025 • Jayne

Het afscheid was er niet een waarbij veel tranen werden vergoten. Jayne gaf Elrond een haastige kus op zijn lippen en daar liet ze het bij. Dat was waarschijnlijk al genoeg om half Eriador op stelten te zetten en ze vroeg zich af wat Celebrían ervan zou denken.

Het was een gemene gedachte, maar ze hoopte dat ze het zich ontzettend aantrok en terug naar haar elfenparadijsje ging. Anders zou ze wellicht Elrond proberen op te vrolijk en wie weet wat er zou gebeuren nu Elrond eens met iemand gezoend had. Misschien had hij helemaal geen zin om te wachten tot ze terugkwam. Als ze al terugkwam.

Ze besteeg haar paard en gleed met haar handen door de donkere manen van Meadow. 'Ik heb je gemist, meisje.' Ze voelde zich zelfs een beetje schuldig omdat ze zo weinig naar haar had omgekeken. Al had ze nu meer dan genoeg tijd om het goed te maken.

Jayne hield de teugels aan terwijl ze wachtten totdat de drie mannen ook zo ver waren. Elros stond nog bij zijn broer, ze fluisterden samen. Wat zou Elrond met zijn gebruikelijke omwegen tegen zijn broer zeggen? Dat hij in één stuk moest terugkomen? Dat hij haar zo ver mogelijk bij de draak uit de buurt moest houden? Dat hij Annatar een zetje moest geven als ze langs een ravijn reden?

Ze grijnsde om die laatste gedachte en keek waar de man was. Hij stond op een steenworp afstand van haar. Zijn ogen gleden over de menigte die zich voor het kasteel had verzameld. Om zijn mond speelde zijn bekende spottende grijns, alsof hij deze hele vertoning de grootste onzin vond en meer van de onbenulligheid van de inwoners van Eriador genoot dan van zijn de aandacht die hij kreeg. Ze vroeg zich af waarom hij vlak bij zo een grote stad woonde als iedereen die hij ontmoette toch te min voor hem was. Al leek het haar wel en type dat minzaamheid nodig had om te blijven leven. Het streelde vast zijn eigen ego als hij constant omringd was door wezens bij wie hij zich superieur voelde.

Jayne was niet van plan om hem de hele reis te schuwen. Hij mocht dan wel een niet al te warme persoonlijkheid hebben, maar ze was niet bang voor hem en wilde evenmin die indruk wekken. Hij zou haar vast de hele reis met denigrerende opmerkingen vermoeien, dat was iets wat ze dan maar voor lief moest nemen. Als ze zich er niet druk om maakte, was de lol er waarschijnlijk snel van af.

'Heb jij niemand om afscheid van te nemen?' vroeg ze hem zodra hij dicht bij genoeg was gekomen om op een normaal volume tegen hem te spreken. Ondanks de achterdocht die haar plaagde zodra ze zich in zijn buurt bevond, moest ze toch toegeven dat ze wel nieuwsgierig was. Hij oogde als een man die vele geheimen had.

'Voor een elf stelt een reis als dit niets voor. Wat is een reis van hooguit een jaar nu in de ogen van een wezen dat zo onvergankelijk is als ik.'

Jayne speelde met het leidsel in haar handen. 'Volgens mij zijn er genoeg mensen en elfen die een mes door jouw borstkas willen steken. Erg populair ben je niet.'

Annatar hield zijn hoofd schuin. Zijn donkere irissen leken een inktzwarte mist uit te wasemen. 'Ben jij een van die mensen?'

Ze trok haar mondhoek op. 'Nog niet.'

Annatar boog zich iets naar haar toe en even was ze bang dat hij zou vallen. 'Dat liefje van je wel, hè?'

Jayne zweeg. Plotseling had ze spijt van het onderwerp dat ze ter sprake had gebracht. Er ging iets dreigends van de elf uit, iets waar ze de rillingen van kreeg. Toch wilde ze niet dat hij het laatste woord had – zeker niet met zo een beladenheid.

'Elrond is niet in staat om ook maar iemand kwaad te doen.'

De man lachte kort, al klonk het allesbehalve vrolijk. 'Waarschijnlijk ranselt hij zichzelf al af bij de geringste gewelddadige gedachte.' Hun blikken versmolten voor een ogenblik. 'Je kent hem nog niet half zo goed als je denkt, meisje.'

Ze deed er het zwijgen toe omdat Elros en haar broer zich bij hen voegden. Even ving ze Angmars vragende blik op, maar ze sprak geen woord. Toch lieten de woorden van Annatar haar niet los. Ze wist niet wat hij ermee bedoeld had, óf hij er überhaupt iets mee bedoeld had, naast haar in verwarring brengen. Er was een oud gezegde dat zei dat uit een vervuilde bron niets dan vuil water stroomde en ze vroeg zich af of men daarmee op types Annatar doelde. Zou er ooit iets opbouwends uit zijn mond komen? Ze betwijfelde het. Toch was niet van plan om de rest van hun reis tegen hem te zwijgen. Daarvoor had ze te veel eergevoel. Dan incasseerde ze de klappen liever.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top