n honderd dagen munera et venationes ter ere van de inwijding van het amfitheater. Dat waren honderd dagen gevuld met gevechten en jachtpartijen zoals mens tegen dier of dier tegen dier, maar ook mens tegen mens! De gladiatoren vochten vaak door tot de dood, tot het moment in 404 na Christus, toen monnik Telemachus -''

De woorden verlaten Blom's mond alsof ze ze van te voren al duizend keer opgezegd heeft. Ik probeer ze te volgen, aangezien ze ontzettend interessant zijn, maar de enorme omgeving van het theater om ons heen is zo overweldigend prachtig dat ik voor even gegrepen word door niets minder dan de schoonheid van de oudheid.

Een enorme ovaal van steen is waar we ons bevinden, de derde ring om precies te zijn. Deze geeft ons uitzicht op een enorm gangenstelsel onder ons waar, volgens Blom, vroeger de dieren doorheen liepen vlak voordat ze een gevecht ingestuurd werden. Het is simpelweg fascinerend.

De ovaal is opgebouwd uit drie verschillende lagen die elk uitkijken over het podium beneden, alle drie gemaakt van een soort stenen materiaal, travertijn uit Tivoli, als ik net goed geluisterd heb. Overal bevinden zich bogen, waar enorme inkepingen zorgen voor een prachtig uitzicht naar de triomfbogen buiten het bouwsel, opgelicht door een gloed warme gele kleuren afkomstig van de zon.

Het is allemaal zo groot dat de moed me in mijn schoenen zakt. Hoe ga ik de souvenirwinkel vinden waar Marthia is?

''Hey, Yous, hoe laat is het?'' fluister ik. Als ik te hard praat krijg ik de wind van voren van Blom.

Youssef werkt een vlugge blik op zijn telefoonscherm en stopt deze dan snel weer terug in zijn broekzak.

''Iets over half elf,'' fluistert hij terug. ''Hoezo?''

Ik bijt op mijn onderlip en zoek om me heen naar een teken van drukte. Iets van activiteit beneden ons. Een menigte dolle Marthia Alfonsi fans, als het even meezit. Over dertig minuten is ze weg.

''Nou,'' begin ik. ''Ik wilde eigenlijk nog even bij dat evenement gaan kijken."

''Dat wat?'' fluistert Youssef.

''Dat evenement met Marthia Alfonsi,'' herhaal ik. ''Je weet wel, die vrouw van de poster van gisteren?''

Ik zoek de enorme ovaal af naar hints van haar aanwezigheid, maar niets wijst erop dat ze er is. Het enige wat ik weet is dat we aan de westzijde van het colosseum binnengekomen zijn en dat daar niets aangegeven stond over een souvenirwinkel of het evenement. Misschien is ze toch niet zo razend bekend als ik dacht.

''Oh dat,'' zegt Youssef. ''Vanwaar die interesse? Dat duurde toch veel langer dan half elf?''

''Ja, maar -''

''Jongens, even opletten alsjeblieft.'' Meneer Vink sust ons dat we stiller moeten zijn.

Verdorie. Ik wil gewoon weten waar ik moet zijn.

Ik zet een stap opzij, de schaduw van één van de vele bogen in, en trek Youssef met me mee.

''Maar ik weet niet waar het is en het lijkt wel of alle docenten ons in de gaten houden,'' fluister ik opnieuw.

Youssef kijkt me niet aan wanneer hij tegen me praat. Hij weet dat zowel Jonker als Vink ons als gieren in de smiezen houden na ons dronken avontuur van gisteravond. Denken ze nu serieus dat ik en mijn vrienden iets van plan zijn? Er is hier potdorie niets!

''Zeg dat je naar de wc moest als iemand je tegenhoudt en ga op onderzoek uit,'' stelt Youssef voor. ''Quinn volgt je sowieso wel, toch? Dat zei je vanmorgen al. Dan hoef je ook niet bang te zijn dat je ons kwijtraakt.''

Ik knik en haal een hand langs mijn gezicht om er het zweet van mijn voorhoofd af te vegen.

Het is in de ochtendzon pas 20 graden, maar toch voelt de warmte aan als een soort sauna. Elk stukje schaduw wat er is wordt geroofd door de eerste de beste toerist alsof het goud waard is.

''Weet je het zeker?'' vraag ik, bang dat Quinn - na zijn confessie van vanmorgen - niet van plan is om achter deze zeventienjarige jongen waar hij niets van wil hebben aan te lopen als een soort bodyguard.

Ik ben nog steeds niet helemaal over zijn harde woorden heen.

''Ja, ga nu maar,'' zegt hij. ''En als het fout gaat loop je gewoon naar de ingang.''

''Echt? Denk je dat dat werkt?''

Nu kijkt Youssef me wél aan. Zijn blik zegt 'ga' terwijl hij het woord vormt met zijn lippen.

Wanneer Blom haar verhaal vordert - een saai stuk over de restoratie van het amfitheater - grijp ik mijn kans om weg te glippen. Tot mijn geluk passeert ons een enorme groep Aziatische toeristen. Yes! Verberg me achter jullie selfiesticks en kanten paraplu's alsjeblieft.

Het gaat me gemakkelijker af dan ik in eerste instantie gedacht had, vooral nu de wond op mijn knie al aan het helen is. Het is alleen nog een beetje gevoelig.

Voordat ik het weet bevind ik me op een trap die me een verdieping omlaag kan helpen. Gelukkig zijn er geen liften in de buurt.

Eerst zoek ik om me heen naar iets van een plattegrond, maar ik lijk nergens ook maar een spoor van enige richting te kunnen vinden.

Langzaam slenter ik de grote stenen tredes al af zonder dat ik er verder echt bij stilsta. Mijn kansen zijn op dit moment toch overal hetzelfde. Minimaal, met mijn slechte richtingsgevoel. Zelfs in de kleinste supermarkt raak ik mijn moeder nog kwijt.

Mijn voeten komen tot stilstand in de heerlijke koelte van een heilig stukje beschaduwde travertijn terwijl mijn pupillen de nieuwe omgeving afscannen naar iets van een plattegrond. Waarom is het niet gewoon net zoals in de H&M?

Een wit bordje, vastgehamerd op een afgebrokkelde marmeren pilaar, trekt mijn aandacht. Percorso di visita meen ik te kunnen lezen in dikgedrukte zwarte letters. Zou dat het zijn?

Ik zet met moeite een paar stappen dichterbij - sommige mensen moeten echt leren niet abrupt stil te gaan staan middenin een druk wandelpad - en bestudeer het plaatje wat zich boven de Italiaanse woorden bevindt. Ik moet mijn ogen tot kleine spleetjes knijpen om te kunnen zien wat er staat.

Meerdere andere Italiaanse woorden geven plekken in het colosseum aan met verschillende cijfertjes. Privato... Ufficio... Vigilanza... Ah! Libreria! Nummer drie!

Ik bekijk het nummer in de legenda van de plattegrond, opzoek naar de plek waar Marthia moet zijn, en vind al snel een geel gemarkeerde gang aan de zuidkant van het gebouw. Als ik het goed heb zit het op de tweede verdieping. Yes! Dan zit ik goed. Ik ben dus toch niet helemaal kansloos!

Nu ik mijn moed weer teruggevonden heb loop ik door. De heerlijke koelte van de beschaduwde plek laat ik achter me.

Ondertussen nemen de zenuwen toe. Wat als het de Marthia uit mijn vaders brieven niet is? Wat moet ik dan?

Mijn voeten lijken met elke stap zwaarder aan te voelen. Het kost me steeds meer moeite om vooruit te komen. De zon maakt me langzaamaan licht in mijn hoofd en de drukte bezorgt me een ongezonde hoeveelheid stress. Ik wil niet teleurgesteld worden.

Door alle commotie van vanmorgen heb ik amper wat door mijn keel kunnen krijgen. Iets waar ik nu spijt van heb. Ik kon alleen maar denken aan Quinn en zijn harde woorden van vanmorgen. En ik dacht nog zo dat hij en ik gisteravond een bijzonder moment gedeeld hadden.

Wanneer ik de route richting de libreria voortzet merk ik inderdaad dat het toch wat drukker aan het worden is. Overal om me heen lopen mensen met hetzelfde boek in hun handen: La autobiografía de Marthia Alfonsi.

Ik kan de menigte in het Italiaans met elkaar horen discussiëren. Dit moet het zijn denk ik, zoekend naar de ingang van de ontmoetingsplek.

Als ik de deuren van de souvenirwinkel dan eindelijk kan zien blaast een immens gevoel van hoop weer lucht mijn longen in. Ik kan mijn mondhoeken omhoog voelen trekken bij het beeld alleen al. Na al die tijd gewacht te hebben ga ik eindelijk de eerste stap zetten in het vinden van mijn vader. Na al die jaren van onduidelijkheid en zwijgen. Eerlijkheid.

De rij met mensen voor me is gelukkig niet zo lang, wat betekent dat de wachttijd binnen mijn 'wc-pauze' moet passen en ik na mijn ontmoeting gewoon weer de groep op kan gaan zoeken alsof ik niets gemist heb. Ha! Helemaal volgens plan.

''Waar ben je mee bezig?''

Een hand op mijn schouder zorgt er automatisch voor dat ik me omdraai. Het is een kort en contact. Quinn. Zoals verwacht.

''Huh, hoe heb je -''

''Je gevonden?'' maakt hij mijn zin af. ''Sorry, ik wil niet overkomen als een stalker.''

Zijn glimlach siert zijn lippen, maar het is maar voor even. Een serieuze gezichtsuitdrukking verbijt de speelsheid alsof hij een andere persoonlijkheid aanneemt.

''Mijn va- eh, meneer Smeets wilde dat ik een oogje in het zeil hield,'' legt hij uit. ''Na gisteravond.''

''Gisteravond?'' vraag ik, alsof ik geen idee heb waar hij het over heeft.

''Jij en je vrienden. Jullie hebben alcohol op gisteren,'' zegt hij.

Ik rol met mijn ogen en ontken zijn beschuldiging.

''Daar kan ik me anders niets bij herinneren,'' beken ik. Dit keer zijn het mijn mondhoeken die omhoog vouwen.

''Ik weet dat je liegt, maar oké dan, het maakt voor nu toch niets uit, daarom volgde ik je niet,'' zegt hij. ''Dus terug naar mijn eerdere vraag: waar ben je mee bezig?''

Ik denk aan Youssef's leugen.

''Wc,'' zeg ik vlug. Ik ben niet bepaald een goede leugenaar. ''Ik eh, ik zoek naar de wc's.''

Quinn's blik staat volgeschreven met ongeloof wanneer hij één van zijn wenkbrauwen omhoog trekt uit argwaan.

''Aha,'' zegt hij. ''Leg me dan eens uit waarom je in deze rij bent gaan staan?''

Ik bijt op mijn onderlip en kijk van hem weg. Het goud van zijn ogen breekt zo door mijn muur van leugens heen.

''Dit is toch de rij van de wc's?'' vraag ik. ''Of niet?''

Quinn lacht.

''Zo'n lange rij voor het mannentoilet?'' merkt hij op. ''Ik had je slimmer ingeschat, Dante. Waarom vertel je me niet gewoon waarom je hier écht bent?''

Ik zucht, wetende dat dit heel erg moeilijk gaat worden om uit te leggen.

''Ik - er is een Italiaanse auteur hier die ik graag wil ontmoeten,'' zeg ik. Dat is niet eens een echte leugen. ''Ik ben fan van haar boek.''

''Goh, wat een toeval,'' zegt hij, absoluut niet overtuigd. ''Welke auteur?''

Shit. Hoe bluf ik mezelf hier nu weer uit?

''Marthia Alfonsi,'' zeg ik. ''Ze is hier om haar debuut te promoten.''

Ik wijs Quinn op de poster van het evenement die in de etalage van de winkel opgehangen is.

''Haar Italiaanse debuut?'' vraagt hij, waarbij hij de nadruk legt op het woord Italiaanse. ''Ik wist niet dat je de taal sprak. Mi sta mentendo, Dante?''

De woorden verlaten zijn lippen alsof hij al jaren vloeiend Italiaans spreekt. Die zag ik niet aankomen.

''Sì,'' Antwoord ik. ''O sole mio. Bella notte - eh, Prima donna?''

De hysterische lach die volgt vertelt me dat ik mezelf nu officieel verraden heb.

''Je geeft gewoon toe dat je tegen me liegt!'' lacht Quinn.

Zijn beschuldiging trekt het rood in mijn wangen naar boven toe. Fijn, nu krijg ik het alleen nog maar warmer.

''Mi sta mentendo. Het betekent 'lieg je tegen me','' legt hij uit. ''Serieus Dant, waarom ben je niet gewoon eerlijk?''

''Ik ben eerlijk!'' ga ik tegen hem in. ''Ik ken haar, echt!''

''En toch lieg je tegen me?'' merkt hij op. ''Je weet dat je me kan vertrouwen. Wat probeer je te verbergen?''

''Niets,'' mompel ik. ''Echt waar, het is niets.''

Het is alles wat me al mijn hele leven bezighoudt.

''Mi dica la verità,'' zegt hij. ''De waarheid. Nu.''

Ik sla geërgerd mijn armen over elkaar heen. Zo gemakkelijk krijgt hij me niet aan het praten.

''Welke waarheid?'' vraag ik. ''Ik zeg toch dat het niets is.''

''Dan vind je het vast niet erg om terug te gaan,'' zegt hij. ''Kom. Weg hier.''

Zijn hand reikt naar mijn onderarm, maar ik ben sneller dan hem en zet een stap opzij.

''Nee!'' zeg ik vlug. ''We zijn er nu toch al. Dan kunnen we net zo goed nog even wachten.''

''Zie je! Er is dus toch wat!'' meent hij. ''Waarom wil je haar zo graag spreken? Kom op, wat het ook is, ik luister naar je.''

Vanuit mijn ooghoek kan ik merken dat de rij steeds korter wordt. Ik kan niet opgeven nu.

''Je lijkt in tweestrijd met jezelf,'' merkt Quinn op. ''Wat is er aan de hand?''

Zijn confronterende serieuze toon verdwijnt en verandert in de stem waar ik het meeste van houd: die van een zorgzame jongen, niets anders dan jaren geleden.

Hoe kan ik hem in vertrouwen nemen als ik weet wat hij vanavond tegen me gaat zeggen? Hoe kan ik hem op zijn woord geloven?

''Hoe - hoe weet ik zeker dat ik je kan vertrouwen?'' Ik richt mijn blik omlaag, naar de vloer van travertijn onder ons en laat mijn vingers zenuwachtig met elkaar spelen.

Hij vestigt zijn rechterhand op mijn schouderblad.

''Omdat ik zweer dat dit tussen ons blijft,'' zegt hij. ''Ik meen het Dante. Als het zo serieus is dat je het niet wil zeggen moet je me op mijn woord geloven.''

Ik twijfel.

''Oké dan, maar op één voorwaarde,'' zeg ik. Ik maak oogcontact. ''Beloof me dat je het aan niemand vertelt.''

Zijn vingers masseren mijn schouderblad. Hij lijkt zelf ook in tweestrijd te zijn met zichzelf.

''Ik beloof het,'' zegt hij, na kort nagedacht te hebben.

Quinn lost de greep op mijn schouder en wacht mijn antwoord af. Hij moet het zweren.

''Zweer het,'' zeg ik. ''Hier, pinkyzweer.''

Ik houd mijn pink naar hem op, bloedserieus.

''Oké oké!'' lacht hij. ''Man, dit brengt me terug naar mijn jeugd.''

Hij draait zijn pink om die van mij heen, waarna we opnieuw oogcontact maken, klaar om een serieuze belofte af te leggen.

''Ik zweer dat ik de waarheid zal vertellen,'' zeg ik, wachtend op zijn woorden. Nu is hij aan de beurt.

''Ik zweer dat ik aan niemand wat zal vertellen,'' zegt hij. ''En dat je me altijd kan vertrouwen.''

Voor even denk ik dat ik zijn blik van gisteren weer terug kan zien in zijn ogen - die van pure voldoening, waar mijn vader in zijn laatste brief over geschreven had, maar na vanmorgen kan ik nergens meer zeker van zijn.

Ik knik, tevreden met zijn belofte.

''Dan verklaar ik deze afspraak hierbij als geldig,'' zeg ik.

Ons contact verbreekt, waardoor zijn warmte me gelijk verlaat. Ergens vind ik het jammer, maar aan de andere kant ben ik blij. Des te sneller ik het zeg, des te eerder ik van dit geheim af ben. Nou ja, deels.

''Dus, wat wilde je me vertellen?'' vraagt hij.

Het kost me veel moeite om mijn zoektocht bloot te leggen, maar nu hij gezworen heeft niets door te vertellen heb ik het idee dat ik hem écht kan vertrouwen.

''Marthia kent mijn vader,'' zeg ik. ''Dat - dat denk ik.''

Na die bekentenis is het even stil. Quinn's lippen mompelen een 'o'. Dat had hij niet verwacht.

''Het kan zijn dat ik je verkeerd begrijp, dus zeg het als ik het fout heb,'' begint hij. ''Maar zeg je nu eigenlijk dat je je vader wil zoeken?''

Zijn vraag verbaast me niets. Ik wist van tevoren al dat hij dat vroeger of later zelf uit zou vogelen.

''Nou,'' lieg ik. ''Ik hoopte eigenlijk alleen op een foto, maar -''

Ik maak mijn zin niet af. Ik heb gezworen de waarheid te vertellen. Als ik nu lieg spreek ik onze belofte tegen.

Quinn knikt. Ik kan aan de frons op zijn gezicht zien dat hij ergens diep over na aan het denken is.

''Waarom alleen een foto?'' vraagt hij. ''Misschien weet ze wel waar hij is. Die kans kan je toch niet aan je voobij laten gaan?''

Huh? Stelt hij nu zelf voor om mijn vader te gaan zoeken?

''Ik denk niet dat de leiding dat zo leuk vind,'' geef ik toe. ''Daarom kan je ook niets doorvertellen! Ik meen het, als ze erachter komen dat ik hier mee bezig ben houden ze me sowieso tegen.''

''Rustig! Ik zeg niets,'' zegt hij meteen. ''Pinkyzweer, weet je nog?''

Zijn woorden stellen me gerust. Hij neemt me serieus.

''Waarom denk je dat Marthia een foto van hem heeft?'' vraagt hij. ''Is het familie? Een zus of een nicht?''

''Eerder een kennis,'' beken ik. De brieven laat ik achterwegen. ''Het is het enige wat ik weet. Als het goed is heeft mijn vader in haar boekwinkel gewerkt toen hij jonger was. Ik was nog maar acht maanden oud.''

Quinn is er stil van.

''Ik kan het me bijna niet voorstellen, weet je dat?'' zegt hij. ''Een kind van acht maanden zonder vader. Dat kan gewoon niet gezond zijn.''

Daar ben ik het zeker mee eens. Het is één van de vele dingen die ik wil kunnen begrijpen. Eén van die vraagstukken die ik alleen maar beantwoord kan krijgen als ik mijn vader gevonden heb. Mijn moeder zal nooit praten.

''Ik herinner me er heel weinig van,'' zeg ik. ''Ik weet ook niet of hij me ooit nog gezien heeft toen ik in Nederland was. Mijn moeder - ze laat er niets over los.''

Quinn vestigt zijn hand op mijn rechter schouderblad en knijpt er kort in.

''Wanneer je hem vindt kan je het aan hem vragen,'' zegt hij. ''Dat verdien je gewoon. Je verdient de antwoorden op de vragen die je hebt. Je kan niet heel je leven zonder, dan word je gek. Niemand zou dat kunnen.''

Een eenzaam gevoel raakt me vanbinnen op een plek waar ik het niet weg kan halen. Het is een plek waar ik niet bij kan komen, veel te vol met onbeantwoorde vragen.

''Ik -''

''Ciao, come stai?''

Een Italiaanse stem onderbreekt ons gesprek. Wanneer ik me omdraai zie ik dat we bij de signeertafel aangekomen zijn.

''Ragazzi?''

De vrouw die zich achter de tafel bevindt lijkt een exacte kopie te zijn van de vrouw op de poster. Dik donkerzwart haar. Felrode lippen. Jonge gelaatstrekken. Marthia Alfonsi!

''Eh - s-sorry,'' stotter ik. Ik heb geen idee wat ik moet zeggen. Alsof ik de juiste woorden gewoon niet kan vinden.

''Spiacente, Marthia,'' zegt Quinn. ''Lieto di conoscerla!''

Ik had er nog niet eens over nagedacht dat Quinn het woord kon nemen. Ik vraag me af waar hij geleerd heeft zo goed Italiaans te praten.

''Wat wil je aan haar vragen?'' fluistert Quinn.

Marthia's vriendelijke ogen staren ons aan alsof we twee aliëns zijn. Als we niet snel met wat komen houden we de rest van de rij achter ons op.

''Uhh -''

Mijn stem lijkt wel spontaan bevroren te zijn. Dit is ongemakkelijker dan ik het me voorgesteld had.

''Ik leg het wel uit,'' zegt Quinn. ''Questa è -''

''Nederlanders?''

Haar stem verandert binnen seconden van toon. Ze praat met een accent, dat weet ik zeker, maar mijn oren liegen er niet om: ze sprak Nederlands.

''Ja, dat klopt,'' zeg ik. ''Sorry, dat we zo vreemd doen, um, ik ben Dante Scordato. Ik denk niet dat u mij kent, maar -''

''Scordato?!'' zegt ze verbaasd. ''Van Antonio? Toni Scordato? Ma come? Non avrei mai creduto che un giorno -''

Wanneer ze de naam van mijn vader zegt kan ik van blijdschap zo de lucht in springen. Ze kent hem! Ze kent mijn vader!

''Ja! Antonio Scrodato! Dat is mijn vader!'' zeg ik enthousiast.

''Dat zie ik lieverd.'' Marthia staat zelfs op uit haar stoel zodat ze me een hand kan geven. Wat een bizarre situatie. ''Je hebt zijn ogen, ongetwijfeld.''

Ik schud vriendelijk haar hand. Quinn doet hetzelfde.

''Hoe gaat het met hem? Jeetje, wat lijk je op hem,'' zegt ze ''Ik had nooit gedacht jou ooit te mogen ontmoeten. Wat brengt je hier?''

Ze kent mijn vader. Ze weet wie hij is. Ze kent zijn naam. Haar vele vragen maken het lastig voor me om te antwoorden.

''Ik - sorry. Ik weet niet hoe het met hem gaat,'' beken ik.

Marthia's vrolijke gezichtsuitdrukking verlaat gelijk haar lichaam wanneer ik dat beken.

''Is hij - overleden?'' vraagt ze, duidelijk teleurgesteld.

''Nee! Nee! Eh, eigenlijk weet ik het niet. Ik heb hem nooit gekend,'' zeg ik. ''Daarom ben ik hier. Ik - ik zoek hem.''

Marthia lijkt snel bijgekomen te zijn van haar korte schrik. Medelijden omrandt de lichte bruine kleur van haar ogen.

''Ach, schat, dat spijt me voor je,'' zegt ze. ''Ik dacht dat hij teruggegaan was naar Nederland, eigenlijk. Dat is zo'n beetje het laatste wat hij mij verteld heeft, ruim zestien jaar terug.''

Ik slik een brok teleurstelling in wanneer ze dat zegt.

''Klopt het dat hij bij jou in een boekwinkel werkte?'' vraag ik. ''Het is het enige wat ik van hem weet. Mijn moeder - we praten er thuis niet over.''

Marthia lijkt even na te moeten denken voordat ze weer wat zegt. Haar blik blijft kort even rusten op de menigte achter ons. Ik kan aan hun onrustige stemmen horen dat ze hun geduld aan het verliezen zijn.

''In 2002 moet dat geweest zijn ja,'' zegt ze. ''We waren destijds collega's, net afgestuurd in economie. In ons tussenjaar werkten we samen in deze boekwinkel. Wat vreemd dat hij nooit terug naar Nederland gegaan is.''

Ik probeer zoveel mogelijk informatie tot me te nemen, maar het is ontzettend lastig om alles wat ze zegt te onthouden. Ik leer ineens zoveel nieuwe dingen over mijn vader dat het overweldigend kan zijn.

''Weet je misschien waar hij nu is?'' vraag ik, aardig hoopvol. Ik denk het niet, als ze zegt dat ze hem al zoveel jaren niet gezien heeft.

''Nee sorry,'' zegt ze spijtig. ''Ik weet dat hij destijds terug wilde naar Nederland omdat hij daar een kind had, jij natuurlijk, maar na de zomer van 2002 heb ik hem nooit meer gezien of gesproken. Zijn vader was overleden, vlak ervoor, moet je weten. Hij was er kapot van.''

''En zijn adres en telefoonnummer?'' vraagt Quinn. ''Hij heeft nooit opnieuw contact met je opgenomen?''

''Jammer genoeg niet,'' zegt ze. ''Als hij niet zo verliefd geweest zou zijn op Elizabeth had ik het wel geweten met hem. Natuurlijk waren we gewoon vrienden, maar hij vertelde niet veel over zijn leven. Hij leefde echt in het heden, die man. Hij moest niets hebben van de toekomst.''

Ik druk mijn handen vast in mijn shirt, bang dat Marthia ons ook niet verder kan helpen.

''En een foto?'' vraag ik optimistisch. ''Heb je toevallig nog een foto van hem?''

Daar lijkt Marthia van te moeten schrikken.

''Heb je er geen?'' vraagt ze aan me. ''Jeetje, wat erg! Welke moeder doet haar kind dat aan?''

Mijn moeder denk ik, vol afgunst.

''Ik denk dat ik je teleur moet stellen, Dante.'' zegt Marthia. ''Het spijt me ontzettend, maar als ik al foto's had, dan liggen ze vast ergens in een oude doos op mijn zolderkamer in Milaan.''

Ik onderdruk de neiging om mijn tranen te laten vallen. Ze was mijn enige hoop op een nieuwe hint. Een tweede stap richting het vinden van mijn vader.

''Ik kan je wel een bericht sturen als ik wat vind,'' zegt ze. ''Heb je een telefoonnummer?''

Shit! Mijn mobiel ligt op mijn bed in het hotel en ik ken mijn nummer niet uit mijn hoofd.

''Dit klinkt heel stom, maar ik heb mijn mobiel niet mee en ik ken mijn nummer niet uit -''

''Hier -'' onderbreekt Quinn mijn woordenstroom.

Hij heeft in de tussentijd zijn portemonnee er al bijgepakt. Hij haalt er een kaartje uit en overhandigt het aan Marthia. Ze leest de tekst en stopt het weg in het borstzakje van haar colbert.

''Accademia di Belle Arti di Firenze,'' merkt ze op. ''Jij bent een lokale Fiorentino?''

Ze wisselt blikken uit tussen mij en Quinn. Accademia di Belle Arti? Lokale Fiorentino?

''Zijn jullie familie van elkaar? Kennissen?'' vraagt ze. ''Partners? Je weet maar nooit.''

Dat laatste zorgt er meteen voor dat mijn gezicht rood aanloopt.

''Nee! Nee,'' zegt Quinn meteen. ''Gewoon vrienden. Dante verblijft tijdens zijn reis bij mij. We kennen elkaar al heel lang.''

Quinn Smeets en liegen? Hier klopt iets niet helemaal.

Marthia lacht hem lief toe.

''Altijd leuk,'' zegt ze. ''Maar ik moet opschieten jongens, het spijt me echt. Ik zal contact opnemen zodra ik iets weet.''

Marthia neemt weer plaats in haar stoel. De Italianen die achter ons in de rij staan beginnen gelijk opnieuw gespannen te babbelen. Die hebben ook geen geduld zeg.

''Dank je Marthia,'' zeg ik. ''Echt. Het betekent veel voor me.''

Marthia knikt.

''Doe je vader de groetjes wanneer je hem vindt,'' zegt ze. ''En succes met jullie reis.''

''Grazie Marthia en jij nog succes met je debuut,'' zegt Quinn vriendelijk, waarna we plaatsmaken voor de volgende Alfonsi fans.

Wanneer we weglopen werkt Marthia ons nog een sympathieke zwaai toe. Dat ging sneller dan gedacht.

''Dat is balen,'' zegt Quinn.

Ik probeer de juiste woorden voor het gesprek te vinden, maar ze zijn er gewoon niet.

''Ik - ik weet niet zo goed wat ik moet,'' beken ik hulpeloos.

Ik kan de kracht niet vinden om achter hem aan te lopen. Het voelt allemaal zo onecht. Zo vreemd.

''Marthia stuurt vast een bericht wanneer ze wat weet,'' zegt Quinn. ''Maar voor nu moeten we terug naar de groep, oké?''

Ik knik en loop achter hem aan. Er zijn zoveel dingen die ik op dit moment moet verwerken - mijn vader studeerde economie? Hij was weldegelijk verliefd op mijn moeder? - maar er is gewoonweg geen tijd. En dan die rare leugens die Quinn vertelde.

''Waarom loog je tegen Marthia?'' vraag ik. ''Dat ik bij je verbleef tijdens deze reis? Waarom vertelde je haar niet gewoon dat we -''

''Zie het als een waarheid voor een waarheid,'' onderbreekt Quinn mijn vraag.

De drukte van de boekwinkel om ons heen lijkt te vervagen. Ik kan me alleen nog maar richten op hém. Ik begrijp niet wat hij bedoelt.

''Ik studeer geen kunstgeschiedenis in Nederland,'' bekent hij. ''Ik studeer kunst in Florence.''

***

O K A Y hoor ik jullie denken! Ja. Dat is nogal een plottwistje. Ik bouw er al een tijdje op vooruit, maar deze mocht er nu dan eindelijk uit! :)

Vraag: Wat denken jullie dat Quinn bedoelt met 'een waarheid voor waarheid'?

Vraag: Dante leert ineens veel meer over zijn vader. Hij heeft inderdaad dezelfde ogen en 'een man die in het heden leeft?' Vinden jullie het bij Dante passen?

x Claire

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top