Cassette 2: Kant A
Alle kleuren tussen zwart en wit
Iedereen wist dat geboren worden op de zonsverduistering de slechtste geboortedag was. Iedereen wist dat er een vloek rustte op die dag. Het was dan ook nog nooit voorgekomen dat er iemand op die dag werd geboren, behalve... ja, ik dus.
Geboren op de dag van de zonsverduistering is een vloek. Je denkt dat ik misschien overdrijf, maar dat is niet waar. Niemand wist precies wat die vloek betekende en om eerlijk te zijn, wist ik het ook niet, tot ik merkte dat mijn wereld niet was zoals anderen dat ervoeren. Iedereen sprak altijd over "rood" en "blauw" en "groen", maar ik had geen idee wat dat betekende. Hoe omschrijf je kleur, als je dat nog nooit gezien hebt? Wat is blauw? Wat is rood en geel? Niemand kon het me uitleggen. Voor mij waren het rare begrippen, net als het woord "kleur".
Medeia, de waarzegster van het dorp, kwam langs, op de vierde dag na mijn geboorte langs en sprak maar één zin: 'Als het kind ware liefde heeft ontdekt, zal zij de wereld kunnen zien met de kleur die voor haar bestemd was.'
En zo begon mijn missie naar ware liefde.
'Och, lieverd,' zei mijn moeder toen ik beneden kwam, 'dat kleurt toch helemaal niet!'
Ik keek mijn moeder aan, met een meen-je-dat?-blik. 'Mam...' zei ik.
'Je broek is róód en je shirt blauw, Jodie dat gaat niet samen. Trek maar een wit shirt aan.'
'Mam...' zei ik weer.
'Dat kleurt echt mooi bij je goudblonde haar,' ging ze verder.
'Mam...' zei ik nog een keer. 'Ik ben kleurenblind, weet je nog? Ik heb geen idee waar je het over hebt!' Ik zuchtte geërgerd. Ik houd van mijn moeder, maar soms... soms kon ik haar niet uitstaan.
Ze kwam nog net niet met een "oh ja". Ongemakkelijk stamelde ze een paar woorden. Toen keek ze me aan alsof de afgelopen vijf minuten niet waren gebeurd en vroeg me: 'Jodie, wil jij vanmiddag even naar de winkel gaan om wat yoghurt te halen? Het is het blauwe...' Direct viel ze stil. 'Volle yoghurt,' maakte ze haar zin af.
Ik zuchtte diep. 'Goed,' zei ik, terwijl ik eerste terug naar boven ging om een wit shirt aan te trekken.
Toen ik buiten stond, voelde ik de warme zonnestralen op mijn grijze huid. Ik had nooit begrepen waarom iedereen winter altijd zo haatte. Iedereen had het altijd dan over het mooie groene gras en de blauwe lucht die ze zo misten, maar voor mij was het altijd grijs. Zomer en winter. Voor mij was het witte juist een opluchting, na driekwart jaar alleen maar grijs.
Toch wel blij met de warmte van de zon, liep ik over straat naar de supermarkt. 'Hé, Jodie!' riep Isaac naar me. Hij glimlachte.
Dyane vertelde me altijd dat hij een oogje op me had, maar ik wees hem af. Als hij de ware was, dan had mijn wereld er anders uitgezien en dat was nog niet gebeurd. Hij was het niet.
Ik weet niet hoelang ik nog moet wachten. Mijn moeder vond pap toen ze drieëntwintig was, maar zolang kan ik niet wachten!
'Hé Isaac!' groette ik hem. 'Sorry, ik moet snel naar de winkel, spreek je wel!'
'D-doeg,' stamelde hij, terwijl hij bijna kwijlend me nakeek. Arme jongen.
In de winkel was alles net zo kleurloos als erbuiten. Het gradientverschil liet me weten welk pak het blauwe pak had moeten zijn, al kon ik natuurlijk ook gewoon lezen wat erop stond. Ik rekende af en liep zuchtend terug naar huis.
'Stom blauw pak,' mopperde ik. 'Stomme mensen met hun wereld vol kleuren. Stomme zonsverduistering. Stomme vloek! Stomme ware...'
Van schrik liet ik het yoghurtpak uit mijn handen vallen. Het pak spatte uit elkaar en maakte mijn broek helemaal smerig, maar daar lette ik al niet meer op. Om de hoek van het park, zag ik iets wat ik nog nooit had gezien. Het zag er... fris uit, zacht en helder, maar ook warm, of als limoen. Als... zomer! Is dat wat "geel" is?
Zonder na te denken, begon ik achter de kleur aan te rennen. 'Wacht!' schreeuwde ik. 'Wacht, ga niet weg! Ik...' Ik rende de hoek om, waar ik net nog een beetje wapperende stof zag. Was dat een jurk die ik zag? Maar...
Ik dacht niet na en bleef rennen, maar hoe harder ik rende, hoe meer ik de persoon kwijtraakte. 'Nee!' schreeuwde ik in paniek, toen ik hem of haar kwijt was. 'Ga niet...' Totaal buiten adem zakte ik tegen een muurtje bij een sportveld. Ik had nooit geweten dat mijn ware liefde een vrouw zou zijn. Ik had mezelf nooit als lesbisch gezien, maar als dat zo was, dan moest het maar.
Verslagen stond ik op en liep ik terug naar huis. 'Jodie!' riep mam toen ik thuiskwam. 'Wat is er met je broek gebeurd en waar is de yoghurt?'
Toen pas besefte ik dat ik het pak yoghurt had laten vallen en dat dat mijn broek had onder gespetterd.
'Mam!' riep ik toen. 'Mam, i-ik weet wat geel is.' Ik keek haar aan. Mijn wereld was nog steeds grijs, maar het feit dat ik iets aan kleur had gezien, maakte mijn leven ineens dragelijker.
Ze keek me geschokt aan, rende toen meteen naar de keuken en haalde daar een banaan op. 'Welke kleur is dit?' riep ze.
'Mam...' zei ik ietwat teleurgesteld. 'I-ik zie geen kleur, maar ik zag vandaag een meisje met een gele jurk en...'
Geschokt keek mam me aan. 'Een meisje?' riep ze uit.
'Ja... ik...' Vurig hoopte ik dat ze me niet uit zou lachen of onterven. 'Ik dacht dat je heteroseksueel was.' Ze zei het niet eens als een vraag.
'Ik ook,' zei ik, waarna ik me omdraaide en me opsloot in mijn kamer.
De dag erna sprong ik vol goede moed het bed uit, in de hoop het meisje met de gele jurk weer te zien. Ik zocht haar overal en vond haar uiteindelijk achter het etalageraam van een antiekwinkeltje op de hoek van de straat. Maar zodra ik binnenwandelde en ik de eigenaar vroeg waar ze heen was gegaan, keek hij me met een opgetrokken wenkbrauw aan. 'Waar heb je het over? Hier is nooit een meisje met een gele jurk geweest.'
Hij was niet de enige die me zo raar had aangekeken. Steeds meer mensen begonnen me vreemd aan te kijken, als ze ik vroeg naar het meisje in de gele jurk. Iedereen antwoordde hetzelfde: 'Die is hier niet geweest.'
En op de zestiende dag dat ik haar zocht, gaf ik het op. Ze wilde niet gevonden worden. Ik gaf het op en ik was er klaar mee. Dan maar niet. Dan maar geen kleur. Dan maar een troosteloos, grijs leven tot het einde. Wie had kleur nodig om te leven?
En toch miste ik het. Ik miste dat zachte, warme, frisse gevoel van geel. Boos en verdrietig zakte ik op mijn kleurloze tapijt, in mijn kleurloze kamer, waar de kleurloze tranen over mijn kleurloze wangen rolden. Waarom kon ik niet gelukkig zijn? Waarom mocht ik niet genieten van een wereld waar anderen ook in leefden? Waarom was ik vervloekt? Waarom ik?
Het probleem was alleen dat ik er niks aan kon doen. Je kon immers ware liefde niet afdwingen. Het zou maar toeval of geluk moeten zijn. Al geloofde ik daar niet meer in.
Dus stond ik op en keek ik mezelf in de spiegel aan en vertelde ik mezelf dat het dit of niks was. Ik kon niet wachten op een ander om mijn leven te veranderen. Ik kon niet afhankelijk worden van een ander en dus moest ik het zelf doen.
Toen ik me omdraaide, zag ik achter mijn kastdeur, die op een kiertje stond, een lap gele stof wapperen: dezelfde kleur die ik eerder had gezien. Haastig trok ik de kastdeur open en vond daar een prachtige, gele jurk. Het was dezelfde jurk als van het meisje.
Met trillende handen trok ik de jurk aan. Een glimlach kroop op mijn lippen, toen ik met mijn handen over het zijdenzachte stofje streek. Mijn roodbruine haar stak mooi tegen het zachte stofje af. De blauwe muren van mijn kamer gaven me een zomers gevoel en de zachtroze deken leek lieflijk naar me te lachen. De blauwe ogen van mijn moeder op de foto van mijn crèmewitte nachtkastje, waren net zo helder als de zee. Net zo blauw als mijn ogen.
En ik begreep het: Al die tijd had ik gewacht op een ander, maar degene op wie ik al die tijd echt had gewacht, was op mezelf.
Ik ben mijn eigen ware liefde.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top