~7~
Jacob en Taylor hebben me de afgelopen week heel wat lopen uitleggen. Wat het verschil is tussen een geit en een schaap, hoe een fiets in elkaar zit, wat er gebeurt bij een zonsverduistering en zelfs nog een keer het wolken verhaal. Kortom: van alles en nog wat.
Mijn moeder was blij toen ik haar vertelde dat ik twee nieuwe vrienden had. Mijn vader, iets minder. Ik 'ben te weinig thuis', maak 'te weinig' huiswerk, doe 'gevaarlijke dingen' zonder dat ze het weten en volgens mij denkt hij zelfs dat ik spijbel.
Nu lig ik in het gras, dezelfde plek als elke dag. Ik mis Jacob en Taylor allebei een beetje.
Gelukkig zijn mijn dagen nu niet meer elke dag hetzelfde en kan ik nieuwe dingen doen. Andere dingen. Het getreiter om me heen is minimaal. Nu Taylor en Jacob altijd met me mee lopen lijkt het wel alsof niemand me meer lastig hoeft te vallen. Mijn leven is, ja, anders. Zelfs mijn boek raak ik nog amper aan.
Ik denk steeds aan Jacob's woorden, het natte gras en Tay's armbanden. Misschien had hij ergens toch wel gelijk gehad. Misschien hoef ik de wereld niet te kunnen zien om deze te leren begrijpen.
''We zullen zien'', had hij gezegd. Ik was niet boos geworden. Niet zoals eerder die week.
We hadden samen met Tay naar wat hardcore geluisterd. Jacob vond het zoals verwacht verschrikkelijk. Ik hoop dat ik vandaag weer iets anders kan zien. En als ik zien zeg, bedoel ik ook echt kijken. Want ook om te kijken heb je geen ogen nodig. Zelfs als je blind bent. En ik ben dan wel het grootste voorbeeld.
''Tanner'', Jacob's stem haalt me uit mijn ochtendhumeur. Waar komt hij opeens vandaan? Een tussenuur? Toch moet ik lachen. Hij zet steeds een stap dichterbij. Zijn voeten zullen nu wel naast me op de grond staan. De zon is verdwenen.
''Je staat in mijn zon'', zeg ik. Ik hoor hem niet lachen. Ik hoor hem niets zeggen. Ik hoor hem alleen zwaar ademen. Het ruikt naar nat gras.
''Niet gaan'', zegt hij. ''Wil je alsjeblieft niet gaan?'', het klinkt als een vraag. Een wanhopige schreeuw om hulp. Ik duw mezelf omhoog zodat ik rechtop zit. ''Jacob ik...'', ik voel zijn grove handen langs mijn gezicht gaan. Ik stribbel niet tegen. Zijn adem strijkt langs mijn gezicht. Zijn krullende haren kietelen in mijn nek. Uit zijn oortjes klinkt nog muziek. Bach.
Dan voel ik zijn hand in mijn nek, zijn lichaam tegen mijn lichaam en zijn lippen naast mijn mond, alsof hij twijfelt.
Mijn handen trillen. Ik zie hem niet, ik voel hem. Mijn handen laat ik langs zijn gezicht gaan. Stoppeltjes en een verdere zachte huid. Dan leun ik in. En dan is het gebeurt. Ik pak hem stevig beet aan zijn shirt en trek hem dichter naar me toe. Het gras kietelt aan mijn voeten, in de verte hoor ik Tay's armbanden en op mijn lippen voel ik die van Jacob.
Ik ga niet weg, wil ik zeggen. Ik blijf.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top