VI. We are all we need

Hij moest uiteindelijk zijn weggedommeld want Steve porde hem zachtjes wakker. 'Tony, Tony! We moeten opschieten! Het is half zeven.'

Het liefst was hij blijven liggen, had de trein gelaten voor wat het was. Deze nacht in New York was hem goed bevallen, en hoewel hij vijfentwintigduizend dollar was verloren en een inhalige dief best wel eens een aanzienlijk bedrag van een van zijn bankrekeningen kon hebben gehaald, had hij deze ervaring voor geen goud willen missen, zelfs niet nu hij op het punt stond de gevolgen te ondervinden van zijn korte avontuur.

'Sorry,' piepte hij automatisch, nog half in dromenland. Hij had te kort geslapen om uitgerust te zijn, maar lang genoeg om doodmoe wakker te worden. 'Sorry, ik had op de tijd moeten letten.' Zijn stem was zwak, te verontschuldigend voor de persona die hij zichzelf had aangemeten in de ogen van het publiek. Steve leek door te hebben dat hij meer uit angst de verontschuldigingen had geuit dan vanwege het feit dat het hem speet. Waarom zou het hem spijten? Het was niet alsof ze een wekker hadden gezet.

'Gaat het wel?' Blondie stopte met het bijeenrapen van hun sokken en schoenen.

'Huh?'

'Je zei- Het leek wel of-' De woorden stierven op Steve's lippen. Vlug schoof de man zijn sokken om zijn voeten, deed alsof hij van niets wist.

Tony was dankbaar dat de spierbundel niet verder aandrong, niet vroeg waarom hij hees een verontschuldiging had gemompeld terwijl hij tijdens hun hele avontuur nooit ergens sorry voor had gezegd, niet voor het geld dat de ander aan hem kwijt was geweest en niet voor het ongemak dat hij moest hebben gevormd voor deze aardige vreemdeling.

'Als we opschieten haal je de eerste trein naar Washington nog!' Steve hield de deur van het motel voor hem open. Hij leek geen moment te twijfelen welke kant ze op moesten. Stark wandelde vlug achter de man aan de New Yorkse ochtend in.

Het was niet ongemakkelijk geworden tussen hem en Blondie. Ze hadden de nacht gedeeld, Tony had een blik mogen werpen in het leven dat deze vreemdeling leidde, en nog viel er geen vervelende stilte over ze heen nu ze zelfs samen een bed hadden gedeeld.

Zou dit tellen als overspel? Stark keek op naar de man naast hem. Zou Pepper woedend worden zodra ze over Steve hoorde? Zou ze met de glazen gooien en met de deuren slaan? Ze hadden alleen geslapen, samen in een bed als twee blutte backpackers die ver van huis waren geweest met alleen elkaar als gezelschap. Steve had hem geholpen de nacht door te komen in een vreemde stad. Zou dat genoeg zijn om Pepper door het lint te laten gaan?

'Zit er iets op mijn gezicht?' Blondies hand ging naar zijn mondhoek.

'Nee, nee.' Tony glimlachte voorzichtig. 'Ik dacht na, meer niet.'

'Is het interessant?' Steve trok zijn schouders op om zich te beschermen tegen de koude van de morgen.

'Wat?'

'Je gedachten.'

Stark overwoog wat hij tegen de man wilde zeggen, of hij überhaupt wel wilde beginnen over alle ellende die zijn drukke leven overschaduwde 'Nee,' zei hij plichtsgetrouw, 'Nee.'

'Maar het zijn jouw gedachten.' Steve's ogen glunderden. 'Er is toch zeker wel iets dat het noemen waard is?'

'Neh.' Hij bleef even stil alsof hij diep nadacht. 'Nee, ik denk het niet hoor.'

Ze bestelden een vet ontbijtje bij een plaatselijke McDonald's op aanraden van Steve: 'Als je nu niets eet, kom je straks verhongerd aan in Washington, Tony.'

Tony. De billionaire had gemerkt dat Steve zijn naam meer en meer was gaan gebruiken. Vond de man zijn naam mooi? Wilde hij het graag nog vlug een paar keer zeggen voordat de enige Tony die hij kende weer uit zijn leven verdween? Hij wist het niet, kon alleen gissen terwijl hij een klef pannenkoekje in zijn mond propte.

Veel te snel doemde Grand Central op in de verte. Tony merkte dat hij langzamer ging lopen naarmate ze dichterbij kwamen. Hij wilde niet dat deze beleving met Steve eindigde. Hij wilde het liefst nog even blijven staan, nog even naar Blondies verhalen luisteren. Hij was iets minder bang geworden voor de mensen die hem opwachten aan de andere kant van de treinreis. Hij voelde zich wat vrijer nu hij de lucht buiten zijn gesloten leefwereld naar hartenlust had kunnen inademen.

'Het lijkt erop dat onze paden hier scheiden.' Steve bleef voor de ingang van het station staan.

'Ga je niet mee naar binnen?'

'Ach Tony.' Hij strekte zijn arm uit, nam voorzichtig Starks hand vast. 'Ik denk dat je het vanaf hier prima alleen af kan.' Hij boog in de richting van de kleinere man. 'Vaarwel, Mr Billionaire,' grapte hij luchtig.

Tony realiseerde zich plots hoeveel tijd hij daadwerkelijk nog over had. 'Ciao, Blondie,' zei hij vlugger dan hem lief was. Het vertrouwen dat hij zonet nog in zichzelf had gehad, was verdwenen als sneeuw voor de zon. Hij herinnerde zich Peppers woede, de woorden die nu vast lagen te branden op Obies tong. Hij zag plots weer voor zich welke consequenties dit avontuur zou hebben, welke laatste beetjes vrijheid hem straks zouden worden afgenomen.

Hij schoot Grand Central binnen, struikelde de trappen af. Wanhopig scande hij de informatieboorden, drong zich tussen de eerste vroege reizigers door.

De metro stond op spoor zes op hem te wachten. Hij cirkelde om een betonnen paal heen en ontweek twee vriendelijke mannen. Met een laatste zucht stapte hij door de sluitende deuren van de wagon.

Hij vond een plekje bij het raam. Iets knisperde in zijn jaszak. Hij haalde een verkreukeld papiertje tevoorschijn. Intens staarde hij naar wat erop stond. Diep binnenin hem verroerde iets, spreidden vleugels waarvan hij was vergeten dat zijn geest ze bezat. Verrast keek hij om toen hij meende een flard van zijn naam te horen. Hij keek door het raam van de vertrekkende metro naar buiten.

Daar, op het perron, tussen de vroege New Yorkers, worstelde Steve zich achter de trein aan. 'Tony!' schreeuwde de blonde spierbundel voordat de metro de tunnel in verdween, 'Tony!'



Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top