20- een fles rum

Moeizaam had ik het Beest op de rug van Phillipe gelegd en daarna mijn mantel over hem gedrapeerd tegen de onderkoeling.

Ikzelf hield me stevig vast aan Phillipe om me op te warmen terwijl we rustig terugstapten naar het kasteel.

De bloedvlekken op zijn poten waren opgedroogd.

Mijn gedachten waren leeg en kaal. Ik had een wolf bewusteloos geslagen, ik had visioenen gehad toen ik de roos aanraakte... en in had mijn kans om te ontsnappen verspeeld.

Maar het was onmogelijk om hem gewoon achter te laten, waarom weet ik niet.

Hij was me achterna gekomen.

Ik keek even naar hem op terwijl de sneeuw op mijn donkerblauwe mantel bleef vallen.

In traag tempo ging zijn lichaam op en neer van zijn zware ademhalen.

En niet om wraak te nemen, wist ik nu. Gewoon om me veilig te stellen. Ik zuchtte. Ik raakte maar niet aan hem uit. Hij was zo....

Onverklaarbaar.


🌹

"Je moet lopen, ik kan je niet alleen dragen. Breng me naar je kamer.", zei ik zo kalm mogelijk terwijl ik zijn zware arm over mijn schouder legde.

Bijna verloor ik mijn evenwicht.
Zijn zachte vacht voelde goed aan tegen mijn koude nek.
Ik had de grote deur in de inkomhal met moeite dicht gedaan met hem leunend op me.

Het haardvuur dat brandde klonk vertrouwd.

Het Beest gromde luid.

En alsof dat een signaal was voor de hofhouding, kwamen Lumière, Pendule en mevrouw Tuit op haar karretje op ons af.

"Wat is er gebeurt?", vroeg Tuit bezorgd.
"Waar was u, Meester?",zei Pendule.

Weer gromde het Beest terwijl hij probeerde aan de wond te krabben.

Het lukte me nog net om hem tegen te houden.

"Wolven in het bos", was het enige wat ik zei.

"Kan iemand Phillipe naar de stal brengen en hem verzorgen? De rest zoekt naar het nodige materiaal dat ik nodig heb om zijn wond te verzorgen", zei ik.

🌹

Eén voor één lichtte Lumière een kaarsje op en werd de kamer steeds lichter.

"Ik kon niks sterker vinden", zei Tuit bezorgd met een fles rum naast haar.

Ik knikte naar haar en nam de fles aan, trok de dop eraf en nam een stevige slok.
Mijn lichaam warmde er gelijk van op.

Het Beest keek me tussen zijn dichtgespleten ogen verbaasd aan.

Misschien beelde ik het me in, maar
ik dacht even te zien dat zijn linkermondhoek een tikje omhoog ging.

Ik zette de goudkleurige vloeistof op het nachtkastje naast het Beest zijn bed.

Rustig legde ik zijn gewonde arm goed. Het had me veel inspanning gekost om hem naar zijn kamer te brengen terwijl hij me wegwijs maakte.
Hij had een slaapvertrek nóg groter dan de mijne, links van me was er net als bij mij een muur van glas verhult onder het klimop. Enkel de balkondeur kon nog open en leidde naar een klein balkon. De sterren stonden nog hoog aan de hemel.

In de verte maakte de zwartblauwe lucht plaats voor een oranje gloed.

Het onweer was als sneeuw voor de zon verdwenen. In de hoek van de kamer stond een van de vele deuren op een kier, in de kamer erachter stond de betoverende roos op het kleine tafeltje.

Mijn blik bleef er even op rusten, terwijl ik terugdacht aan dat rare gevoel.

Een pijnlijke grom van het Beest bracht me terug bij hem.

Ik nam de vot uit de kan die Tuit ook had meegebracht, nam wat rum om zijn wond te ontsmetten en dopte het rustig op zijn arm, hij beweegde echter lastig.

"Dat doen pijn!", schreeuwde hij luid in mijn gezicht, het gaf me een grote schok.

"Blijf dan stil, dan doet het geen pijn!"

Weer gromde hij, deze keer naar het plafont gericht, proberend om zijn woede daarop te richten. Zonder zijn blik af te wenden zei hij steevast:

"Jij bent gekomen waar je niet mocht gaan"

"Je had me niks gezegd over een verboden vleugel", zei ik dan maar droog als tegenreactie.

"Ik ben er zeker van dat het personeel je heeft gewaarschuwd."

Ik begon onbewust gefrustreerder te doppen, wetende dat hij gelijk had.

Maar hij kan toch niet van me verwachten dat ik hier braaf blijf zitten als een of ander schoothondje.

"Jij moet je eens leren beheersen", zei ik woedend. Abrupt stopte ik met doppen en gaf hem de fles rum in zijn andere hand zodat hij kon drinken indien nodig.

Ik nam ijzerdraad en een naald. Ik zuchtte geïrriteerd.
Ik prikte de naald langzaam in zijn vel.
Met zijn gezicht nog steeds op het plafont gericht kon ik zien dat hij op zijn tanden beet. Hij had de wond door de wolven, die míj aanvielen.

"Bedankt dat je me redde van de wolven", zei ik stil.

Maar toch had hij me gehoord. De huid onder de naald ontspande en het Beest zakte wat meer ineen, zoals iemand die vertrouwd was met dit bed en er eindeloos in zou kunnen slapen.

Hij hield zijn ogen gericht op mijn naald waaraan een kort stuk ijzerdraad hing.

"Graag gedaan", zei hij even stil en kalm terug. En alsof dat mijn startsignaal was, begon ik zijn wond dicht te naaien.


🌹

Ik legde het deken goed over zijn grote lichaam, terwijl hij steeds verder wegzakte in een droom.

Ik onderdrukte een geeuw. Ik was nog nooit zo moe geweest. Ik had vanacht amper geslapen en de zon kwam al bijna op. Tuit had Barstje al lang ingestopt. Wat dat ook mocht betekenen voor een klein kopje.

Zij, Pendule en Lumière keken bezorgd toe van een houten bankje met een bedekking van een bordeaustof.

"Zijn wond is dicht genaaid en alles lijkt goed. Hij zal wel een tijdje uitgeput zijn, denk ik" Ikzelf liep naar een grote koffer en ging er maar opzitten.

Ik keek naar mijn nagels. Er zat vuil en bloed onder. Ik zal het straks wel afwassen.

"Wat zijn jullie?", vroeg ik ineens doorheen de stilte. Nogsteeds stonden ze op het bankje.

Tuit zuchtte.

"Vervloekt, liefje"

Ik hefte mijn gezicht naar hen op.

"Hoe?", vroeg ik zonder verder na te denken.

"Een oud vrouwtje kwam op zijn achtiende verjaardag aan de deur te staan en vroeg overnachting in ruil voor een roos. De prins weigerde resoluut. Het vrouwtje bleek een beeldschone fee te zijn en zei hem dat hij egoïstisch was en alleen aan zichzelf dacht. Als straf voor het weigeren van haar overnachting, veranderde ze hem in een Beest en wij... het personeel...veranderden", zei Lumière.

Ik luisterde verbaasd en keek tussen de kier naar de andere kamer, naar de rode roos op het tafeltje.

Was hij daarom zo onbeheerst toen vader de roos plukte.

Hoezo was de roos zijn vijand. Niet de fee?

Pendule leek door te hebben dat ik mijn blik tevens op iets anders had gevestigd.

"Elke keer dat er een blaadje van de magische roos valt, komen we dichter tegen de dag dat de Meester een beest blijft, en wij... zullen niets meer zijn dan antiek."

"Rommel", vervolgde Plumette die de kamer binnen vloog. "We worden rommel"

Ik keek naar het Beest toe.

Verzonken in een diepe slaap. Hij was een prins.
Hij had ieder in dit kasteel vervloekt door zijn gedrag.

Zijn roekeloze gedrag. En één ding wist ik, ze verdienden dit niet.

Ze waren zo vriendelijk voor me. Of hij het verdient... Misschien, maar toch niet zijn hele leven lang? Weer keek ik naar het stelletje betoverde wezens op het bakje.
Hun ogen leken allemaal gevuld met verdriet.

Nee, gemis.

Gemis aan een tijd die ze nooit terug zouden krijgen.

Lumière kan Plumette nooit meer vasthouden zonder de zorg dat hij haar zou verbranden.

Tuit zou nooit zien hoe haar zoon opgroeit, volwassen wordt, trouwt.

Ze zou nooit kleinkinderen hebben.

Échte antiek geworden, is dat niet even erg als de dood? Ze verdienden het niet.

Ineens was die simpele roos een magische tijdbom geworden.

"Ik wou dat ik kon helpen", zei ik, en ik meende het.

"Wel er is een manie...", zei Pendule voor hij onderbroken werd door Mevrouw Tuit.

"Daar moet jij ge geen zorgen om maken, kind.", suste ze lief.

Welke manier?

Weer keek ik het Beest aan.

"En toch volgen jullie zijn bevelen op én toch steunen jullie hem?",vroeg ik nieuwsgierig.

Ik weet niet of ik dat zou kunnen.

"We moeten wel. We hielden allemaal van het kind toen hij jong was. Vaak kwam hij in de keuken en praatte hij met ons, soms hielp hij ook met het eten. Hij achtervolgde Lumière altijd als hij de kaarsen in het kasteel één voor één oplichte.", Lumière grinnikte verdrietig, denkend aan een vorig leven.

Aan tijden in de zon.

Even leek Tuit niet te weten hoe verdergaan.
Ze schraapte haar keel.

"Zijn moeder stierf toen hij 12 was, zijn vader gaf hem de kans niet om te rouwen en maakte van het arme intelligente, lieve, dromerige kind een kil, egoïstisch iemand, die geen liefdadigheid tonen kon. En in die nare periode van zijn leven, waarin hij gedwongen werd om te veranderen en niet te rouwen om zijn geliefde moeder... deden wij niets.", ze had geen moeite om het toe te geven, ze namen het zichzelf kwalijk.

"En toen zijn vader stierf gebeurde het onvermijdelijke. De prins werd zijn vaders spiegelbeeld."

Hij had geen moeder meer, en geen vader.

Hij was het jongetje op het schilderij.

Zij was zijn moeder.

En hij.. was zijn vader.

Het jongetje lachtte zo mooi op het schilderwerk. Waar was dat jongetje nu heen?
Zo te zien ver te zoeken.

Ik liep rustig de trappen naar de voordeur af en deed terwijl mijn mantel weer aan.

Het Beest was verzorgd.

Het personeel had zich teruggetrokken om al te beginnen met een stevig ontbijt.

Ik had alles gedaan wat ik moest doen.

Ik wilde naar vader toe.

Voor dat ik mijn hand op de deurklink legde, keek ik nog even naar de ruimte.

Naar het magnifieke plafont, de luxueuze trap en kroonluchters. Lichtbundels kwamen al doorheen de ramen.

De zon kwam op. Ik zuchtte.

Moest ik wel weggaan?

Op de een of andere manier voelde ik dat ik hier móest zijn, voor hen.

De roos had zijn meeste bladeren al verloren. Ik was misschien de laatste die iets levens kon aantreffen in dit kasteel. Hij was zijn ouders verloren. Hij was niet gemeen of egoïstisch. Alleen het Beest rondom hem.

Ik had hem bevooroordeeld.

En dat nam ik mezelf kwalijk.

Zo enorm kwalijk.

Als ik de deur uit zo lopen, kon ik dit vergeten. Dan zou ik me misshien minder schuldig voelen.

Ik was misshien eindelijk ergens anders, maar het was niet thuis.

Ik had geen boeken, geen vader.

Vader had gelijk.

Ik pas niet in de buitenwereld.

Dat huisje aan de rand van Villeneuve, voelt nog steeds het meest vertrouwd en daar leek er geen gewicht op mijn schouders te liggen om keuzes te maken...

Maar die vrijheid, die zorgen, was dat niet juist wat ik wou?

"Belle, waar ga je heen?", klonk Mevrouw Tuit haar stem doorheen de zaal.

Ze kwam op haar karretje naar me toe rollen. Ze keek naar mij en dan naar mijn hand die de deurklink vasthield en toen vragend in mijn ogen.

"Ik weet het niet", gaf ik eerlijk toe.

Ze zuchtte diep.

"Je zei dat je wou dat je kon helpen. Blijf alsjeblief.
Meer vragen we niet."

Voor de duidelijkheid, ik heb geen idee hoe men een wond in die tijd verzorgde. Ik kijk iets te veel films denk ik🤔

Xx,
AreaderandDisneyfan

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top