18.
Ik slik.
Heb ik dat nu net gezegd?
Ik zie James verward kijken en naar woorden zoeken. Hij opent z'n mond, maar sluit die al snel weer als hij geen woorden weet te vinden. Snel rent hij de trap af.
Shit. Wat heb ik gedaan?
Snel ren ik hem achterna. "Wacht."
Ik zie nog net dat Mijnheer aan de kant wordt geduwd door James en dat de deur met een harde klap wordt toegezwaaid.
Mijnheer kijkt verbaast en verward mijn kant op, maar ik negeer hem alsnog volledig en ren James snel achterna. Ik zie James nog net op zijn fiets stappen en achterom kijken. Wanneer hij mij ziet staan, draait hij zich om en begint op een snel tempo te trappen.
Ik loop zo hard als ik kan.
Man. Zo hard zou ik niet eens rennen als ik een unicorn zag die mijn Ben & Jerry's opat.
Ik heb nog net de zoom van zijn shirt vast en trek eraan, hopend dat hij stopt met fietsen, maar Jay is natuurlijk weer koppig en trapt hard door, waardoor zijn shirt afscheurt en ik dus een stukje Jay-shirt in mijn hand vasthoudt.
Ik blijf hem achterna rennen, terwijl ik nog aan het stofje ruik. Ik klim op zijn bagagedrager en hou me stevig vast aan hem. "Jay, alsjeblieft! Stop met rijden. Ik ben bang." Fluister ik die laatste zin.
"Jay komaan!"
"JAMES!"
Hij begint nog harder te trappen als eerder en ik krijg het benauwd.
Moet ik het zeggen?
Zal hij dan stoppen en luisteren?
Zenuwachtig en nadenkend trek ik de contouren van zijn sixpack over, waardoor ik kippenvel zie verschijnen tot in zijn nek.
"I-Ik- AAAAH!"
Hij verzet zijn versnelling en rijdt nu gevaarlijk snel.
"J-James! STOP ALSJEBLIEFT! IK-IK UNICORNGOD IK HOU VAN JE! IK MEENDE NIET WAT IK ZEI! IK ZIE JE UNICORNDOMME GRAAG!" Abrupt hoor ik een remgeluid en komen we tot stilstand, waardoor ik tegen James' rug wordt aangedrukt.
Ik spring direct van zijn bagagedrager en kijk om me heen. We zijn enkele straten van Jays' huis verwijderd. Ik twijfel.
Vertrouw ik hem nog? Nee.
Ik twijfel nog een seconde, maar ren dan ver weg van James en zijn fiets des hels.
Ik had dat nooit mogen zeggen. We zijn familie verdomme! Hoe ziek ben ik wel niet?
Ik ren het bos in, maar weet niet welke kant ik moet opgaan zodat Jay me nooit meer zou kunnen vinden. Ik hoor weer een remgeluid achter me en ik draai me al rennend om. Ik zie Jay achter me aanfietsen en net een zijstraat infietsen.
Zie je wel. Hij haat je nu. Je hebt het verkloot, sukkel! Hij laat je stikken Wat dacht je zelf? Dat hij je achterna zou rennen? Hulpeloos geval!
Opeens verschijnt de fiets van Jay voor me die van links kwam uitgereden uit een steegje.
Doordat ik in gedachten verzonken was, ben ik niet alert en val dus recht op Jay die nog op zijn fiets zit. Samen vallen we op de grond met de fiets bovenop ons.
Ik kijk hem aan: Groen, giftig. Gifgroene ogen staren intens in de mijne en ik weer niks meer te zeggen. Ik blijf gewoon staren.
"Sorry."
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top