19- spierwitte wolven
Meteen kreeg ik een windvlaag in mijn gezicht waardoor ik rilde.
Snel trok ik mijn mantel wat dichter om me heen en rende de trap af terwijl het weer bliksemde.
Ik keek om me heen of ik niet gevolgd werd.
Nog niet.
Alles was wit, tot me iets groots opviel tussen de struiken. Phillipe graasde.
Stond hier zelfs gras?
Ik was zo opgelucht dat ik hem zag. Ik zuchtte blij. Eindelijk een vertrouwd gezicht. Ik rende naar hem toe en riep hem
“Phillipe!”
Hoe was hij me niet opgevallen gisterenavond? Toen ik bij hem stond, knuffelde ik hem om zijn nek. Hij hinnikte.
Wat was ik blij om die kleine bruine stippels op zijn vacht te zien. Iets verderop waren grote stallen met veel hooi en verlichting. Ik bleef er bedachtzaam naar kijken terwijl ik Phillipe aaide.
Hij had hem onderdak geboden?
Weer hinnikte Phillipe, wat me wakker schudde. Ik sprong snel op zijn rug, greep zijn manen vast en dwong hem tot galop.
“Komaan Phillipe!”
Terwijl het steeds harder begon te regenen, begaven we ons naar de kasteelpoort, richting het bos.
De bries in het bos leek woedend op me. Ik kreeg haast tranen in mijn ogen en mijn zicht werd me bijna ontnomen door duisternis en knetterende regen.
Ik probeerde me slalommend een weg te zoeken tussen de bomen, wat niet goed lukte zonder teugels. Mijn blik hield ik op de grond gericht, met mijn kap die af en toe mijn zicht verstoorde.
Opnieuw weerklonk een bliksemschicht gevolgd door luide donder. Steeds dichterbij zag ik iets donkers in de sneeuw liggen.
Vaders rijtuig.
Ik was hier al geweest. Ik was op de goede weg.
Phillipe galoppeerde zo snel hij kon, maar eerlijk, de wind vertraagde hem enorm.
Ik volgde dezelfde weg als twee dagen geleden.
Alleen kwam ik nu uit bij een muur van bomen.
Er kon geen mens door. Ik keek abrupt weer achter me naar het rijtuig.
Was ik nu gek geworden?
Ik keerde terug naar de kar en keek dan weer de kant op waar ik vandaan was gekomen, twee dagen geleden.
Nee, ik had gelijk.
Ik was écht van die kant gekomen. Ik keek richting de bomen.
Ik zuchtte geërgerd. Ik sloot mijn ogen en ging met mijn kletsnatte hand richting mijn rechter onderarm en kneep mijn nagels in mijn vel.
Was ik aan het dromen?
Ik opende mijn ogen weer, en nog steeds was niks veranderd. Ik keek naar het westen, daar leek echter wel een verscholen pat tussen de krommende bomen.
Ik gaf Phillipe draf aan. Af en toe bukte ik mijn hoofd om een tak te vermijden die tegen me zou slagen wegens de wind. En af en toe kreeg ik er ook flink een tegen mijn gezicht. Ik kreeg alleen licht door de bliksem en door mijn zicht dat steeds verbeterde.
Ineens stopte de regen en het gedonder. De lichtflitsen stopten.
Opeens was het merkwaardig stil.
De maan kwam plots weer te tevoorschijn tussen de wolken.
Maanlicht streek over het woud. En op datzelfde moment, weerklonk het gehuil van een wolf.
Al snel volgden er meer. Gegrom kwam steeds dichterbij.
Mijn adem stokte, ik greep me steviger vast aan Phillipes witte manen
“In het oosten daarentegen ligt een groot bos, er gaat een legende dat er hongerige dieren zouden leven die elke voorbijganger zonder aarzelen zouden opeten.”,
echode de stem van Adriana ineens spokerig in mijn hoofd.
Ik kneep hard in Phillipes manen en keek terwijl snel om me heen. Zonder omdraaien gaf ik Phillipe aan verder te galopperen.
Zo snel mogelijk.
We raasden bomen, struiken snel voorbij.
Niet eens wetend waar we heen gingen. Stevig hield ik me vast aan Phillipes nek. Op één gegeven moment leken we zo ver afgedwaald dat ik niets meer hoorde.
Ik stopte het gespikkelde paard abrupt en keek rond.
Weer was het stil.
Ik liet mijn schouderbladen eindelijk even zakken.
Tot ik onder het sneeuw weer de aanhangwagen van vader zag.
Ik was rond gereden... Ik zuchte.
Maar hier waren tenminste geen wolven, voor zover ik dacht.
“Goed zo, Phil..”, ik zweeg weer toen in het geluid van krakende takken hoorden en krakend sneeuw.
Uit een struik op een dikke meter van mij, staken twee felle donkere dierenogen uit, gevuld met honger, tussen de dode bladeren. De vacht van de wolf was spierwit en over zijn rechteroog ging een lang litteken dat geïnfecteerd leek te zijn .
Een paar seconden keek het beest me diep in de ogen.
Mijn adem hield ik in en ik probeerde geen enkel geluid te maken.
Maar in plaats van dat het mij besprong, besprong hij Phillipes voorpoot en hij zette zijn mond gevuld met gele scherpe tanden eromheen.
Phillipe hinnikte luid en probeerde zich los te schudden van het beest. Ik verloor mijn evenwicht en viel van Phillipe dwars op de grond.
Even prees ik me gelukkig dat er zo veel sneeuw lag.
Ik stond snel op, probeerde de pijn te verdingen door een vuist te maken van mijn hand.
Hard kneep ik in mijn vel. Ik deed het eerste wat in me opkwam.
Ik pakte een grote tak vast van een boom die over me heen kronkelde en trok hem er met alle macht af.
En nam hem met beide handen vast. Nog steeds was Phillipe hevig aan het schudden en hinniken.
“Phillipe!” Met dit lawaai trokken we waarschijnlijk nog meer wolven aan.
Ik liep naar de wolf die nog steeds om Phillipes poot hing en begon de tak blindelings op het hongerige dier te slaan.
Met volle tegenzin, ik kon de gedachte dat ik een dier folterde niet verdragen én toch moest ik. Ik kreunde van irritatie.
“Het spijt me!”, riep ik boos naar het dier.
Nog één extra hinnik van Phillipe gaf me nog meer agressie. Hij was altijd van vader geweest en ik zou hem hier niet laten sterven.
Moeder had vast nog op hem gereden.
“Laat los”, schreeuwde ik kwaad naar de wolf.
Ik sloeg hem nog een keer in zijn buik en toen liet hij geschrokken los en deinsde achteruit in de bossen.
Phillipe blies zwaar uit. Enkele bloeddruppels vielen op de spierwitte sneeuw. Maar gelukkig leek hij er nog op te kunnen staan.
“Oh, ik verzorg het wel”, beloofde ik het dier plechtig.
Maar weer hoorde ik gegrom. Was de wolf weer op krachten gekomen?
Ja inderdaad.
En niet alleen dat.
Ik werd omsingeld door vijf bleke wolven. Ik kon geen kant uit.
Mijn kletsnatte haren kletterden op mijn gezicht terwijl ik angstig om me heen keek.
Hun nagels hadden ze diep in de grond gedrukt en allemaal lieten ze grommend hun tanden zien.
Weer greep ik de grote dikke tak stevig vast en ging voor Phillipe staan. Nog één gezamenlijke grom brachten ze uit, alsof ze communiceerden, en toen vielen ze allemaal aan.
Een grijze wolf trok hard aan mijn cape waardoor ik het benauwd kreeg aan mijn nek.
Door mijn wazige zicht kon ik zien dat twee wolven weer hun tanden in Phillipes poten duwden.
Ik werd er boos van.
Nu was ik degene die woedend gromde.
Ik draaide me om richting een grote stam en door de snelheid nam ik het dier aan mijn cape mee, en met een harde duw werd hij tegen de boom geplet.
Hij jankte.
Nog twee andere wolven kwamen op me af. Meteen sloeg ik ze op hun kop en hun onderpoten zodat ze zouden doorzakken, wat ze ook deden.
Maar al snel stonden ze weer op en leken ze naar me te grijnzen.
De wolf achter me stopte stillaan met janken en ik kon gewoon voelen dat hij zich weer rechtzette en mij als zijn prooi beschouwde.
Phillipe spring wild heen en weer om de wolven van zich af te krijgen.
Één had al losgelaten en was in de bosjes beland, weer begon ik geweldadig met de tak te slaan.
Maar steeds als ik ze aan de kant had geduwd, stonden ze de volgende minuut weer recht, steeds meer op mij azend.
We zaten gevangen in een bos, in een cirkel van hongerige wolven. Ik keek snel om me heen hopend om ergens een bevrijding, verdediging te vinden.
Maar niets kwam in me op. Ik vloekte in mezelf.
“In Godsnaam!”, schreeuwde ik uit.
En razendsvlug trok er op dat moment iemand op uit de bossen.
Het Beest.
Hij brulde ongelooflijk luid, woedend. Was hij degene die me wou hebben?
Zou hij het niet kunnen verdragen als hij níet degene was die er een einde aan zou maken voor mij?
Hij ging hard te keer tegen de wolven die zonder enige aarzeling op hem afsprongen. Ik rende naar Phillipe en klom op hem. Ik kon ontsnappen.
Net voor ik hem sein wou geven om door te gaan, hoorde ik een pijnlijke kreun, niet van de wolven.
En het prikkelde de me.
Ik draaide mijn hoofd naar het schouwspel. De wolven hadden het Beest op de aanhangwagen van vader geduwd.
Splinters moesten vast in zijn rug drukken.
Hij was er al ingeslaagd drie wolven van zich af te schudden.
Bewusteloos lagen ze in de sneeuw.
Hij graaide met zijn klauwen naar de agressieve carnivoren en gooide er één meters ver.
Hij brulde nogmaals luid, veel pijnlijker. Een van de twee wolven die nog bleef doorzetten, beet hard in zijn bovenarm. Zijn hemd was al gescheurd door wolvennagels.
Enkele bloedvlekjes waren erop te zien.
Ik stapte van Phillipe en liep in een snel tempo naar het Beest toe en nam de dikke tak weer. Hard begon ik te slaan op de wolf die hem beet.
“Laat hem los!”.
Ik bleef maar slaan, tot ik geen leven meer onder de stok voelde. Ik keek de wolf aan, hij lag bewusteloos over de schouder van het Beest.
Ik liet de stok vallen en hapte naar adem.
Ik had een dier bewusteloos geslagen. Éen snelle, bijna onzichtbare traan liep over mijn wang. De andere wolf leek geïmponeerd over mijn daden en deinsde achteruit.
Het Beest brulde luid naar hem en toen vluchtte de wolf het diepe bos weer in.
Hij pakte de wolf op zijn schouder vast en gooide ook hem in de sneeuw.
Mijn gezicht jeukte van de lichte schaafwonden door de takken. Ik was me zelfs niet eens zo bewust geweest van de koude.
Tot nu.
Nu alles stil leek te staan.
Ik ademde al mijn angst uit mijn lijf en bleef het Beest aankijken, terwijl hij zijn ogen dicht kneep van de pijn.
Zijn bovenarm zat onder het bloed.
Diepe schaafwonden sneden in zijn vacht.
Traag dwarrelde sneeuw over ons heen.
Ik keek zuchtend naar Phillipe en dan het bos in, waar het net dichtbegroeid was met bossen, was nu weer een pat te zien.
Het pat dat ik twee dagen geleden had genomen.
Maar het deed me raar genoeg niet zo veel.
Opnieuw weerklonk een pijnscheut van het Beest.
Ik draaide me naar hem toe en had een onbewust besluit genomen. Ik legde mijn hand op zijn onderarm. Even keek hij me verbaasd aan en daarna naar Phillipe, daarna wende hij meteen zijn blik weer af.
Voor het eerst zag ik dat hij blauwe ogen had.
“Je moet me helpen”, fluisterde ik,“Je moet opstaan”.
"Spokerig", is dat zelf een woord?
Ik weet niet hoe het komt maar 's nachts heb ik veel meer inspiratie om te schrijven, wat dan weer ten koste gaat van mijn nachtrust. Maar ach ja, je moet iets overhebben voor schrijven hè? Hahaha. En in dit geval doe ik dat maar al te graag. Het is een íets langer hoofdstukje dan gewoonlijk, maar ik kon gewoon niet stoppen! Ik hoop dat jullie het leuk vinden. Ik vind het namelijk nogal moeilijk om echte ' actie' te beschrijven.
Oké, ik zal maar eens in mijn bed kruipen! Slaapwel iedereen!
Xx,
AreaderandDisneyfan
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top