No Life Without Music~S

Dit is een fanfictie van "De kleine zeemeermin 3 - Ariël, hoe het begon".

Ik zwem zo ver mogelijk van het kasteel vandaan. Als ik achterom kijk kan ik het kasteel en alle zeewezens nauwelijks meer zien. Nog een klein beetje verder... Voor me zie ik het veld al dat helemaal dicht gegroeid is met zeewier en andere zee planten. Ik zwem verder tot ik echt ver genoeg ben. Ik ga tussen het zeewier zitten en ik kijk toch nog een laatste keer nerveus om me heen. Het is stil en er is niemand te zien, zelfs geen kleine visjes die de ver boven me aan oppervlakte zwemmen, dus besluit ik dat het veilig is. Ik haal diep adem en begin met zingen. Lange, hoge noten klinken door het zeewier.
Ik hou van zingen, het is mijn leven. Waarom heeft koning Triton het nou verboden? Nou ja, ik snap het op zich wel dat hij het niet aankon nadat koningin Athena overleden was, maar alsnog is het het ergste dat hij kon doen.
Doordat ik zo in mijn gedachte verzonken was terwijl ik zong zag ik te laat dat er iemand aan kwam. Abrupt stop ik met zingen maar ik wist al dat ik te laat was. Mijn hart klopt als een gek in mijn borstkas. Ik duik naar beneden en verschuil me in het zachtjes bewegende zeewier.
Als ze me vinden ga ik zeker weten de kerkers in.
Het is niet de eerste keer dat ik betrapt ben terwijl ik muziek maakte. De eerst keer werd ik betrapt toen ik op mijn fluit speelde maar ik kwam er met een waarschuwing van af, al hebben ze wel mijn fluit in beslag genomen. Dat kwam omdat mijn vader, Jonathan Benjamin Chalidow, ze omgepraat had. Hij is bevriend met koning Triton en heeft mij zo gered. Ik ben het hem daar zo dankbaar voor en ik had hem belooft beter op te passen, want ik kon hem niet beloven dat ik nooit meer muziek zo maken, dat was gewoon onmogelijk en hij begreep dat. Dit keer is mijn vader er niet bij en zullen ze me er niet met een waarschuwing van af laten komen.
Het is heel stil. Het enige wat ik kan horen is het water dat beweegt door de bewegingen van de zwaardvissen die steeds dichterbij komen. Dan schrik ik me dood van een harde lage stem die me doet rillen.
'Juliëtte Victoria Eleonore Chalidow! Laat jezelf zien!' Ik heb nu echt geen keus meer. Voorzichtig kom ik omhoog en zie ik de twee zwaardvissen, hun lange uitstekende neus niet ver van mijn gezicht vandaan, waardoor ik schrik en achteruitdeins.
'Je hebt je kans gehad en je zult nu de kerkers in gaan voor het maken van muziek!' Ze sluiten me in en dwingen me mee te lopen.
Ik zei de hele tijd niets, ik wist niet wat. Het was nu voorbij. Ik zal nooit meer vrij zijn, nooit meer mijn familie kunnen omhelzen en ik kan natuurlijk nooit meer muziek maken. Bij de gedachte daaraan viel er een traan naar beneden.
Als we bij het kasteel aan komen beginnen de tranen pas echt te lopen en ben ik instaat te schreeuwen.
'Nee! Nee doe me dit alsjeblieft niet aan! Nee!' Ik probeer weg te komen maar telkens als ik te dichtbij kom, prikt een van de zwaardvissen me ik mijn zij of mijn staart.
'Wéér een?' klinkt er door de gangen van het kasteel. Ik draai me om en zie Sebastiaan de krab naar ons toe lopen.
'Sebastiaan help me alsjeblieft!' Wat een verrader! Zelf zit hij ook bij de muziekclub maar hij laat iedereen zitten door ze in de kerker te gooien, lafaard! Hij doet het natuurlijk uit naam van koning Triton maar dat maakt het niet minder erg! Ik kijk hem vol afschuw aan maar hij kijkt niet terug. Hij knikt in de richting van donkere gang en loopt weg.
'Nee! Nee! Nee!' roep ik. De zwaardvissen duwen me in de richting van de gang. Ik moet wel mee lopen.
We komen langs andere cellen waar ik verschillende zeewezens in zie zitten. We lopen langs een zeester die me nauwlettend in de gaten houdt. Ik krijg er de kriebels van. Daarna komen we langs een zeemeermin die zachtjes een liedje neuriet.
'Klep houden jij!' schreeuwt de zwaardvis rechts van me en slaat met zijn staart tegen de tralies aan. Als we dan eindelijk bij mijn tralies aangekomen zijn probeer ik het nog een laatste keer.
'Alsjeblieft! Doe me dit niet aan!' Ik ben nog steeds aan het huilen.
'Doe geen moeite,' hoor ik iemand in degene in de cel tegenover me zeggen. 'Ze luisteren toch niet.' Het is een rog die eruitziet alsof hij hier al een tijdje vast zit.
De zwaardvissen duwen me de cel in, doen hem op slot en verdwijnen. Ik duik in elkaar op de grond en de tranen blijven stromen. Dat was het dan. Ik heb de belofte aan mijn vader verbroken.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top