Our Jay?

"Kan je je mond eens houden, Jay?" "Nee!" "Hij ontsnapt. Hou hem tegen!" "Ja, baas." "Ik heb jullie al duizend keer verteld, noem me niet zo." Is dat Jay? Onze Jay? Hij is in gevaar? "Oh nee! Oh nee! Oh nee!" Iedereen kijkt verward. "Wat is er?" Ik stap mijn bed uit. "Jay...!" Marcel komt voor mij staan en houd mij vast bij mijn schouders. "Catharina, adem in en uit." Ik adem in en uit en herhaal het. "Jay is in gevaar. Hij leeft nog maar, niet voor lang." "Heeft iemand hier enig idee van waar hij woont?" We kijken elkaar aan en schudden onze hoofden. "Niemand hier weet waar hij leeft?" "Jep." Elliott kijkt even rond. "Blijkbaar niet." "We moeten hem vinden!" "Hou hem toch tegen!" "Jay, staan blijven." "Nee." "JAY!" "La~la~la~la." Muziek haald mij uit mijn droomwereld. "Wat is dat?" "Oh, dat. Dat is mijn gsm." Hij pakt zijn gsm, kijkt op het scherm en steekt het terug in zijn broekzak. "Ik moet weg jongens. Ik zie jullie straks wel." Zonder op een antwoord te wachten van ons stapt Elliott de kamer uit. "Wat was er met hem?" "Geen idee." Jason haalt zijn schouders omhoog. "Ik kan ook zijn adress opzoeken." Iedereen hun aandacht is nu gericht op Ian. "En hoe ben jij van plan om dat te doen...?" "Je zal wel zien." De dokter kwam weer binnen en deed nog een paar check-up testen. "Je mag naar huis. Je kleren liggen in de kast. Als er iets gebeurt bel ons dan meteen." Ian en ik knikken. De dokter gaat naar de kamer links van mij en ik haal mijn kleren uit de kast. Ik kuch even. "Hallo? Meisje hier gaat omkleden." Lizzy duwt iedereen de kamer uit en sloot de deur achter haar. Ik kleed me aan, plooi het ziekenhuispijama en leg het op bed. Ik open de deur en sluit het terug achter mij. "Ik ben er." "Laat me los!" "Je zult het doen, Jay. Of je het nu wilt of niet." "We moeten ons haasten." We gaan allemaal naar buiten, stappen Ian zijn jeep in en rijden naar het politiebureau. Ian en ik stappen de auto uit. Eenmaal binnen worden we al meteen tegen gehouden. "En wat zijn jullie van plan?" "Niks, hoor, agent Carron." "Ik ben iets vergeten op vaders bureau, zo..." "Agent Carron, we hebben een code geel." Hij knikt. "Ik hou jullie op jullie woord." Hij en een paar andere agenten gaan naar buiten en wij gaan oom zijn bureau in. "Ben je zeker dat dit wel zo'n goed idee is? Je weet toch dat we betrapt kunnen worden en hier voor straf kunnen krijgen, hé?" Ian knikt. "Geen zorgen. Ik doe dit wel vaker en ik ben nog nooit betrapt geweest." "Je doet dit wel vaker?" "Wel, ja...?" Tja, wat had ik nou verwacht? Als Ian oom zijn gesprekken kan afluisteren, kan hij ook in oom zijn naam op zijn pc adressen opzoeken. Ik sta op de uitkijk. "Wat was zijn achternaam alweer?" "Jay Gold, waarom?" Hij tikt Jay zijn volledige naam en we wachten op het resultaat. "Kijk maar." Ian draait het computerscherm naar mij toe. "Wie is dat?" "Zijn vader." "Heb jij het adress?" Ian knikt. Hij schrijft het adress op en doet de pc af. "Hou hem stil!" "Dat probeer ik!" We wandelen het politiebureau uit. "Tot de volgende keer, agent Carron." We stappen de jeep in. "Gelukt?" "Hebben jullie zijn adress?" Ian haalt het papiertje, met het adress erop, naar boven. "Natuurlijk." Ik neem het papiertje over en type het adress in de GPS. "Hart Laan, huisnummer 30." Telkens als ik iets lees, lees ik het altijd luid op. Het is een soort van een gewoonte geworden. "Nu, Jay. NU!" De GPS leid ons naar onze bestemming. Ian parkeerd de jeep en wij stappen allemaal uit. Marcel, Rayen, Rayes en ik gaan eerst naar binnen, daarna Lizzy en dan Ian en Grey. De rest van mijn vrienden kwamen niet mee. Ze wilden wel maar, het is te gevaarlijk voor hun. "Hallo?" "Iemand thuis?" Niemand antwoord. We splitsen ons op in groepjes. "Succes." Iedereen knikt. Marcel en Rayen doorzoeken de bovenverdieping. Ian, Lizzy en Rayes de gelijkvloers en Grey en ik de kelder. We dalen steeds verder en verder naar beneden. Grey en ik schijnen met onze gsm's voor ons zodat we kunnen zien waar we stappen. Het was zo stil, dat je een speld zou kunnen horen vallen. "HOU JE KOP!" Was zo stil dat je een speld zou kunnen horen vallen. Ik schrik even van het plotse geluid. "Heb je dat gehoord?" Geen antwoord. Ik draai me om en zie dat Grey verdwenen is. Waar kan hij gebleven zijn? "Grey?" Ik kijk haastig rond me. "GREY!" Ik hou mijn handen voor mijn mond. Hopelijk hebben ze me niet gehoord. Uiteindelijk houden de trappen op. Ik open deur op een kier en kijk naar binnen. "MHMM!" Boven de persoon hangt er gloeilamp. Het schijnt net genoeg voor mij om te zien dat de persoon Grey is. Hij zit vastgebonden aan een stoel en zijn mond is getapet. "Grey?" Ik open de deur. "MHM MHM MHM MHM MHM MHM!" Hij probeert mij iets te vertellen. Ik vraag me af wat. Ik ren naar hem toe. "Ja, wacht even. Ik zal het er even afhalen." Ik haal de tape van zijn mond af. "CATHARINA, HET IS EEN VAL! REN!" Ik draai me om en ren naar de deur maar, ze gaat niet open. Het wordt tegengehouden door een onbekende man. Ik stap naar achteren totdat ik struikel over mijn eigen voeten. Dat moest mij nu juist overkomen, op een moment zoals dit. "Waar is Jay? Wat heb je met hem gedaan?" Hij zegt niks en doet het licht aan zodat we de hele kamer en de mensen erin zien. Links van ons zit Jay vastgebonden. Naast hem staan er twee gespierde mannen, ze lijken net op bodyguards. Voor hun staat er een man, in de veertig à vijftig en lijkt op Jay. Net een oudere versie van hem. "Wie zijn dit, Jay?" Zijn ogen blijven op ons gericht. "Ze zijn mijn vrienden, vader." Wacht... Zei Jay nu vader? Dat is zijn vader?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top