Herschreven hoofdstuk 27 uit Belle en het beest - door Descor1995

Mijn blik gaat naar de winterse hemel die ik door het raam kan zien, terwijl ik mijn soep opdrink. De lucht is wit van de wolken en sneeuwvlokken vallen non-stop naar beneden, zorgend dat het landschap eveneens wit kleurt. Adam zit naast me en drinkt eveneens van zijn soep. Ik bedenk me dat ik eigenlijk al eens een tijd niet naar buiten ben geweest, en dit toch wel eens wil. Moet ik het vragen? Zou hij mij naar buiten laten?

Zonder mijn blik los te trekken van buiten, stel ik de vraag aan hem. "Adam, wil je met me mee naar buiten? Ik..." Even weet ik niet hoe ik verder moet gaan, maar toch wil ik mijn zin afmaken. "Ik wil iets doen vandaag. Ik beloof je dat ik niet zal wegrennen."

Pas nu ik de vraag gesteld heb, draai ik mijn gezicht weg van het raam om naar het Beest te kijken. Ik hoop dat als ik hem in zijn ogen aankijk, dat ik mijn woorden kracht kan bijzetten en toestemming kan krijgen. Adam kijkt eveneens diep in mijn ogen, alsof hij erin gezogen wordt, maar het duurt niet lang of hij kijkt abrupt weer weg. Zou hij twijfelen? Zou hij daadwerkelijk bang zijn dat ik wegren of zou er iets anders in hem dwarszitten?

"Dat kan niet. De mensen... Nee, het kan niet," zucht hij. Ik betrek mijn gezicht en vermoedelijk ziet hij mijn teleurgestelde gezicht. "Ze doen het in hun broek als ze me zien," voegt hij nog toe, meer verlegen dan lachend. Het is even stil, ik moet moeite doen om mijn lach in te houden. Hij ziet er zo gevaarlijk uit als je hem niet kent, maar hij is zo zachtaardig en dan is hij ook nog verlegen. Ik probeer mijn gezicht weer in de plooi te krijgen voor ik op hem kan antwoorden.

"Ik begrijp je, maar we zitten in het bos waar nooit iemand komt door de gevaarlijke dieren die erin leven en gezien nog nooit iemand het bos ook weer is uitgekomen." Ik denk aan mezelf en aan mijn vader, want wij beiden zijn het bos ingegaan. Hij voor de reis, ik om hem te zoeken. En hoewel ik mijn eigen vader nog niet gevonden heb, zit ik wel mooi vast in dit kasteel. Zelfs als Adam mij zou laten gaan, zal ik nooit van mijn leven dit bos uit komen vanwege de bloeddorstige roofdieren.

De stilte wordt verbroken door Adam. "Ben je al vergeten wat er de laatste keer gebeurde toen we het bos ingingen. Toen jij het bos inging en probeerde naar huis te gaan?" Ik zie dat hij zijn hand op zijn gewonde arm legt, waar een verwonding is en meteen verschijnt er op mijn netvlies een bewusteloze wolf. Een wolf die mij heeft aangevallen en waarvan Adam mij gered heeft.

Hij heeft gelijk en dat besef ik maar al te goed. We zijn omsluierd door gevaar. Althans, ik word omgeven door gevaar. "Nee, je hebt gelijk," geef ik toe aan Adam. "Die wolven... zijn die hier altijd al of ook sinds de vloek? Ik kan me voorstellen dat ze een hindernis vormen voor je personeel en vooral de soldaten."

Hij kijkt voor zich uit naar de besneeuwde tuin. De eetkamer lijkt zoveel donkerder met zoveel sneeuw. Zijn ogen glijden voorbij de struiken, voorbij de bomen en voorbij het domein. Ze observeren de horizon, afgelijnd met dennenbomen en loofbomen. Bomen die groen zijn gebleven. Zou hij de omgeving scannen om te zien of hij de wolven ziet? Ik kan ze zelf niet zien, maar wie weet kan hij dat wel.

"Het zijn..." begint hij, maar hij verbetert zich. "De wolven wáren de soldaten van mijn vader, heel streng opgeleid dat ze altijd agressief waren zoals mijn vader dat wilde. Om vijanden angst aan te jagen en kriebels te geven voor zijn leger, zodat zij die hier niet thuishoren wegblijven. En nu hebben ze niks meer dat hen tegenhoudt om alles te verteren wat tussen hun poten komt."

Ik knik en terwijl ik naar zijn gezicht kijk en bij Adam waterige ogen zie, neem ik de gegeven informatie in me op. De wolf was een soldaat. Ineens krijg ik het heel erg warm, alsof mijn temperatuur stijgt. Ik hap naar adem, ademen gaat me steeds moeilijker af. Ik probeer mezelf onder controle te krijgen. Adem diep in en adem uit houd ik mezelf voor. Het lijkt niet te helpen.

"Belle?" vraagt Adam. Ik hoor hoe hij mijn naam zegt, maar niet de toon en ik kan niet reageren. Hij legt een hand op mijn arm wat zorgt dat ik hem in de ogen kijk. Beiden knipperen we met de ogen, want we hadden beiden niet verwacht dat hij me durfde aan te raken. Maar dan zie ik zijn ogen direct weer bezorgd staan. Nog een keer adem ik in en uit, pak mijn glas wijn om een flinke teug te drinken. Naast me hoor ik Adam zuchten. Voordat ik iets kan zoeken achter die zucht, verbreekt hij de korte stilte die in de tussentijd is ontstaan. "Ik weet een manier om te ontsnappen."

Door Descor1995

___

De originele tekst van Areaderanddisneyfan 

Ik staarde naar de winterse hemel vanuit het raam terwijl ik mijn soep opdronk, evenals Adam. Die nu naast me zat. 

"Adam?", vroeg ik hem door de stilte heen, zonder mijn blik te lossen van de vallende sneeuwvlokken. "Wil je met me naar buiten gaan? Ik.. ik wil iets doen vandaag. ", zei ik zacht, "Ik beloof dat ik niet wegren". 

Ik draaide mijn hoofd naar hem toe en keek diep in zijn ogen om mijn woorden kracht bij te zetten. Even leek hij er meegezogen in te worden, tot hij zijn blik weer abrupt wegrichtte. "Dat kan niet, de mensen.... dat kan niet", zuchtte hij, "ze doen in hun broek als ze me zien", lachte hij er verlegen achter. 

 Ik glimlachte breed naar hem. "Dat begrijp ik, maar in het bos is niemand te vinden. Ik weet het zeker. De mensen zijn bang om het in te gaan, te bang voor de wolven. Men zegt zelf dat er nooit mensen terug gekomen zijn uit dit bos", even dacht ik aan mijn eigen situatie. Dat gold voor mij nu ook. 

"Ben je al vergeten wat er de laatste keer gebeurde toen we het bos ingingen?" Hij legde zijn hand op zijn gekwetste arm. De bewusteloze wolf verscheen weer op mijn netvlies. 

 "Neen, je hebt gelijk", zei ik stil. Hij hád gelijk, we werden omsluierd door gevaar. Ík werd omsluierd door gevaar. "Die wolven... waren die hier altijd al?" Ik kan me voorstellen dat ze een hindernis vormden voor je... onderdanen", vroeg ik hem twijfelachtig. 

 Hij keek voor zich uit naar de besneeuwde tuin, de eetkamer leek zoveel donkerder met dat uitzicht. Zijn ogen gleden voorbij de struiken, voorbij de bomen, en voorbij het domein. Ze observeerden de horizon , afgelijnd met dennenbomen en loofbomen. Groene bomen. "Het zijn, het wáren soldaten van mijn vader. Hij heeft ze erg streng laten opleiden. Ze waren altijd al heel agressief, precies zoals vader het wou. Om vijanden angst aan te jagen, hen de kriebels te geven voor zijn leger. En nu hebben ze niks meer dat hen tegenhoudt om alles te verteren wat tussen hun poten komt"

Ik knikte tot ik het ook daadwerkelijk in me opnam. Die wolf, hij was een soldaat. Mijn lichaamstemperatuur leek ineens enorm te stijgen, ademhalen ginder steeds moeilijker. Met mijn hand ging ik naar mijn onderarm, ik kneep erin. Tot de pijn niets werd, iets waaraan ik kon wennen. Ik ademde in en uit. En nog eens in en uit. "Belle?", vroeg Adam bezorgd, hij legde zijn hand op mijn onderarm. Die zowat helemaal bedekt werd. Ik keek in zijn ogen. Eerst waren ze geschokt omdat hij me durfde aanraken, maar vervolgens was er weer bezorgdheid in te bespeuren. Ik ademde uit, pakte mijn glas wijn en nam een flinke slok, gefocust op de rode vloeistof. Hij zuchtte. "Ik weet een manier om te ontsnappen."


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top