7. Verder
Ik vroeg me al een tijdje af elke kleur een spiegel heeft.
Mijn hoofd was leeg, niet in staat om ook maar iets te denken. En toch dacht ik alles tegelijk. Het was niet mogelijk, het kon niet mogelijk zijn! Ik keek naar Saffier, hij keek naar de plek. Zijn gezicht vertrok niet, maar hij moest wel hetzelfde denken als ik, want hij keek naar me en ik maakte een geluid waarvan ik niet wist dat het bestond en ergens zei een stemmetje in mijn hoofd dat het mogelijk zou kunnen zijn, maar ik wilde het niet geloven ook al klonk het zo logisch. Saffier opende zijn mond. "Denk je dat ... Mensen ook kunnen verdwijnen?" Hij zei het zacht en toch galmde het door de kamer. Het laatste woord bleef in mijn hoofd hangen. Verdwijnen. Het zou niet moeten kunnen. Het zou allemaal gewoon een vreemd soort grap moeten zijn van het universum, dat zich zo verveelde dat het besloot die mensen die eindelijk een beetje in vrede leefden en nieuw drama te geven waar ze zich druk over moeten maken. Hoe vaak waren er dingen in de geschiedenis kamer verteld over oorlog, geweld, ziektes en teveel aan macht. Hoe kon de mensheid, die eindelijk een beetje verstand begon te krijgen, hier een eind aan maken?
"Nee." Zei ik. "Ze-ze is gewoon..." Ik wist niets te bedenken behalve wat Saffier had gezegd. "Je had gelijk, ze is naar buiten gegaan toen ze iets zag opzwellen. Levende dingen kunnen niet zomaar verdwijnen..." Ontploffen.
Het nieuws was afgelopen en het zou stil moeten zijn, maar er kwam een hoge piep uit de televisie. Het soort piep waardoor je je maar niet kunt concentreren en je gedachten opeens stoppen met doen wat je wilt. Oreo blafte. Ik deed een stap naar achter en bekeek de kamer nog eens. Saffier vroeg:" wat wil je nu gaan doen? Het ziet er nou niet bepaald bewoonbaar uit, als je het mij vraagt." Ik wist het niet. Al sinds ik Saffier had gevonden had ik heb flauw idee en ik had geen zin om iets nieuws te bedenken. "Zeg jij het maar, Hoodie." Saffier zuchtte. Ik zag dat het hem moeite kostte, zijn rib leek meer pijn te doen dan ik dacht. "Ik denk dat ik weer ga, ik ben bijna genezen en ik kan hier duidelijk niet blijven." Hij had gelijk. Ik had maar een bed en de bank was nou niet bepaald meer een bank te noemen. Ik knikte. "Waar ga je dan naar toe?" Vroeg ik. Saffier haalde zijn schouders op en lachte. "Ik vind wel iets." Hij haalde mijn sleutels uit zijn zak, ik was natuurlijk vergeten ze terug te vragen, en hield de verder drie seconden ingedrukt. Hij gooide de sleutels naar mij en ik ving ze. Saffier knikte naar me en stapte door de witte rechthoek. Hij was weg. Mijn moeder ook. Ik had alleen Oreo nog bij me.
Ik keek naar hem. De verder stond nog open en het licht dat er uit straalde liet Oreo er anders uit zien. Vanochtend had Oreo Saffier gevonden. Hij was nou eenmaal een Sint Bernard, zijn ras werd speciaal getraind om mensen uit de sneeuw te redden. Toch was hij zo opgewekt geweest toen Saffier er was. Ze leken elkaar te mogen. Hij keek nu een beetje bedroefd voor zich uit. Plotseling stond Oreo op een keek me recht aan. Voor ik het door had, huppelde hij door de verder en verdween ook. En ik had geen idee waar naar toe.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top