Tiwex

Ik durfde amper om de hoek van de deurpost te kijken, bang als ik was voor wat ik zou zien. Ik had een vaag idee wie er in de controlekamer stonden; Loki, iemand die qua stem best eens de dubbelganger van Tony Stark had kunnen zijn, en een erg jong iemand, waarschijnlijk een meisje.

"Nog even en hij bestaat niet meer." Zei Loki triomfantelijk. Zelfs hier kon ik zijn genoegen voelen.

"Ja, en dat hebben we allemaal aan hem te danken." Reageerde het meisje opgewonden.

Ik hoorde ze een high five geven.

"Inderdaad." Stemde de God van Onheil in. Er werden wat stappen gezet. "Ik zal hem wel gaan missen, onze Killing Soldier."

"Ik ook, maar we moeten hem wel elimineren. Het probleem laten rondlopen, kan ons de kop kosten."

"De Tiwex doet zijn werk. Iedere werkelijkheid, elke tijdslijn zal geen enkel spoor meer van hem bezitten."

Ik luisterde niet naar de rest van de conversatie die Loki Laufeyson en zijn vrouwelijke handlanger hielden. Mijn brein maakte overuren. Hoezo 'niet meer bestaan', en dat dan in iedere werkelijkheid en elke tijdslijn? Het plaatje in mijn hoofd begon weer uitelkaar te vallen. Er ontstonden barsten, gaten en er kwamen zelfs delen bij. Alle puzzelstukjes ontsnapten, koppelden zich los en renden weg. Tiwex. Wat was een Tiwex?
"Sir." De vreemde versie van Tony's stem zei weer eens iets. Er viel een stilte. Hij leek te wachten op permissie om te mogen spreken, en na een paar minuten leek hij die eindelijk te hebben gekregen. "Een vreemde aanwezigheid."

Mijn hart sloeg een slag over. Ik hapte naar adem. Hij kon me niet gezien hebben. Dat was onmogelijk. Hoe kon hij dan weten dat ik hier was?

"De gebruikelijke routine." Commandeerde Loki verveeld.

"Opsporen en uit de weg ruimen?" Vroeg de man voor bevestiging.

"Meisje, waarom vraagt hij naar de bekende weg?" Vroeg Laufeyson uit de hoogte.
"Geen idee, meneer." Mompelde de vrouwenstem onderdanig. "Ik ben bang dat hij sentimenteel begint te worden."

"Neem hem over, en klaar het klusje, voordat hij problemen levert." Droeg de God zijn handlanger op. "Na een moord weet hij altijd weer wie hier de baas is. Zorg dat hij gehoorzaam blijft, en de zaken onmenselijk afhandelt."

Ik kreeg een vreemd voorgevoel. Zoiets als dit had ik nog nooit gehad. 'De zaken onmenselijk afhandelt', kon maar één ding betekenen; de doden onteren. Ik struikelde achteruit, weg van de deur. Puzzelstukjes kwamen weer binnen bereik. Mijn hersenen wisten er een paar aan elkaar te leggen, waardoor ik een klein deel van het plaatje had. De Killing Soldier was gelijk aan de Winter Soldier, maar de breinwasser was anders. Barnes had betrekking gehad op Hydra. Deze killende soldaat was in dienst van Loki, en onderdeel van een groter plan. Hij was een marionet, de God zijn speler.

Ik draaide me om, en begon te rennen. Het kon me niet meer schelen of hij me kon horen, of had gezien. Hij kon me voelen, en dat was duidend maal erger. De Killing Soldier leek wel helderziend. Nog nooit had iemand een confrontatie met hem overleefd. Ik wilde dat record niet verbreken. Ik wilde er niet eens mee in aanraking komen.

Ik verstopte me om de hoek van een donker gangetje. Diepe, luide laarzen klotsten hun gestamp door de Helicarrier. Ik wist dat de jacht was geopend. Het kat en muis spel was begonnen, met mij in de rol van de prooi. Ik had me dit allemaal heel anders voorgesteld. Dit had geen uitzondering moeten zijn op eerdere missies.

Ik overwoog om voor backup te bellen, maar had niet het idee dat mijn team me hiermee zou kunnen helpen. Ik betwijfelde of zij nog wel in leven waren. Vanochtend, niet meer dan een uur of twee geleden, had ik Rogers nog gezien. Hem kon toch niet in zo'n korte tijd iets overkomen zijn? Hetzelfde gold voor Clint, Thor en zelfs Bruce Banner wist zichzelf aardig te redden. Maar als ik het gezwets van daarnet mocht geloven, was dit alles onderdeel van een groter, veel gevaarlijker plan. De Avengers konden dit - tot mijn grote spijt - best eens een keer niet tot een goed einde brengen. Zelfs de grootste helden hadden hun ups en downs. Dit kon best wel eens het einde betekenen, voor ons allemaal.

Ik schuifelde verder de schaduwen van de verduisterde gang in. Het gestamp van de - ik was er bijna honderd procent zeker van - legerlaarzen naderde zenuwslopend langzaam. Ik hoorde gerinkel. Wapens die tegen elkaar aankwamen, messen die vrolijk klingelden, een stevige riem die steeds over de broek heen gleed.

Angstzweet vormde zich op mijn voorhoofd. Nog even en ik zou face to face komen met de enige echte Killing Soldier. Bevend probeerde ik mijn zelfvertrouwen bij elkaar te houden. Ik moest niet in elkaar zijn gezakt, nog voordat ik hem ook daadwerkelijk zou hebben gezien.

"Joehoe!" Werd er geroepen. "Meiske! Waar zit je?"

Ik besloot niet te reageren, en me stil te houden.

"Kom maar gewoon tevoorschijn!" Galmde de basstem door de gangen. "Ik zal snel proberen te zijn, al betekent dat bij mij een langzame, pijnlijke dood!"

Ik bleef zwijgend op mijn plek staan, en verroerde geen vin.

"Gevonden!" Hij verscheen opeens om de hoek. Zijn ogen zochten me op. Ze toonden geen enkele emotie, terwijl de afstand die zich tussen ons bevond door hem werd verkleind. Onwillekeurig gleed mijn blik naar zijn linkerarm. De mouw was er helemaal afgescheurd. Ik nam aan dat dat bij een worsteling was gebeurd. Waar ik een potige arm van vlees en bloed had verwacht, zat metaal. Een prachtig, mooi afgewerkt, ultramodern stuk metaal in de vorm van een exact kloppende mensenarm. Hij bewoog de vingers van de robotarm. Er verschenen scherpe weerhaken op zijn ijzeren knokkels, en grotere uitgaven van kattennagels schoten uit zijn vingertopjes. Hij glimlachte lieflijk naar me, maar het aardige bleef achterwege. "Mij is altijd geleerd," Hij bracht zijn pantserarm naar achteren. "dat doden niet meer zijn dan bijkomende schade." Met een ongekende kracht bracht hij zijn vuist in mijn richting.

Ik dook weg, en hij raakte met volle kracht de muur. Puin dwarrelde op ons allebei neer. In de mist zag ik iets bekends; een lichtcirkel.

Het puin trok op, en ik stond weer oog in oog met de soldaat. Hij trok zonder veel moeite de weerhaken los uit de muur, en deed nog een logge poging me te raken. Ik danste sierlijk opzij. Op deze manier kon ik mijn dood nog wel een tijdje uitstellen. Hij moest mijn glimlach hebben gezien, want ook hij begon te grijnzen.

"Dit vind je wel leuk, hè?" Hij knakte zijn vingers. "Dat is mooi, want ik houd me in. Het is niet leuk, als ik je niet eerst de kans geef weg te vluchten."

Ik gaf hem een klap tegen zijn normale, rechterarm. Hij gaf geen kik. Zelfs zijn ogen knipperden niet.

Zijn ogen.

Ik verstijfde.

Onmogelijk.

Ik staarde in een hazelnootbruin oog, en een rood robotoog, dat al mijn bewegingen haast wel moest registreren. Aan de hand van die informatie dacht hij natuurlijk een volgende logische stap uit. Daarom versloeg hij mensen, en schrok hij niet terug van mijn tegenaanvallen. Hij had ze zien aankomen, nog lang voordat ik ook maar had overwogen de actie uit te voeren.

Ik sprong weg wanneer zijn arm weer op me af suisde. Snel probeerde ik hem te verrassen met wat snelle uitvallen. Ik leek hem niet eens te raken. Hij weerde alles zonder enige moeite af.

"Bukken!" Brulde iemand opeens in mijn oor.

Ik dook ineen, en ontkwam op het nippertje aan een allesvernietigende aanval van de Killing Soldier. Hij stuntelde verbaasd achter zijn missende hand aan. Zijn voeten bleven achter mijn ineengedoken lichaam hangen, en hij struikelde over me heen. Vloekend kwam hij neer. Meteen sprong hij weer op.

"Links! Rechts!" Werd er herhaaldelijk tegen me geroepen. Ik sloot mijn ogen, en volgde de orders op. Mijn tegenstander bleef missen, maar ook op deze onverwachte hulp die ik had, leek hij te kunnen inspelen. Hij maakte wat schijnbewegingen, waar mijn onzichtbare hulp niks op terug had. Zijn aanwijzingen klopten niet altijd meer, en de Killing Soldier wist me meerdere malen te raken.

"Shit!" Gilde ik gefrustreerd. Tranen sprongen in mijn ogen. De soldaat had mijn schouder pijnlijk geraakt. Een onaangename, verlammende tinteling verspreidde zich door de rest van mijn arm. Ik zakte op de grond, en wrong me langs zijn benen heen. Mopperend krabbelde ik van de grond. Hij wilde me vast grijpen, maar miste me op een haar na. Doodsbang rende ik weg van hem. Ik keek niet eens waar ik heen rende, en dacht er ook niet al te veel over na.

"Hé!" Riep hij me na. "Wacht nou!"

Ik negeerde het. Angstig zocht ik naar een schuilplaats. "Holmes!" Riep ik verstrooid, terwijl ik stond te twijfelen op een kruising. Overal liepen gangen. Ik kende de Helicarrier op mijn duimpje, maar door de gebeurtenissen die zich in mijn hoofd hadden afgespeeld. Het tripje naar Budapest, waarvan ik niet meer zeker wist of het een droom was geweest of niet. De ontmoeting met Stephan Strange. De bezoeken aan verschillende werkelijkheden. Leek alles zo onwerkelijk. Niks was nog wat het leek. Ik durfde niet eens met zekerheid te zeggen of ik nog in leven was of niet. Misschien was mijn leven wel een illusie geweest, en viel die nu langzaam uit elkaar.

"Sherlock!" Ik gokte op de linker gang, en spurtte verder. "Stark?" Ik keek zoekend om me heen. Niks. Geen spoor van de twee geestverschijningen.

"Natasha, kalmeer." Een hand nam mijn schouder beet. Ik schrok terug.

"Ik ben het maar." De brutale, schuine glimlach van Tony begroette me. Zijn bruine ogen stonden bezorgd. "Gaat het wel?" Hij raakte met zijn vingertoppen mijn slechte arm aan. "Laat me je helpen." Zijn stem klonk aardiger dan ooit tevoren. Teder streelde hij de mouw van mijn pak. Ik voelde het tintelgevoel afnemen, en uiteindelijk helemaal verdwijnen.

"Wow." Ademde ik verbijsterd.

Hij tikte mijn neus aan. Zijn grijns was verdwenen, en zijn ogen stonden nu donker. Ik proefde bloed op mijn lippen. "Superschurken mogen niet overal wonen, weet je?"

Ik herinnerde me vaag de zin. Ik had hem ergens eerder gehoord. De vraag was alleen waar? Of beter gezegd; wanneer?

Plots haalde de miljardair naar me uit. Ik dook weg, en stommelde achteruit. Hij lachte duivels, waarna hij krijste, en zich tegen de muur liet zakken. Zijn stem was zwak, wanneer hij weer sprak: "Holy shit. Wat was dat?" Hij probeerde oogcontact te maken. Ik ontweek het, niet bereid hem nog te vertrouwen. "Heb ik je pijn gedaan?" Hij kroop naar me toe. "Please, help me." Hij haalde schurend adem. "N-nog even, en alles is voor niks geweest."

Ik draaide me van hem af, en liet hem liggen. Hij kromp in elkaar, en hoestte bloed op. Het glinsterde rood, maar ik gaf geen kik. Vanaf een afstand keek ik naar hem, terwijl hij de ene na de andere persoonlijkheid uitvoerig leek uit te beelden.

"Tasha, het verband!" Jammerde hij. Zijn handen probeerden de Ac-Reactor in zijn borst te controleren, maar gingen dwars door hem heen. "Z-ze wissen me..." Hij kreunde. "O-ons..."

Meer hoorde ik niet. Hij was verdwenen, opgelost als ochtendmist in de middagzon. Ik keek naar de bloedplas. Mijn maag draaide zich om, maar ik verbood mezelf over te geven.

Wat was begonnen? The beginning of the end?

Een handpalm raakte mijn slaap. Ik werd opgevangen door twee krachtige armen, één van vlees en bloed, de ander van metaal. Mijn zicht werd zwart, en ik voelde dat ik werd meegevoerd door duisternis.

Gelukkig was dit niet de duisternis zoals voorgaande keren. Ik zou niet verdwalen in de realiteit. Ik zou hier blijven, met beide benen op de grond.
Als je de Helicarrier tenminste als grond mee liet tellen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top