Extra opdracht: juli

In dit hoofdstukje kunnen jullie het kortverhaal vinden waar verschillende leden van de boekenclub aan hebben meegewerkt. De schrijvers die hebben meegeschreven zijn: Keira-007DaVinciOfOurTimeVanjaCodee9ClaraAllanPoeEscorn1995 en moonchild_amy.

--

'Help!' gil ik en ik ren weg zo hard ik kan. Mijn donkere krullen dansen wild om mijn gezicht door de abrupte beweging. Mijn geschaafde knieën doen pijn maar door de adrenaline voel ik niets. Ik weersta de neiging om achterom te kijken, want diep vanbinnen weet ik dat deze actie hooguit mijn lot zal bezegelen. Daarom kijk ik hulpzoekend om me heen: mensen zien me wel, maar verkiezen niet te reageren op mijn noodkreet. Ze kijken weg van zowel mij als mijn belager. Ik kan hen niks kwalijk nemen; deze omstaanders zijn reeds ten prooi gevallen aan het wezen dat mij op de hielen zit.

Ik dwing mezelf niet te vallen, ik moet door... Als ik eenmaal val ben ik verloren en is niet alleen mijn leven voorbij, maar ook dat van alle andere mensen. De roffelende stappen achter me worden langzaam luider. Hijgend van moeheid en angst weet ik - als door een mirakel - precies goed in te schatten wanneer dat monster mij denkt te grijpen, mijn schijnbeweging zet hem - letterlijk - op het verkeerde been. De vlijmscherpe tanden van dit beest die zich - als ik een seconde later was geweest - in het vel van mijn arm geboord zouden hebben, klappen op elkaar in de ijle winterlucht.

Met mijn ogen stijf dichtgeknepen hoor ik een rinkelend, zwaar geluid, alsof er een ijzeren vangnet over mijn vijand gegooid wordt, terwijl er zich nu ook schaafwonden op mijn handpalmen vormen omdat ik de ruwe muur ongelukkig heb geraakt. Ik draai me om; er is geen andere uitweg dan zelf de aanval inzetten.

'Nee nee, loopt deze weg nou dood?' Voor ik het in de gaten heb komt het wezen al op mij af gerend. Ketens slingeren rond zijn logge lichaam, een brul rommelt in zijn borst, vlijmscherpe tanden glanzen in het licht van de arena.

Ik trek mijn stompe steekzwaard los uit mijn riem en zwaai er angstig mee om me heen, trachtend het monster op afstand te houden. Er klinkt luid gejoel van mensen in de arena. Ze hebben blijkbaar een weddenschap opgesteld over wie er zal winnen.

In volle snelheid duik ik door de benen van het monster heen, dat niet snel genoeg is om mij vast te pakken met zijn bek, en zet met kracht mijn zwaarden tegen de poten en daarna tegen de bek, terwijl ik aan de achterzijde onder het monster vandaan kom en de staart afhak. Ik probeer gehaast weg te komen in het losse zand - het beest is razend, maar dat is niet waar ik me zorgen om maak; zijn bloed is giftig en vormt daarmee een veel reëler gevaar.

De betraliede poort aan de andere kant van de arena is mijn enige uitweg; zonder achterom te kijken laat ik me leiden door mijn benen.

'Pas als je wint, zul je je vrijheid verdienen!' Zijn stem klinkt koud en de logge man snijdt me de pas af.

Ik sta abrupt stil en hijg zacht. Zweet loopt langs mijn hoofd en ik voel kippenvel. 'Dit is niet goed!'

Ik trek mijn met bloed besmeurde zwaard. Aarzelend kijk ik van de man naar het monster. Die laatste is aan het bekomen van zijn wonden, terwijl de man voor me mijn weg naar de vrijheid blokkeert. Ik hou mijn zwaard verdedigend voor me uit en draai me om naar het monster, dat een oorverdovende brul loost en zijn vlijmscherpe tanden aan mij tentoonstelt. Mijn haren plakken langs mijn bezweet gezicht en mijn handen trillen zacht. Ik weet niet wat me bezielde, dacht ik nu echt in mijn eentje dit monster aan te kunnen?

Ik haal uit met mijn zwaard en ik maar een diepe snee in zijn buik; zijn bloed - zijn giftige bloed - spuit alle kanten op. Ik duik meteen naar de grond om het bloed niet in mijn gezicht te krijgen. Maar dat blijkt lastiger dan gedacht.

Een druppeltje komt neer op mijn voorhoofd.

Ik begin hysterisch te gillen en word wild spartelend wakker in mijn bed, waarbij mijn hele lichaam klam aanvoelt en het bed nat is van het zweet. Over mijn voorhoofd glijdt een enkele druppel. Langzaam kom ik tot rust.

Tot ik over mijn voorhoofd wrijf, en zie dat de druppels die ik eerst aanzag voor zweet, donkerrood van kleur zijn.

Vanuit de schaduwen van mijn kamer komt een gedaante tevoorschijn. Mijn hart lijkt voor enkele tellen stil te staan en ik hou mijn adem in. 'Is er iets?' vraagt de onbekende persoon met een angstaanjagende ondertoon. Hij zet langzaam een stap naar voren, waardoor het maanlicht op zijn gezicht valt. Een onheilspellende grijns siert zijn lippen. 'Had je een nachtmerrie?'

Nog voor ik kan antwoorden, hoor ik het geknetter van ketens, ruik ik de geur van rottend vlees en zie ik de twee rode ogen van het angstaanjagende monster in de hoek van de kamer, op de plek waar de schim zojuist nog stond.

--

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top