XXV

Met een zucht klapte ze het boekje dicht. Zestien jaar aan verhaal stond erin. Ze lachtte. Ze wist dat Rowan dit ook had gedaan. Zijn boekje was ook gevonden, mogelijk zou het hare ook gevonden worden. Ze hoopte dat niemand het zou vinden, maar ach... wat maakte het nog uit?

Ze bekeek het boekje in haar handen. Ze had, toen ze jong was, geprobeerd het leer rood e maken, maar het was mislukt. Het zag er nu uit, alsof iemand behoorlijk gewond was geraakt.

Ze vond het maar moeilijk, dat vandaag alles zou eindigen. Vanaf het moment dat ze kon schrijven, vond ze dat ze het moest vastleggen. Ze had geen idee wat het doel ermee was, maar zij moest het ergens kwijt.

Ze legde het boekje onder de boomstam neer, daar waar Rowan het ook neer had gelegd. Ze voelde zich meer verbonden met Rowan dan ieder andere jongere in het dorp. Iedereen keek haar aan, alsof ze een ziekte had, alsof zij de duivel was, terwijl ze niets had gedaan. Ook al was Rowan degene die haar dit had aangedaan, hij en zij hadden iets gemeen: hun haar.

Ze keek naar boven, naar de zon, de blauwe lucht, wolkenloos. Het was nog maar ergens in de middag, dat betekende dat ze nog een halve dag over had. Een halve dag. Dat was lang niet genoeg om alles te kunnen doen. Ze wilde ook moeder worden, ze wilde ook een vriend en een huis krijgen, maar die kans zou ze nooit krijgen.

Ze stond op, ze had hier al lang genoeg gezeten. In een rustig tempo liet ze naar huis. Haar witte jurk, die haar moeder voor haar verjaardag had gemaakt, zat onder het mos, modder en spetters, maar dat was niets nieuws. Vaak mopperde haar moeder dat ze mos in haar haar had, of dat er mos op haar nieuwe jurk zat. Maar ach, wat maakte het nu nog uit. Er zou geen modderjurken meer komen, geen mos meer, geen morgen meer.

Ze liep over het grindpad naar haar huis. De bomen werden dunner, de huizen doemden her en der op. Ze kwam thuis. Ze liep het dorp in, daar waar de bomen ophielden en de huizen begonnen.

Her en der waren mensen buiten. Ze liep langs het slachthuis. 'Geniet van je laatste uren!' riep Chester haar na. Hij hield een bloederige poot in zijn hand, van iets dat leek op een koe. Sienna probeerde het te negeren, ze probeerde vooral niet te voelen, maar zijn woorden kwamen binnen. Ze sneden als messen haar hart open en lieten het bloeden. Het deed pijn. Woorden deden pijn.

Met gebogen hoofd rende Sienna naar huis. Negeerde iedere opmerking die naar haar toe werd geslingerd. Ze rende en rende en rende, tot ze thuis kwam. Ze gooide de deur open. Het was donker binnen, op het flakkerende vuur na. Haar moeder zat voor de openhaard te breien. Hun huis stond in de schaduw van een grote eik, wat er altijd voor zorgde dat het huis donker was, zelfs in midzomer.

'Hé Sienna,' zei ze, terwijl ze nog een rand maakte.

'Hoi,' antwoordde ze mat. Ze was niet in de stemming voor een vrolijk gesprek, niets aan dit alles wat positief.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top