031 • Elrond
Het water kletterde op zijn hoofd, gleed over zijn schouders en doordrenkte zijn modderige kleding. Door het waas van druppels zag hij haar lachende gezicht, haar witte tanden en haar ogen die schitterden als de helderste ster. Ze strekte haar handen naar hem uit en trok hem naar zich toe, zodat het voelde alsof ze één nat kledingstuk deelden. Haar handen volgden de contouren van zijn bovenlichaam en klommen omhoog, totdat haar vingers in zijn natte haren verstrikt raakten. Haar aanraking was warm, alsof het koude water nauwelijks invloed op haar had. Ze lachte, kwam dichterbij met haar gezicht en kuste zijn lippen. Hij sloot zijn ogen, tastte haar lippen en tong af.
Elrond opende zijn ogen. Ze was verdwenen. Meer herinnerde hij zich niet. Hij hunkerde naar de gevoelens die ze toen bij hem had losgemaakt, want hij voelde zich ijskoud sinds ze was heengegaan. Met de rug van zijn hand veegde hij een paar tranen weg die zich in zijn ogen hadden opgehoopt. Hij luisterde naar het vallende water rondom hem. Hoewel hij hier niet kon vinden wat hij hoopte, voelde ze hier wel dichterbij dan ergens anders in Eriador. Samen hadden ze Imladris ontdekt en verkend. Hij had hier willen wonen, samen met haar. Het zou nooit gebeuren. Het was vijf jaar geleden dat ze hier samen onder een waterval hadden gestaan en het wastevens vijf jaar geleden dat ze afscheid van hem had genomen, op weg naar een draak.
Een draak. Ze heeft haar – en mijn – toekomst vergooid voor een draak.
De pijn was nog net zo heftig als de dag dat zijn broer en Annatar terugkeerden. Beiden met bleke gezichten. Elros had zijn trillende armen om hem heen geslagen. Dat was voor Elrond al genoeg geweest. Er hoefde geen woord gezegd te worden.
Elrond slaakte een diepe zucht. Hij kauwde op zijn lip toen hij weer in huilen dreigde uit te barsten. Hij was kwaad op zijn broer. Op haar. Op zichzelf. Eigenlijk op iedereen. Ook de onmacht was nog niet gesleten. Kon hij maar iets doen om de tijd terug te draaien, om met haar mee te gaan en haar te beschermen.
'Het spijt me,' fluisterde hij tegen de wind. 'Ik had me niet moeten laten tegenhouden. Ik had aan je zijde moeten staan.'
Een snik brak door en hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Hij wist niet hoe het verder moet. Iedere dag voelde als een marteling. Hij zou haar nooit meer zien. Nooit meer.
Als het Celebrían was geweest die was gestorven, dan had ze op hem gewacht in Valinor. Maar Jayne niet. En ondanks dat hij een half-mens was, wist hij niet waar de zielen van de mensen naartoe gingen wanneer ze stierven. Hij was nog steeds van voornemens om het uit te zoeken, maar het verdriet voelde te vers en hij wist niet of hij de waarheid aankon. Misschien gebeurde er wel niets met hen.
De zon zakte achter de bergtoppen naar beneden. Hij wist dat het tijd was om te gaan. Soms zat hij hier dagen, terwijl Celebrían op hem wachtte. Haar geduld was ongelofelijk, maar soms benauwde het hem. Vaak wenste hij dat ze eens uit haar slof schoot en snauwde dat hij zijn leven weer moest oppakken, zoals Jayne zou hebben gedaan. Maar Celebrían fluisterde enkel dat hij de tijd moest nemen om zijn verdriet te verwerken en gaf hem omhelzingen die zijn lichaam niet konden verwarmen. Maar ze bleef bij hem. En daar was hij blij om, want ze was de enige. Jayne had hem verlaten. Haar broer had hij nooit meer teruggezien en Elros was ook vertrokken, alsof hij het verdriet van zijn broer beklemmend vond en zich ervoor wilde verbergen. Elrond kwam overeind, zich ervan bewust dat hij die dag meer was kwijtgeraakt dan een prille liefde. Hij had zijn broer verloren – en zelfs zichzelf. Hij wist niet wat hij moest doen om beiden weer terug te vinden, gezien alle dagen eindeloos duurden en de stappen die hij zette loodzwaar waren. Iedere ochtend werd hij wakker met de gedachte dat hij hier naartoe moest, omdat deze vallei hem met Jayne verbond. Het was hun geheim geweest – het enige wat hij nog kon koesteren. Maar het heelde zijn wonden niet.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top