XXXIX
Sienna slenterde door het bos. Ze voelde zich radeloos en eenzaam. Ze had niets meer, geen thuis, geen ouders, geen dorp, niemand zoals zij. Ze was alleen.
Bijna wilde ze bij de pakken neer gaan zitten, maar toen herinnerde ze zich Conans brief. In het laatste stukje hadden instructies gestaan. "Wanneer het tegen zit, loop langs de kreek en je snapt wel wat ik bedoel."
Het zat nu wel behoorlijk tegen. Misschien moest ze maar zijn advies opvolgen. 'Oké dan,' fluisterde ze tegen de bomen. 'Tijd om naar de kreek te gaan.' De kreek liep langs het dorp, dus die was niet zo moeilijk te vinden. Ze had geen idee waar ze moest zijn, alleen bij de kreek, alleen het waterstroompje was best wel lang.
Ze liep naar de kreek en keek naar het water. Het was mooi, helder water. Ze kon het niet laten en stapte in de kreek. Het water was koud, maar ook wel weer lekker verfrissend. Ze volgde Conans advies op en liep door de kreek ergens heen. Ze had geen idee waarheen, maar ze volgde maar het water. Ze wist dat de ene kant uitkwam op een waterval met een meer en de andere kant een ander meer.
Ze liep door de kreek en langs de kreek, net zo lang tot ze iets zou tegenkomen. Geen idee wat of wie ze zocht, volgens Conan zou ze er wel achter komen. Wat als dat een leugen was?
Een halve dag lang, liep ze langs de kreek. Ze had geen idee hoe lang ze nog moest lopen, maar ze was er wel klaar mee. Er was niets en er zou ook niets meer komen.
Ze stond op het punt om zich om te draaien, toen ze achter de bosjes iemand zag zitten. Was dat degene die ze zocht? Voorzichtig liep ze naar hem toe. Het was een man, net iets jonger dan haar vader was. Hij zat te vissen in de kreek, in het diepe gedeelte. Hij zat aan de waterkant met een hengel. Vredig staarde de man in het water.
Sienna liep dichter naar hem toe, tot ze ongeveer tien meter van hem vandaan stond. Ze wist niet of ze iets moest zeggen of dat ze maar moest blijven staan.
Toen keek de man op en zag haar. Een lach verscheen op zijn gezicht. 'Ah, jij bent vast Sienna,' zei de man. Sienna knikte wat ongemakkelijk.
De man stond op, borg zijn spullen op en liep naar me toe. 'Ik ben Deegon en ik ben de Alpha van de roedel.'
Roedel? Alpha? Waar ging dit heen? Sienna kreeg het warm, maar ze vertrouwde deze man wel. Hij had iets veiligs om hem heen. Iets wat erg goed en vertrouwd voelde.
'Ik kreeg al een bericht van Conan dat je eraan zou komen.' Hij glimlacht. 'Je bent van harte welkom in de groep.'
Sienna staarde de man sprakeloos aan. Hij wist dat ze zou komen? Nog steeds begreep ze het niet. Waren er meer zoals zij, behalve Conan?
'Ik zal je de Grey Valley laten zien.'
Grey Valley? Er was een plaats waar ze woonden? De man liep weg van de kreek het bos in. Sienna volgde aarzelend. De man liep voorop en Sienna volgde hem.
Het was niet eens zo ver lopen. Al die tijd had er een ander dorp n het dal gelegen en niemand wist er vanaf. Het was niet eens zo ver weg van het dorp waar Sienna uit kwam.
Deegon stopte, toen hij bij de boomgrens aankwam. Sienna stopte naast hem en keek naar beneden, het dal in. Ze stonden bovenaan op een heuvel. Beneden in het dal stonden hutjes. Ze zag mensen lopen. Vrouwen met manden, mannen met paarden, kippen, boomstronken... Er waren zelfs kinderen. Een heel dorp, waar niemand wat vanaf wist.
'Dit is de vallei van onze roedel,' zei de man. Met trots keek Deegon naar het dorp, zijn dorp, waar hij de Alpha van was. 'Welkom thuis, Sienna.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top