075 • Oropher

Voor de tweede keer was Oropher samen met een hond onderweg naar Lothlórien. Dezelfde hond. Hij wist niet of hij geloofde dat er nu wél een oplossing was gevonden, maar het was iets wat ze moesten proberen. Even had hij op het punt gestaan om Thranduil met haar op weg te sturen, daar hij geloofde dat ieder van hen daar vrolijker van werd, maar hij had daar toch van afgezien. Hij wist niet waarom. Misschien was hij bang dat hij geen goed figuur sloeg als hij zelf niet kwam opdagen, al kon het hem doorgaans niet erg schelen hoe anderen over hem dachten. Logischer was de gedachte dat hij niet wilde dat Jayne iets overkwam. In de brief die hij had ontvangen, stond geschreven dat de elfenvorstin rekening hield met een sinister plan van degene die Jayne had betoverd. Hij moest er niet aan denken dat haar nog meer leed overkwam, al kon hij zich niet indenken wat erger was dan alles wat ze al had doorgemaakt. Al kon hij daar alleen maar naar gissen. Communicatie viel nog steeds niet mee. Gesprekken konden niet in het zand worden uitgeschreven.

Ze naderden de citadel en Oropher steeg af. Hij hielp Jayne uit de zadeltas vandaan. Ze snuffelde even rond en liep toen de struiken in. Fronsend stapte hij achter haar aan, ervan overtuigd dat ze hem iets duidelijk wilde maken, maar ze liet een scherpe blaf horen toen hij een stap verzette. Ze verdween achter een boom en een paar tellen later ving zijn scherpe elvengehoor geklater op.

Met een wrang gevoel draaide hij zich om. Het was zoiets vanzelfsprekend – en toch was de manier waarop ze haar behoefte moest doen iets vreselijk vernederends. Hij voelde zijn ogen prikken. De hele weg had hij de Valar al gesmeekt of ze de vloek van Annatar wilden verbreken en nu stond hij bijna op het punt om op zijn knieën te vallen. Ze kwam weer uit de struiken vandaan voordat hij dat kon doen en krabde haar zij. Hij wendde vlug zijn gezicht af. Zijn tranen waren bespottelijk.

Jayne trippelde een paar passen achter hem terwijl ze naar het gebouw liepen. Het was zo lang geleden dat hij alleen met haar was geweest dat beschroomdheid zijn keel dichtsnoerde en hij was dan ook blij toen ze het gebouw binnengingen en werden ontvangen door Elrond en vrouwe Galadriel.

Elrond knielde bij Jayne neer en fluisterde tegen haar. Oropher betrapte zich erop dat hij de woorden probeerde te verstaan, maar dat lukte niet. Jayne hief haar kop. Even ving hij een glimp op van haar glanzende ogen, daarna wendde hij zijn gezicht af en begroette hij de elfenvorstin.

'Fijn dat u kon komen,' sprak de vrouwe. 'Wij zijn u zeer erkentelijk dat u de zorg voor Jayne op u heeft genomen.'

Oropher knikte een beetje schaapachtig. Hij had niets gedaan, behalve zijn huis opengesteld. En zelfs daar had hij nog zijn bedenkingen bij gehad. Haar dankbaarheid was misplaatst, al peinsde hij er niet over om dat hardop te zeggen.

Ze gingen naar binnen toe, waar ze Jayne op de rand van de tafel zetten. Elrond en vrouwe Galadriel kwamen bij haar staan en legden een hand op haar vacht. Twee ringen schitterden om hun vingers. Hij hoorde ze een litanie prevelen. Zelf wist hij zich niet echt een houding te geven en hij sloeg zijn armen over elkaar.

Een wit en rood licht ontsprong uit de ringen. Ze wervelden, kolkten om elkaar heen tot aan het plafond. De banden van licht werden steeds sterker, totdat Oropher zijn ogen tot spleetjes moest knijpen. Tussen de kiertjes door zag hij dat het hele hondenlichaam omhuld was.

Toen het licht doofde, zat Jayne op de tafel. Haar wangen waren ingevallen, haar schouders knokig. De blik in haar ogen was dof en ze leek in niets op de vrouw als wie Annatar zich had voorgedaan.

De drie elfen staarden naar haar. Niemand zei iets, niemand bewoog. Jaynes lippen trilden, geluid kwam er niet uit. Ze leunde naar voren, zette haar voeten op de grond en zette een stap.

Toen viel ze.

Oropher wist niet hoe hij het presteerde, want de andere twee elfen waren dichterbij, maar hij was degene die haar opving. Toen ze tegen zijn borst aan smakte zat Elronds arm er wel tussen, al trok de elf die snel weg.

'Rustig,' prevelde Oropher, 'blijf nog even zitten.'

Ze leunde tegen hem aan, bewegingloos. Een plotse gedachte deed hem bevriezen.

Is ze dood? Was de magie te veel voor haar?

Hij zakte door zijn knieën en legde haar voorzichtig op de grond neer. Haar hoofd legde hij in zijn schoot. Met trillende vingers veegde hij haar haren uit haar gezicht. Ze had haar ogen gesloten.

In paniek keek hij op. Elrond staarde haar overdonderd aan, alsof hij niet kon bevatten wat er was gebeurd. Vrouwe Galadriel was vlotter. Ze hurkte bij het meisje neer en legde haar vinger in diens hals.

'Ze leeft,' sprak ze opgelucht. Toen ze hem aankeek, zag hij toch dat ze bezorgd was.

Ik hoop niet dat dit de uitkomst van de spreuk is. Dat ze nu gevangen is in een eeuwige slaap.

Oropher verstarde toen hij Galadriels stem in zijn hoofd hoorde. Hij wilde naar achteren kruipen, maar Jaynes hoofd rustte nog steeds in zijn schoot.

Om aan Galadriels aandacht te ontsnappen boog hij zich voorover en streelde langs haar wang. Het ging vanzelf – en het besef dat ze nu geen hond meer was en dat dit enigszins vreemd was, was niet sterk genoeg om hem ermee op te laten houden. De fluisteringen van de vrouw gonsden door zijn hoofd.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top