Herschreven hoofdstuk 1 uit Hades - door ClaraAllanPoe

Nog voor de goden wouden hadden geplant op onze aarde, lang voor onze oren het klateren van een rivier hadden gehoord of gras onze voeten had gekriebeld, was er het zand; een uitgestrekte zinderende vlakte die een al even gouden hemel kuste, een wereld waar dood en verderf overheersten, waar mensen vochten om te leven terwijl de dood hen altijd zou inhalen, waar eenzaamheid regeerde maar we desondanks nooit hoefden te vrezen voor een eenzame dood, omdat er altijd een bondgenoot aan onze zijde stond. Er zullen vast wel tijdgenoten bestaan die betrouwbaarder zijn dan ik en u beter over het zand kunnen vertellen, maar niemand heeft zich aangediend dus voorlopig zult u het met mij moeten stellen. Vergeef me, het liefst zou ik ook niets met u te maken hebben.

Vooruit dan, als ik toch ergens moet beginnen, dan doe ik dat best bij de diepe voetstappen van de jonge vrouw die voor me uit strompelde, besluiteloos, moeizaam, alsof de duivels zich aan haar vastklampten en haar meetrokken naar hun hel. Uit een gapende wonde in haar rechterarm sijpelden bloeddruppels die een spoor achterlieten in het zand dat haar voeten opslokte. Ze vloekte zacht.

Ik versnelde mijn vlucht en landde op haar schouder. "Door dat bloedspoor zijn we dood voor we het Morgendobos bereiken", zoemde ik in haar oor.

Ze loosde een diepe zucht en vervolgde haar weg over de droge, woeste grond. Met haar linkerhand drukte ze een - ooit witte, nu volledig bloeddoordrongen - doek tegen haar wonde.

Je hoeft niet te zuchten, dacht ik, ik weet wel hoe erg je me haat. Iedereen krijgt prachtige grote dieren als bondgenoot, en jij moest zo nodig een libelle krijgen. Een zielige, zoemende, kleine libelle - ik weet wel hoe je over me denkt! Hoe moet ik je ooit beschermen, vraag je je af? Ik kan je niet eens komen redden in nood! Je had liever een draak gewild, aan een libelle heb je niks. Drieëntwintig jaar ben ik al bij je, sinds de dag waarop we samen ter wereld kwamen, en nog steeds schat je me niet naar waarde. Je veracht me, je vindt me dwaas. Wacht maar af! Bij Shakespeare blijkt de nar achteraf immers ook de slimste.

"Duurt het nog lang?" plaagde ik. Plotseling haalde ze uit met de bebloede stof - donkerrode druppels spatten in het rond als regen. Ik bleef zitten, omdat ik wist dat ze het toch niet durfde om me te doden. Mijn dood betekende namelijk onvermijdelijk de hare, en als zij ooit zou sterven, moest ik haar volgen. Dat stelde mij enigszins gerust, moet ik toegeven.

Haar slag ontweek me op een haar na. Ik schudde het bloed van mijn vleugels.

"Ze moeten hier ergens zijn", zei ze, terwijl ze in de verte tuurde. Aan de einder doemden enkele bomen op, zo breekbaar als een mensenziel, met lange armen die om zich heen zwaaiden en naar de hemel reikten, in de hoop de goden te kunnen raken. Hun blauwe bladeren schitterden in het zonlicht.

Toen ik het Morgendobos zag - al was dit bomenhoopje de naam bos niet waard - vloog ik op.

"Je weet wat ons te doen staat", fluisterde ze. "In dat bos houden zich twee bandieten schuil. Onze taak is om hen op te sporen en hen te doden. Vandaag zal de rust terugkeren in de dorpen en kunnen de families die zij bestolen hebben weer op twee oren slapen. Vandaag wreken we de kinderen die zich van honger en armoede bij de goden gevoegd hebben." Een strijdlustige grijns tekende haar gelaat.

Ik haalde mijn voelsprieten op en vloog verder, waardoor ze me automatisch volgde. "Ik doe het niet."

"Omdat ik, Amylas, dan de heldin ben?"

Omdat het dierenrijk zo niet in elkaar zit, wilde ik haar zeggen. Bij ons geldt het recht van de sterkste, dat werkt al eeuwenlang en toch moesten jullie, mensen, ons zo nodig regels opleggen die tegen onze natuur in gaan. Deze bandieten hebben jullie dorpen zelf overvallen, laat hen de buit dan houden en prijs hen om hun verwezenlijking!

In plaats daarvan zuchtte ik: "Laat het zitten. Mensen kunnen mijn zorgen niet begrijpen."

"Jij weet ook echt niks, hè", snauwde ze. "Stelen is de grootste misdaad die er is. Als we dat niet bestraffen, breekt er chaos uit. Je beledigt de goden met je geraaskal."

"De goden", lachte ik schamper. Jouw goden laten me koud. Ik hou alleen rekening met de dieren die ik eet en de dieren die mij eten. Naar de duivel met je goden!

Plotseling hield ze haar wijsvinger voor haar lippen. We hadden het Morgendobos bereikt; het geritsel van bladeren overstemde het sissende zand en het gebladerte beschermde ons tegen de brandende zon. Ik vloog tussen de bomen door, zigzaggend, onopvallend, maar haar passen versplinterden de stilte. Het knarsen van hout weerklonk toen ze een pijl uit haar pijlenkoker nam en haar boog aanspande.

Plotseling zagen we in de verte een kampvuur verschijnen, dansende tinten van scharlaken en zonnegoud tegen de koelte van de bomen, dat ons eraan herinnerde dat we boven de hel leefden. Twee schimmen voedden de vlammen met takken. In mijn hoofd hoorde ik de krijsen van mieren die hun thuis hadden gevonden in de bomen en nu genadeloos aan hun eind kwamen op deze brandstapel, het kermen van het hout, het snikken van de wind die het vuur trachtte te doven maar met zijn goede bedoelingen enkel kwaad deed. Ik hield halt op een boomstam en keek om over mijn vleugels. Toen Amylas haar boog strekte en een pijl tussen de bomen zoemde, wist ik meteen dat ze het juiste deed. Natuurlijk raakte ze de bandiet; zijn lichaam viel neer en werd voedsel voor het zand.

Door ClaraAllanPoe

___

De originele tekst van RaelynLayn

"Swifties," scheld ik zacht. Met mijn linkerhand probeer ik de gapende snee op mijn rechterbovenarm te bedekken. Het bloed sijpelt naar beneden en de eerste spetters vallen al op de grond. "Waarom scheld jij nooit gewoon 'sjiftie', je hebt toch spraaktherapie gehad?" vraagt Elle, terwijl ze zoemend om mijn hoofd vliegt. "Omdat ik Swifties veel beter vind klinken en niemand weet precies wat ik zeg. Veel veiliger," sis ik door mijn geklemde tanden heen. Ik scheur een stuk van mijn lange hemd af en bind die strak om mijn arm. De witte stof kleurt gelijk rood. Elle zoemt nog steeds vrolijk langs mijn hoofd en met een beweging sla ik haar weg. Soms is die regenboog libelle verschrikkelijk irritant. Echt iedereen krijgt prachtige, mooie, grote dieren als bondgenoot. Maar nee, ik moest zo nodig een kleine libelle krijgen. Wat moet die nou doen om mij te beschermen. Het kan mij niet eens komen helpen in nood. Een grote draak was veel meer iets voor mij geweest.

Aan een libelle heb je gewoonweg niks. "Dus waar zijn we vandaag naar op zoek," zoemt Elle, ze komt voor mijn neus vliegen en ik zie haar doorzichtige vleugels snel bewegen. "Dat heb ik je echt al drie keer uitgelegd vandaag," snauw ik terug. Naast dat het beest super klein is, is het ook echt super vergeetachtig. Ik heb gewoonweg niks aan mijn bondgenoot. En laten we het dan zeker niet hebben over de impact op mijn sociale leven hierdoor. Ik ben echt de grap van het dorp. 'Je hebt de goden beledigd'. Ik heb die zin al zo vaak gehoord. En ik weet niet hoor. Maar behalve als ik goden kan beledigen voordat ik geboren ben, weet ik niet hoe ik die libelle anders op die manier heb kunnen krijgen. Je bondgenoot wordt nou eenmaal tegelijkertijd met jou geboren en gaat tegelijk met je dood. Of jij gaat dood tegelijkertijd met je bondgenoot. Het is maar net wie eerder vermoord wordt. En vermoord worden is hier niet zo moeilijk.

"Maar we zijn op zoek naar iets, toch?" zoemt Elle opnieuw. "Ik heb eigenlijk wel honger gekregen. Dus duurt het nog lang?" Ik slaak een diepe, gefrustreerde zucht en vervolg mijn weg over de woeste, droge grond. "We zijn op zoek naar twee bandieten, Redius en IlzeMusterias. Ze verschuilen zich aan de rand van het Morgendo bos. Dus daar gaan we ze opwachten, om ze te overvallen en te doden." "En waarom zijn het dan bandieten?" zoemt Elle. Ze vliegt vrolijk een stukje voor mij uit en maakt een salto in de lucht. "Jij weet ook echt niks, hè?" vraag ik hoofdschuddend. "Ze leven in geen dorp, maar stelen van alle dorpen en dat is de grootste misdaad die er is." Ik pak een natte doek uit mijn zak en probeer voor de zoveelste keer het zweet van mijn voorhoofd te vegen. Waarom ben ik in hemelsnaam geboren op een woestijnachtige planeet? Ik haat warmte. Niet dat ik weet hoe koud weer zou voelen, maar de gedachte klinkt geweldig. "Oh ja, natuurlijk wist ik dat wel." Elle draait een paar rondjes en tolt dan duizelig naar beneden.

Ik schud mijn hoofd, maar laat de libelle rustig op mijn schouder zitten. Vandaag wordt de dag dat de rust terugkeert in alle dorpen. En dan zal ik bekendstaan als de grootste held. Nooit meer Amylas de mislukking, maar Amylas de heldin. Vandaag is de dag dat alles zal veranderen. "Ssst," fluistert Elle. "Ik hoor iets." "Ik zei helemaal niets," fluister ik terug. Ik sluip langzaam verder langs de bomen. De bladeren zijn felblauw en ze staan mooi in bloei. Het ziet er echt prachtig uit. Jammer dat zulke verschrikkingen zo'n mooie plek als schuilplaats gebruiken. De libelle vliegt van mijn schouder weg en schiet tussen de bomen door. Langzaam loop ik achter Elle aan, terwijl ik controleer of mijn wapens nog op de juiste plek zitten. Ik trek een pijl uit mijn pijlenkoker en houd mijn pijl en boog vast in mijn handen. Klaar om te schieten. Hoe sneller dit klaar is, hoe beter. "Ze zitten iets verderop bij een kampvuur." Dus ze vernietigen ook nog de mooie natuur hier. Kampvuren, hetgeen wat je nooit mag maken. Ik heb er nog nooit eentje in het echt gezien. Alleen op plaatjes in de schoolboeken, die ter waarschuwing dienen. De natuur hier is heilig. Eigenlijk is deze hele planeet heilig. En bijna alles is verdorven of dood. Maar wat wil je als je recht boven de hel woont. Het is een wonder dat dit bos ontzettend leeft. Het is de enige plek die echt leeft hier. Elke dag dat wij als wezens leven, is een dag extra. Elke seconde hier kan je laatste zijn. In de letterlijkste zin.

Langs een dikke boomstam kijk ik naar rode vlammen in de verte. Eromheen zitten de twee schurken. Ik heb hun tekeningen vaak genoeg in het dorp zien hangen. En ik ben de eerste die erachter is gekomen waar ze zich schuilhouden. Allemaal door te doen alsof ik bij ze wilde horen. Ze trapten er nog in ook. Nou, vandaag is dan de dag dat ik ze zal verraden. Ik ga klaar staan met mijn boog en focus mij op mijn doel. Eerst moet ik Redius doden, die is het gevaarlijkste van de twee. Daarna zal het vrij gemakkelijk zijn om IlzeMusteria te doden. Ik vuur mijn pijl af en schiet meteen raak. Niet dat ik anders gewend ben van mezelf. De training om jager te worden heeft lang genoeg geduurd. Redius valt met een klap op de zanderige grond en een stofwolk ontstaat om het lichaam heen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top