12 - Een doolhof van leugens


Toen hij de trap was afgegaan naar de inkomhal en het geluid van zijn klauwen stillaan verdween, pakte ik het kleed vast en duwde het ruw aan de kant zodat ik weer in de gang stond. Het kleed bedekt met rozen en bijtende doorns kneep ik zowat plat in mijn hand.

Ik draaide me naar de kleine voorwerpen om en zei toen ferm:

"De meester wou dat ik de beste kamer kreeg? Daarom moest ik me verstoppen voor degene die me m'n vrijheid ontnam! Ík!", zei ik luid, maar toch net stil genoeg om te vermijden dat het beneden te horen was.

Oké, ik had voorgesteld om hier te blijven, maar met vader...het was mijn plicht.

Dus het was makkelijker om de schuld bij het beest neer te leggen.

Wat nu als ik vader had achtergelaten?

Ik had weg kunnen gaan uit Villeneuve, ik had er niks meer te zoeken. Ik zou kunnen doen wat ik maar wilde.

Zou ik het knagende schuldgevoel kunnen dragen, wetende dat hij hier zijn laatste dagen zou slijten?

Nee... ik... had het juiste gedaan.

Ik moest gewoon kokhalzen bij de gedachte dat ik egoïstisch was, en ik daar zelf achter zou staan.

De antieke decorstukken sloegen hun ogen neer naar hun kleine voetjes of poten in Pendules geval. Ik zuchte bij hun aanblik.

Ik had misschien wat te heftig gereageerd.

"Het spijt me, ik reageerde te heftig jullie wilden me alleen maar helpen",zei ik zuchtend excuserend.

Lumière keek weer glimlachend naar me terwijl Pendules ogen van staal naar me keken, bijna emotieloos.

"Het spijt ons dat u hier doorheen moet gaan", zei hij oprecht gemeend.

Ik glimlachte naar hen. Ze gaven me weer sein te volgen, wat ik deed. We stonden voor twee klapdeuren met gouden deurknoppen.

Terwijl ik de deur opende mompelde ik stil:"Het is niet jullie schuld", maar in mezelf dan naar hen toe, alsof ik nog bevestiging nodig had.

Weer kwamen we in een gang die in plaats van donker was, zoals de andere, zeeblauw beschilderd was met gouden takjes die over de muren kropen.

Op het einde van de gang was een raam waar de zon krachtig doorscheen, waardoor de kristallen aan de kleine kroonluchters glinsterden.

De gang had vier deuren. 2 links en 2 rechts en tussen die twee stonden op gelijke afstand  tafeltjes tegen de muren met oude hortensia's die al bijna bruin werden, maar toch zag het er mooi uit als geheel. Ook de poten van de tafeltjes waren in goud gehuld.

Pendule en Lumière gingen naar de laatste deur aan de rechterkant.

Lumière maakte een hoge sprong om de deurklink naar beneden te duwen. De deur klikte open en leidde naar een verbazingwekkend grote kamer.

De kamer had eveneens een turquase kleur en het plafont was meters hoog met dunne slierten goud verspreid over het oppervlak.

Ik was er zeker van dat ik sommigen kon aanraken.

Het was zo mooi, alsof de hemel vlak boven me lag en ik mijn handen ernaar kon reiken en zo een ster kon vastgrijpen. De kamer was nog groter dan de oppervlakte van ons hele huisje.
E

en ronde kamer met 2 vlakke muren, een waar de deur instond die ik net had geopend en de muur rechts van me, waarschijnlijk omdat er nog een kamer naast lag. De gebogen muur was gemaakt van dik glas met aan de randen bordeaux rode gordijnen.


Het glas was tot op het hoekje bedekt met vorst. In het midden vormde het glas twee klapdeuren die leidden naar en balkon waarvan de reling verhuld was met klimop.

Het oogde niet als onkruid, maar alsof het alles juist afmaakte. De gouden slierten liepen op de muren over naar dezelfde gouden takjes als die in de gang.

"Het is prachtig", zei ik verbaasd. In de rechtermuur was een opening, waarschijnlijk de badkamer.

Ook stond er een babyblauwe kast, die ook omlijst leek met goud.

Onderaan waren drie laden en boven twee klapdeurtjes. Ik keek toe naar het hemelbed dat tegen de glazen muur stond, het gordijn kon de twee nog net scheiden.

Op het hemelbed lag een sneeuwwitte kat te spinnen. Zijn poten en staart vervaagden naar zwart evenals zijn oren en zijn neus en ogen. Ik liep naar het diertje toe. Ze deed haar oogjes open.
Blauw.
De heilige birmaan, ik had erover gelezen. Hij werd ontdekt in Parijs.

Oh... Parijs.

Even schrok ze tot ik mijn hand naar haar snoetje bracht en ze eraan snuffelde.
D

e lucht die uit haar neusje kwam kietelde op mijn huid. Ze ging weer rustig liggen en ik begon haar rustig te strelen terwijl ik me naast haar plaatste.


"Is iedereen hier een voorwerp. Geldt het ook voor dieren?", vroeg ik zonder mijn blik van het beestje los te laten.

"Alleen de meester en de inwoners van dit kasteel zijn vervloekt en ja het geldt ook voor dieren. Deze kat is hier gewoon binnen geslopen toen we al....", de rest van Lumières stem viel weg.

Ik kon het einde wel al raden. Toen ze al een voorwerp waren...
Maar hoe?

De vraag die ik me al stelde toen ik op het domein kwam en nog steeds wist ik het antwoord niet. Ik stond weer op met de kat in mijn armen. Spinnend op mijn borst.
Ze had geen enkele tegenspraak .

Ik keek wat rond en bleef staan voor de kast. Het was een prachtig staaltje werk. Ik wist dat vader dat ook zou vinden, al de voorwerpen hier. Opeens vlogen de twee klapdeuren open en ik schrok me rot.

De kat ook, want ze zette haar klauwen uit en sprong zo uit mijn armen en kroop onder het bed.

"O God! Een meisje! Een prachtig mooi meisje! Op jou heb ik gewacht", haar ... handen gemaakt van goud omlijsten mijn gezicht en knepen er zo wat in om het te onderzoeken.

"Ik maak iets prachtig voor jou" Ik draaide me naar de kandelaar en klok toe met een vragend gezicht.

"Belle, dit is Madame De Garderobe. Ze zorgt voor de juiste kledy en is een sublieme operazangeres"

Ja, haar stem klonk inderdaad heel zangerig en hoog.

Toen ik me weer naar haar toe draaide was ze voorover gebogen en hoorde ik een snurk.

"Ze heeft wat slaapproblemen. De vloek maakt ons steeds zwakker tot er niks meer van ons overblijft", beantwoordde Pendule mijn verbaasd gezicht.

"Vloek? Wat voor een vloek?" Lumière gaf hem een tik op zijn klokkast.

"Daar hoef jij je geen zorgen over te maken, mademoiselle. We laten u nu maar even alleen in u vertrek", zei Lumière achteruitlopend met Pendule op z'n hielen. Ze sloten de deur en lieten me weer achter , net zoals in de cel.

Wat maakte deze ontzettend mooie kamer van verschil.
Och, zo mooi.

Het was alsof de rest van de gangen opgeslokt waren in duisternis, maar als je andere kamers en deuren opende de zon de duisternis wegjoeg.

Ik sprong op bed en de stilte bekroop mijn lichaam. En weer was ik alleen achtergelaten in een doolhof vol leugens, raadsels en leegtes. En niemand die me de weg wees.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top