~3~


Tanner

Ik word er gek van! Waarom kunnen ze me niet gewoon met rust laten? Ik ben toch geen kind meer? Geen peuter? Ik begrijp dat ze bezorgd zijn, maar 24 uur lang, continue die drukte in je hoofd? Ik zou gek worden van mezelf. Sterker nog, ik word gek van mezelf.

Ik sla de deur achter me dicht. Hard. Ze begrijpen het gewoon niet. Een diepe zucht ontglipt aan mijn lippen. Lange dagen en bezorgde ouders zijn zo niet de juiste combinatie. Tegenwoordig is niets meer de juiste combinatie.

Ik tast met mijn handen naar een aangrijpingspunt. Één stap naar voren en drie naar links. Dan sta ik stil. Ik draai me om. Rechts van me staat mijn kledingkast. Links, tegen de muur aangeschoven, staat mijn bureau. Aan de rechterkant van het bureaublad in de uiterste hoek van het hout zit een kras. Een diepe ingekerfde snee. Een armlengte verwijderd van mijn boeken en een handlengte verwijderd van de kras ligt mijn IPod. De eerste lade van het meubel mist een handvat en de tweede van onder zit los. Mijn bureaustoel schommelt wanneer ik me op het hout laat zakken. Het al te bekende kraken van de stoel herinnert me eraan dat ik het ding nog moet vervangen. Ach, alsof ik zoiets ooit zelf kon doen. Het valt me op hoe warm het is in de kamer. Het zweet staat nog op mijn rug van de hitte die er vandaag heerste. Ik trek mijn vest van mijn armen af en hang hem over de leuning van het kapotte ding waar ik op zit. Echt, het ding kraakt zo hard dat je bijna zou denken dat er houtwormen in het hout verstopt zaten. Hmm, ik heb me altijd al afgevraagd hoe die dingen eruit zouden moeten zien. 

Met deze gedachte in mijn hoofd rijk ik een armlengte naar mijn boek, speciaal gedrukt, en open het op de bladzijde waar ik gisteren gebleven was. Mijn vingers tasten de kaft af naar mijn boekenlegger, die ik niet kan vinden. Hij zal er gisteren vast uitgevallen zijn zonder dat ik het door had. Lekker dan. 

Ze hadden me een luisterboek aangeraden bij de kliniek maar ik wist dat ik er niets aan zou vinden. Ik moet het toch zelf kunnen? Als ik dan al iets zelf deed. Ik ben godvergeten bijna 18.

Ik open het boek op de laatste bladzijde en strijk met mijn vingers over de letters. Ik laat de verteller spreken in mijn gedachten. Twee, vier, drie, twee, drie... i, n , d , e, h...

In de hofkapel werd het prinselijk paar zonder dralen in den echt verbonden. En de prins en zijn Doornroosje, want zo werd de prinses genoemd nadat ze honderd jaar verborgen was geweest in een woud van doornstruiken, leefden nog lang en gelukkig.

Ik had het boek al zo vaak uitgelezen. Hetzelfde sprookje, over en over en over. De prinses moet mij wel begrijpen. Verdoemd tot een honderd jaar lang durende slaap. Misschien is mijn hele leven wel een droom, denk ik, waarna ik het boek op een andere bladzijde opensla.

''Jij bent de enige die haar kan wakker kussen. Voor zij zal eeuwig slapen en sterven'', spreekt de koude stem van Malafide.  De slimme feeën hebben alles al snel begrepen. Ze snellen zich naar de gevangenis om prins Philip te helpen ontsnappen. ''Neem dit zwaard van de waarheid en dit schild, snel!'', spreekt de wat oudere wijze fee.

We weten hoe dit af gaat lopen. De prins verslaat Malafide en leeft nog lang en gelukkig wanneer hij de liefde van zijn leven wakker kust. Die hij nota benen pas een minuut of vijf kent. Ach, we mogen sprookjes niet onderschatten. Zelfs niet op een bijna volwassen leeftijd.

''Tanner?''. Mijn moeders stem klinkt luid in de hal naast mijn slaapkamer. Had ik mijn deur nou dicht gedaan? Oh ja, geslagen. Hard. 

Geschrokken sluit ik de fragiele kaft van het boek, sta op uit mijn krakkemikkige stoel en zet koers naar mijn bed. Ik laat mezelf neerploffen op mijn matras en rijk gelijk een armlengte naar mijn nachtkastje om mijn boek weg te leggen. Ik heb geen tijd om antwoord te geven. Ik hoor de deur al open kraken. Ik voel de aanwezigheid van mijn moeder wanneer voetstappen zich een weg naar mij toe banen. Ik voel mijn matras onder me indeuken. Ik hoor mijn moeders regelmatige ademhaling langs mijn gezicht strijken. Blijkbaar is ze naast me komen liggen. Dat deed ze wel vaker. 

''Tanner'', zegt ze nog eens. Dit maal wat zachter, alsof ze bang is dat ik haar anders geen antwoord zal geven. Ik trek mijn schouders wat op en ontspan mijn spieren.

''Hmmhmm'', antwoord ik. Ik voel een hand rustig neerdalen op mijn schouderblad. Ik weet dat het mijn moeder is. De vorm van haar hand is er een in duizenden, toch weet ik dat zij het is. Dunne lange warme vingers, zo dun dat je haar handboutjes bijna kan voelen. Ik duw haar aanraking niet van me af maar maak mezelf toch nog iets kleiner door mijn benen naar mijn buik op te trekken.

''Niet boos zijn schat, we vinden wel een oplossing'', is het eerste wat ze zegt na een korte periode aan stilte. Nog steeds voel ik me verraden. Waarom is er voor mij nou geen lang en gelukkig? Oh ja, dat is zeker niet realistisch? Nou, ik weet alles van realisme.

''Er is geen oplossing voor mijn probleem'', zeg ik. ''Dat weet je''.

Ze zucht dit maal dieper en wrijft met haar vingers tussen mijn schouderblad. Iedereen weet dat er geen oplossing is voor mijn probleem. Ik kan me alleen maar aanpassen zodat het makkelijker word. Ik mis mijn vrienden. Ik mis Eef. Haar rode krullende haren en humoristische persoonlijkheid wisten me altijd op te vrolijken. Nu is ze weg. Verhuisd, vertrokken. Ik mag niet eens meer naar school lopen omdat mijn ouders bang zijn dat ik het alleen niet haal. Alsof het zebrapad niet veilig genoeg is. Voor een, laat me het nog eens herhalen, 18 jarige!

''We zullen zien'', zegt ze. Zien. Nu trek ik mijn lichaam wel weg. Woedend.

''Ik zie niet mam! Ik hoor en voel. Dat is het enige waartoe ik in staat ben. Jullie weten niet hoe het is. En pap al helemaal niet. Ik wil de wereld zien. Ik wil niet opgesloten zitten in dezelfde kamer en dezelfde omgeving opnieuw en opnieuw en opnieuw'', zeg ik woedend. ''Elke dag is het hetzelfde. Zou jij niet gek worden als je heel je leven vast zit in dezelfde wereld. Alsof de wereldkaart niet bestaat uit werelddelen maar uit een klein stukje grond waar een huis en een school op staan?''. Ik probeer me van het bed weg te duwen maar mijn moeders handen draaien zich om mijn pols heen.

''Tanner, je vader en ik kunnen ook niet alles.We hebben het beste met je voor. Altijd.  En dat is iets wat jij weet. We kunnen de risico's niet nemen'', zegt ze. Haar stem trilt. Ik weet wat er nu gaat komen. Natte zoute tranen. Al kan ik ze niet zien. Altijd is het hetzelfde probleem en dezelfde discussie. Ik ruk mijn hand los uit haar slappe grip en trek het boek van mijn nachtkastje af. Ik graai mijn vest van mijn bureaustoel af en prop alles in de rugzak die naast mijn bureau op de grond staat. Alles op tast.  ''Vandaag'', zeg ik, ''loop ik naar school. Alleen''. Dan gooi ik de deur achter me dicht en verlaat mijn moeder zittende op mijn bed. Huilend. Niet in een oplaai van woede maar van diepe teleurstelling. Ik hoor haar nog net fluisteren; ''Waarom wil je zo graag weg?''.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top