049 • Oropher

De regen tikte tegen de bladeren, gleed naar beneden en viel op zijn hoofd en schouders. Zijn blonde haren kleefden tegen zijn gezicht. In de weerspiegeling van het roerige water zag hij zijn kroon glimmen. Hij hield van de regen, van de kilte die hij voortbracht. De natte kou bracht hem altijd tot bezinning, maakte zijn herinneringen aan koude en vervlogen tijden wakker. Een flinke regenbui als deze hield hem scherp. Een elfengeest had dat eens in de zoveel tijd nodig. Zeker als hij zo'n verantwoordelijkheid droeg als hij. Kalme jaren zoals deze die niets dan voorspoed beloofden waren in staat om een sluier over zijn geest te trekken, om een illusie op te roepen dat niets zijn rijk kon schaden.

Het was een vergissing die al eerder begaan was en waar hij het bloed en de angst van geproefd had. Bij tijd en wijle ontdekte hij dat die smaak nog steeds in zijn mond was achtergebleven. Het was onuitwisbaar, onvergankelijk.

De struiken aan de overkant van het stroompje waar hij zat, roerden zich. Een vochtige, harige snuit kwam tevoorschijn. Oropher tastte naar het mes dat hij op zijn heup droeg. Er waren wolven in het woud, maar meestal waagden ze zich niet in de buurt van Amon Lanc. Hij liet zijn hand weer zakken toen hij de hond zag die naar voren stapte en water naar binnen slobberde. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Tijdens zijn lange reis na de val van Doriath was hij langs verscheidene mensendorpen gereisd. Daar had hij deze dieren gezien, die de schapen bijeendreven. Maar dit was een kleiner exemplaar. Was het soms verstoten door zijn geringe omvang? Hoe dan ook moest het dier flink gezworven hebben.

Het onverzorgde uiterlijk van het dier zou hem moeten afstoten, maar gek genoeg voelde hij een verbintenis met het schepsel dat niet wegdook voor de regen en onbekommerd water tot zich nam.

Orophor floot een hoge toon. Het dier keek op, maar toonde geen teken dat hij zich bedreigd voelde. Het keek hem even aan en richtte zijn aandacht toen weer tot het water.

Orophor kwam overeind toen de hond weer in de struiken was verdwenen. Hij rekte zich uit, zijn spieren voelden stijf. Tegen de tijd dat hij terugkwam in de hoofdstad, was de stijfheid echter alweer weggetrokken. Elfen die onder de luifels stonden te wachten tot de hoosbui over was knikten naar hem. Inwendig grijnsde Oropher. Hij wist best dat ze hem voor gek verklaarden. Hij stoorde zich er niet aan. Iedereen had wel een eigenaardig kantje. En met dat van hem deed hij niemand kwaad.

Plassen water spatten op toen hij de trappen richting het paleis opging. Toen hij op de binnenplaats kwam, werden er al bevelen over en weer geschreeuwd. Nog voordat hij tussen de grote kersenhouten deuren stapten, stonden er al bedienden klaar om zijn haar en gezicht te drogen. Het liefst zouden ze hem ter plekke verkleden, maar dat stond hij niet toe. Dan dweilden ze maar een keer extra. Dat was uiteindelijk de reden dat hij ze aangenomen had.

Orophor had het geduld niet om zijn haren helemaal te laten drogen. Na een paar snelle strijken door zijn haar vond hij het welletjes en liep hij verder zijn paleis binnen, de warmte van de haardvuren tegemoet. Hij zette koers naar zijn privévertrek, een warm bad stond daar al te wachten. Hij hing zijn druipende kleding over de rug van een stoel en stapte het stomende water in. Heerlijk. Niets maakte je alerter dan een regenachtige dag, dan het opzoeken van uitersten zoals warmte en kou. Een aangename hitte trok over zijn verkilde ledematen en hij sloot genietend zijn ogen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top