Cassette 4: Kant A
Je kwam te vroeg, veel te vroeg. Je had niet mogen komen die dag, op 28 april, maar je was er wel. Ongewenst, onaangekondigd, onuitgenodigd. Toen je binnenkwam, was iedereen in shock. Niemand wist voor wie je kwam. Stiekem hoopten we dat je de verkeerde kamer had, de verkeerde gang, misschien wel het verkeerde gebouw, ook al wisten we dat dat niet het geval was. Jij wist precies waar en bij wie je moest zijn.
Mijn vrouw had het eerder in de gaten dan ieder ander voor wie je kwam. Je kwam niet voor mij, voor haar of een van de dokters. Nee, je kwam voor Anna. Onze kleine Anna. Zij huilde niet, maar wij wel.
Je kwam langzaam dichterbij om Anna op te pakken uit de armen van mijn huilende vrouw. Ze wilde Anna niet loslaten, maar een keus kreeg ze niet. Jij zei niets. Je keek alleen maar. Waarom zei je niets? Waarom Anna? Waar ging je met haar naartoe? Onze kleine Anna?
Jij had Anna in je armen, beschermend, alsof ze van porselein was gemaakt. Je keek mij, mijn vrouw en zelfs de artsen, en verpleegkundigen nog even aan. 'Het is goed zo,' zei je. Toen was je weg met Anna. Kleine Anna. Alsof zij er nooit geweest was. Alsof jij er nooit geweest was.
Ik ben boos, bang, verdrietig, machteloos. Er is niets meer wat ik voor haar kan doen, dat kan alleen jij nog. Zorg alsjeblieft goed voor onze kleine, lieve Anna.
Anna's papa
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top